31 221
Wijziging van de Wet luchtvaart ter implementatie van richtlijn nr. 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning van luchtverkeersleiders (PbEU L 114)

A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

6 maart 2008

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet luchtvaart te wijzigen in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning van luchtverkeersleiders (PbEU L 114);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:

A (Vervallen)

B

Artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «bedienen» ingevoegd: , luchtverkeersdiensten te verlenen of een grondstation of een mobiel station in de luchtvaartmobiele band, waarvoor een vergunning is vereist als bedoeld in artikel 3.3 van de Telecommunicatiewet, te bedienen.

2. In de aanhef van het tweede lid wordt na «burgerluchtvaartuig» ingevoegd: , het verlenen van luchtverkeersdiensten of het bedienen van een grondstation of een mobiel station als bedoeld in het eerste lid.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Voor zover het eerste lid betrekking heeft op het bedienen van een grondstation of een mobiel station als bedoeld in dat lid, is het onverminderd artikel 1.2, eerste lid, eveneens van toepassing op het continentaal plat, bedoeld in artikel 1 van de Mijnbouwwet, voor zover dat buiten het vluchtinformatiegebied Amsterdam ligt.

C

Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat geeft op aanvraag een bewijs van bevoegdheid af, wanneer degene, die het bewijs van bevoegdheid heeft aangevraagd:

a. beschikt over een geldige medische verklaring;

b. beschikt over voldoende kennis, bedrevenheid en ervaring met betrekking tot het bewijs van bevoegdheid dat hij heeft aangevraagd; en

c. daartoe voldoende onderricht heeft genoten aan een door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat of door de bevoegde autoriteit van een door hem aangewezen staat:

1°. erkende, gekwalificeerde of geregistreerde opleidingsinstelling, of

2°. gecertificeerde opleidingsinstelling indien degene die het bewijs van bevoegdheid heeft aangevraagd een bewijs van bevoegdheid voor het verlenen van luchtverkeersdiensten heeft aangevraagd.

2. In het vijfde lid wordt na «bedienen» ingevoegd: , luchtverkeersdiensten te verlenen of een grondstation of een mobiel station als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, te bedienen.

3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

6. Het derde lid is niet van toepassing op bewijzen van bevoegdheid voor het verlenen van luchtverkeersdiensten. Bij algemene maatregel van bestuur wordt aangegeven welke bewijzen van bevoegdheid voor het verlenen van luchtverkeersdiensten Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan afgeven en welke bevoegdverklaringen Onze Minister op die bewijzen van bevoegdheid kan weergeven. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gesteld aan de bewijzen van bevoegdheid, bevoegdverklaringen en daaraan te verbinden machtigingen voor het verlenen van luchtverkeersdiensten.

7. Het eerste lid, onderdeel c, onder 2°, is niet van toepassing op degene die zijn taken uitoefent onder de verantwoordelijkheid van verleners van luchtvaartnavigatiediensten die deze diensten voornamelijk aanbieden aan andere bewegingen van luchtvaartuigen dan aan het algemeen luchtverkeer.

8. Onder algemeen luchtverkeer als bedoeld in het zevende lid wordt verstaan: alle bewegingen van burgerluchtvaartuigen, alsmede alle bewegingen van staatsluchtvaartuigen, met inbegrip van militaire, douane- en politieluchtvaartuigen, voorzover deze bewegingen worden uitgevoerd in overeenstemming met de procedures van het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109).

D

Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met het zesde lid tot het derde tot en met het zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Een bewijs van bevoegdheid of een bevoegdverklaring voor het verlenen van luchtverkeersdiensten kan eveneens worden ingetrokken in geval van:

a. grove nalatigheid tijdens het uitoefenen van het verlenen van luchtverkeersdiensten;

b. misbruik van het bewijs van bevoegdheid of de bevoegdverklaring.

2. In het nieuwe derde lid wordt na «bedienen» ingevoegd: , luchtverkeersdiensten te verlenen of een grondstation of mobiel station als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, te bedienen.

3. In het nieuwe vierde en het nieuwe zesde lid wordt «tweede lid» telkens vervangen door: derde lid.

E

In artikel 2.7, derde lid, wordt na «artikel 2.6, eerste lid, onder c of d,» ingevoegd: of tweede lid.

F

Na artikel 2.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.8a

1. Indien de houder van een bewijs van bevoegdheid, dat overeenkomstig richtlijn nr. 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning van luchtverkeersleider (PbEU L 114) door een andere lidstaat van de Europese Unie is verstrekt, binnen het vluchtinformatiegebied Amsterdam onder verantwoordelijkheid van een aangewezen instantie als bedoeld in artikel 5.13, 5.14 of 5.14a of een andere verlener van luchtverkeersdiensten als bedoeld in artikel 5.14b, eerste lid, luchtverkeersdiensten verleent, verstrekt Onze Minister van Verkeer en Waterstaat hem op aanvraag een gelijkwaardig bewijs van bevoegdheid als bedoeld in deze wet.

2. Bij ministeriële regeling kan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat regels geven met betrekking tot de procedure van aanvraag.

3. Een wijziging van richtlijn nr. 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning van luchtverkeersleider (PbEU L 114) gaat voor de toepassing van het eerste lid gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

G

Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Onverminderd het eerste lid kan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat een opleidingsinstelling ter verkrijging van een bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring voor het verlenen van luchtverkeersdiensten certificeren indien die opleidingsinstelling voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen.

2. Na het nieuwe vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Artikel 2.8 en het derde en vierde lid van onderhavig artikel zijn van overeenkomstige toepassing op het certificeren van een opleidingsinstelling als bedoeld in het tweede lid.

H

Artikel 2.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Onverminderd het eerste lid is het verboden luchtverkeersdiensten te verlenen dan wel een grondstation of een mobiel station als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, te bedienen, terwijl degene, die luchtverkeersdiensten verleent dan wel een grondstation of een mobiel station bedient, verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijze moet weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de vaardigheid voor het verlenen van luchtverkeersdiensten of het bedienen van een grondstation of een mobiel station kan verminderen, dat hij niet in staat moet worden geacht zulks naar behoren te verrichten.

I

Artikel 2.12 wordt als volgt gewijzigd;

1. In het vijfde lid wordt na «2.11» ingevoegd: , eerste lid,.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Het derde, vierde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op eenieder die luchtverkeersdiensten verleent of een grondstation of een mobiel station als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, bedient.

J

Artikel 5.14d wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het negende lid wordt na «luchtverkeer» toegevoegd: als bedoeld in artikel 2.2, achtste lid.

2. Het tiende lid komt te vervallen.

K

Artikel 5.16 komt te luiden:

Artikel 5.16

Onverminderd artikel 2.1, eerste lid, is het verboden luchtverkeersdiensten te verlenen zonder een daartoe verkregen opdracht van een bij of krachtens artikel 5.13, 5.14 of 5.14a aangewezen instantie of van een andere verlener van luchtverkeersdiensten als bedoeld in artikel 5.14b, eerste lid.

L

Artikel 5.17 komt te luiden:

Artikel 5.17

1. Een bij of krachtens artikel 5.13, 5.14 of 5.14a aangewezen instantie of een andere verlener van luchtverkeersdiensten als bedoeld in artikel 5.14b, eerste lid, houdt een registratie bij van de daadwerkelijk gewerkte uren van de houders van een bewijs van bevoegdheid voor het verlenen van luchtverkeersdiensten aan wie deze instanties een opdracht, als bedoeld in artikel 5.16 hebben gegeven.

2. Ten behoeve van het behoud van de geldigheid en de verlenging van een bewijs van bevoegdheid voor het verlenen van luchtverkeersdiensten kan Onze Minister om inzage in de registratie als bedoeld in het eerste lid verzoeken.

M

Artikel 5.17a vervalt.

N

Artikel 10.2, eerste lid, eerste volzin komt te luiden: Hoofdstuk 2, titel 2.1, en artikel 5.16 zijn niet van toepassing op luchtverkeersdienstverleningspersoneel van de krijgsmacht.

O (Vervallen)

P

Na artikel 11.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11.1b

1. De op basis van artikel 11.1, tweede lid, aangewezen ambtenaren kunnen de werkzaamheden en inspecties, bedoeld in artikel 14, zesde lid, van richtlijn nr. 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning van verkeersleiders (PbEU L 114) overdragen aan een houder van een erkenning als bedoeld in artikel 11.1a.

2. Een wijziging van artikel 14, zesde lid, van richtlijn nr. 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning van luchtverkeersleider (PbEU L 114) gaat voor de toepassing van het eerste lid gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Q

Artikel 11.8a wordt als volgt gewijzigd:

1. «artikel 5.16» wordt vervangen door: artikel 2.1, 5.16.

2. In de eerste volzin wordt «artikel 5.17» vervangen door «artikel 2.1, eerste lid,» en in de laatste volzin wordt «artikel 5.17» vervangen door: artikel 2.1, eerste lid.

R

Artikel 11.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, onder 2o, wordt «2.6, tweede lid» vervangen door: 2.6, derde lid.

2. In het eerste lid, onderdeel a, onder 5o, vervalt: , 5.17.

S

In artikel 11.10 komt onder verlettering van onderdeel k tot onderdeel d het oorspronkelijke onderdeel d te vervallen.

T

Artikel 11.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van:

a. artikel 5.14c of 5.14d, eerste lid;

b. artikel 7.1, eerste lid;

c. artikel 8.12, 8.19, 8.20 of 8.21 of van een beperking of voorschrift als bedoeld in artikel 8.23;

d. een maatregel als bedoeld in artikel 8.22.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. De boete bedraagt ten hoogste:

a. 500 000 euro bij een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a;

b. 1 000 euro bij een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;

c. 100 000 euro bij een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c;

d. 1 000 000 euro bij een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 10 februari 2006 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens, kamerstukken 30 452) tot wet wordt verheven, vervalt artikel I, onderdeel Q, van die wet en komen de aanhef en onderdeel 1 van artikel I, onderdeel T, van deze wet te luiden:

Artikel 11.16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van:

a. artikel 5.14c of 5.14d, eerste lid;

b. artikel 7.1, eerste lid;

c. artikel 8.12, 8.19, 8.20, 8.21, 8.70, tweede lid, juncto de artikelen 8.12 en 8.19 tot en met 8.21, 8.77, tweede lid, juncto de artikelen 8.19 en 8.21, eerste en derde lid, of van een beperking of voorschrift als bedoeld in artikel 8.23, 8.70, tweede lid, juncto artikel 8.23 of 8.77, tweede lid, juncto artikel 8.23;

d. een maatregel als bedoeld in artikel 8.22, 8.70, tweede lid, juncto artikel 8.22 of 8.77, tweede lid, juncto artikel 8.22.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 augustus 2007 ingediende voorstel van wet tot aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb, kamerstukken 31 124) tot wet wordt verheven en hoofdstuk 11, artikel 20, onderdeel D, van die wet eerder in werking treedt dan artikel I, onderdeel T, en artikel II van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel T, «De boete bedraagt» vervangen door: De bestuurlijke boete bedraagt.

ARTIKEL IV

Een bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring afgegeven als bedoeld in de Wet luchtvaart voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet wordt gelijkgesteld met een bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring afgegeven in overeenstemming met de vereisten van de Wet luchtvaart.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Naar boven