H
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 april 2009
Op 10 februari 2009 heeft uw Kamer een drietal moties (waarvan twee
met algemene stemmen, en een met slechts één tegenstem) aangenomen
met betrekking tot de wijze waarop de leden van de Eerste Kamer worden verkozen.
In deze moties wordt de regering verzocht wetgeving te bevorderen:
– waarmee de voorkeurdrempel (voor de verkiezing van de Eerste Kamer)
wordt verhoogd tot 100%;
– waardoor lijstverbindingen (bij Eerste Kamerverkiezingen) niet
meer ná de verkiezingen van de Provinciale Staten kunnen worden aangegaan;
– waardoor de verkiezingen van de Eerste Kamer in alle Provinciale
Staten op hetzelfde tijdstip plaatsvinden.
Zoals ik u al in mijn bijdrage aan het debat hierover op 3 februari
2009 heb toegezegd, heb ik de uitspraken van de Kamer met betrekking tot de
aanpassing van de regelgeving voorgelegd aan het kabinet. Ik kan u thans berichten
dat het kabinet instemt met het aanpassen van de Kieswet in lijn met bovenstaande
moties. Ik licht onderstaand kort de visie van het kabinet op de door uw voorgestelde
wijzigingen toe.
De voorkeurdrempel
Het verhogen van de voorkeurdrempel voor de verkiezing van de leden van
de Eerste Kamer betekent dat alleen kandidaten die minimaal het aantal stemmen
halen dat nodig is voor het behalen van een zetel(dus een aantal stemmen gelijk
aan de kiesdeler) kunnen worden verkozen met doorbreking van de lijstvolgorde.
Hiermee wordt voldoende recht gedaan aan de mogelijkheid van de leden van
Provinciale Staten om een voorkeurstem uit te brengen. Het individuele belang
van een lid van Provinciale Staten om bij deze verkiezing een voorkeurstem
uit te brengen en het belang van de samenstellers van de lijst om te komen
tot een evenwichtige fractie, komt hierin op evenwichtige wijze samen.
Tijdstip van aangaan van lijstcombinaties
Het vervroegen van het tijdstip van kandidaatstelling en daaraan gekoppeld
het aangaan van lijstcombinaties voor de Eerste Kamerverkiezingen tot een
tijdstip vóór de verkiezing van Provinciale Staten heeft tot
gevolg dat het niet meer mogelijk is op grond van de resultaten van de Provinciale
Statenverkiezingen de uitslag van de Eerste Kamerverkiezing te sturen door
het al dan niet aangaan van een lijstcombinatie. Het kabinet deelt de mening
van de Kamer dat dit sturen van de uitslag een ongewenst neveneffect is van
de huidige regeling. De voorgestelde wijziging heft dit ongewenste neveneffect
op terwijl het uitgangspunt van de regeling onaangetast blijft.
Vaststellen tijdstip van de verkiezingen
Zoals ik al in mijn brief van 17 juni 2008 heb gesteld, staat het
kabinet positief tegenover het wettelijk vastleggen van het tijdstip waarop
de Eerste Kamerverkiezingen plaatsvinden.
Concreet betekent dit dat de artikelen Q 4 (tijdstip van kandidaatstelling),
T 1 (dag en tijdstip waarop stemming plaatsvindt) en U 15, derde lid (toewijzing
zetels aan kandidaten) in elk geval zullen worden aangepast.
Tijdspad
Uw Kamer heeft er op aangedrongen dat bovenstaande wijzigingen zullen
worden gerealiseerd op een zodanig tijdstip dat zij bij de komende verkiezing
voor de leden van de Eerste Kamer in werking zijn getreden. Deze vinden plaats
in mei 2011. Met het oog op de vervroegde kandidaatstelling is het dan nodig
dat de betreffende wetgeving uiterlijk op 1 januari 2011 in werking treedt.
Het wetsvoorstel waarin deze wijzigingen worden voorgesteld, wordt momenteel
voorbereid. Ik zal mij inzetten om het wetsvoorstel rond de jaarwisseling
bij de Tweede Kamer in te dienen. Bij de indiening zal ik de Tweede Kamer
verzoeken tot spoedige behandeling van het voorstel over te gaan.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten