31 127
Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van de groep met recht op bijstand bij langer verblijf buiten Nederland

C
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 21 maart 2008

Met belangstelling heeft de regering kennis genomen van het voorlopig verslag d.d. 18 maart 2008 naar aanleiding van het voorbereidend onderzoek van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De leden van de VVD-fractie merken op dat zij erkennen dat de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep terzake noodzaakt tot een wijziging van de Wet werk en bijstand (WWB), maar zij zijn van mening dat de hiertoe in het wetvoorstel gekozen oplossing niet de juiste is. Zij geven aan dat het recht op langdurig verblijf in het buitenland, zoals dat in beginsel gold voor 57,5 en oudere bijstandsgerechtigden, met dit wetsvoorstel wordt verruimd en gaat gelden voor iedereen die een ontheffing heeft van de sollicitatie- en de re-integratieplicht.

De leden van de VVD-fractie wijzen er in dit verband op dat volgens de behandeling in de Tweede Kamer ongeveer 25% van alle bijstandsgerechtigden deze vrijstelling heeft.

Gezien deze grote groep die het betreft, rijst bij genoemde leden de vraag of gemeenten nog wel steeds een individuele afweging zullen maken ten aanzien van de persoon die het betreft en daarop bijvoorbeeld beleid zullen gaan voeren, hetgeen weer tot precedentwerking kan leiden. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat juist bij de huidige economische situatie met talloze vacatures steeds opnieuw zou moeten worden bezien in hoeverre bijstandsgerechtigden toch niet kunnen worden gere-integreerd en naar voor hen passend werk kunnen worden geleid.

In reactie hierop antwoordt de regering dat het genoemde percentage van 25% betrekking heeft op het aantal situaties waarin sprake is van een ontheffing van de sollicitatieplicht, en niet doelt op de situatie waarin bijstandsgerechtigden zowel van de sollicitatieplicht als de reïntegratieplicht zijn ontheven. De regering beschikt niet over specifieke gegevens inzake de omvang en samenstelling van de groep bijstandsgerechtigden die «dubbel», dus van zowel de sollicitatieplicht als de reïntegratieplicht, zijn ontheven. Het ontbreken van deze gegevens houdt verband met het feit dat bij het inwerkingtreden van de WWB uitdrukkelijk is gekozen voor deregulering, derapportage en vereenvoudiging van de statistische informatieuitvraag. Het lijkt de regering overigens voor de hand liggen dat het percentage «dubbele ontheffingen» lager ligt dan de genoemde 25%.

Voorts hecht de regering eraan in dit verband te benadrukken dat op grond van artikel 9, eerste lid, onder a en b, WWB in beginsel alle bijstandsgerechtigden van 18 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar zowel een sollicitatieplicht als een reïntegratieplicht hebben. Op grond van artikel 9, tweede lid, WWB kan het college, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, alleen in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van een van deze of beide verplichtingen. De voorwaarde dat een ontheffing tijdelijk is, impliceert dat het college na afloop van de betreffende ontheffingstermijn opnieuw moet onderzoeken of er dringende individuele redenen aanwezig zijn om de ontheffing voor een bepaalde termijn te verlengen.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie zich af waarom in het voorliggende wetsvoorstel niet gekozen is voor een handhaving van de termijn van 4 weken voor iedereen.

In antwoord hierop deelt de regering mede dat in het kader van de WWB voor alle bijstandsgerechtigden jonger dan 65 jaar geldt dat zij in beginsel niet langer dan een periode van maximaal vier weken per kalenderjaar met behoud van bijstand buiten Nederland mogen verblijven. De thans in artikel 13, vierde lid, WWB geldende uitzondering hierop, geldt voor personen van 57,5 jaar of ouder die ontheven zijn van de verplichtingen ex artikel 9 eerste lid, WWB. Het betreft hier een met algemene stemmen aanvaard amendement (Kamerstukken II 2003/04, 29 499, nr. 8). De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak d.d. 5 december 2006, nr. 06/1851 WWB (LJN: AZ5429) bevestigd dat dit in de WWB gemaakte leeftijdsonderscheid niet op objectieve en redelijke gronden berust. De regering is van mening dat de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep én het bovengenoemde amendement, een koppeling tussen vakantieduur én een ontheffing van arbeidsverplichtingen ongeacht de leeftijd van de belanghebbende, méér recht doet aan de strekking van het huidige artikel 13, vierde lid, WWB, dan het geheel ongedaan maken van deze koppeling. Daarnaast heeft de regering overwogen dat ook in het geval dat de streep wordt getrokken bij vier weken, er zich altijd situaties zullen voordoen waarin het redelijk is dat een langere verblijfsduur in het buitenland wordt toegestaan. Een criterium voor dit soort situaties, zoals bijvoorbeeld «uitzonderlijke omstandigheden», dat ruimer is dan het criterium «zeer dringend redenen» ex artikel 16 WWB, is – gelet op het advies van het Uitvoeringspanel Gemeenten – voor de uitvoering lastig te hanteren.

Daarnaast is de regering van mening dat er vanuit het oogpunt van de inschakeling op de arbeidsmarkt geen enkel beletsel bestaat om de bijstandsgerechtigde die is ontheven van de arbeidsverplichtingen ex artikel 9, eerste lid, WWB, toe te staan om 13 weken per kalenderjaar met behoud van bijstand in het buitenland te laten verblijven.

Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie op welke wijze de handhaving is gegarandeerd. Met andere woorden naarmate de termijn dat bijstandsgerechtigden in het buitenland verblijven langduriger is, wordt het belang groter voor Nederland om te controleren of betrokkenen soms aldaar aan het werk zijn c.q. op andere wijze inkomsten genieten.

In reactie hierop meldt de regering het volgende. In artikel 18, eerste lid, WWB wordt het college van burgemeester en wethouders opgedragen om de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Zo kan het college de bijstandsgerechtigde de verplichting opleggen om een voorgenomen periode van verblijf buiten Nederland te melden. De aan het recht op bijstand verbonden verplichtingen om melding te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan het de bijstandsgerechtigde redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand, zijn ook tijdens het verblijf buiten Nederland onverkort van toepassing. Gelet op het feit dat alleen bijstandsgerechtigden die op grond van dringende individuele redenen tijdelijk zijn ontheven van de sollicitatieplicht én de reïntegratieplicht, maximaal 13 weken per kalenderjaar met behoud van bijstand buiten Nederland mogen verblijven, ligt het niet direct in de rede dat zij buiten Nederland wel in staat zijn om inkomsten uit arbeid te kunnen verwerven. Het is overigens aan de gemeenten om te beoordelen of in voorkomende gevallen een onderzoek wordt ingesteld naar de naleving van aan het recht op bijstand verbonden verplichtingen, en hoe dit onderzoek moet plaatsvinden.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

Naar boven