31 090
Wijziging van de Mijnbouwwet in verband met nieuwe regels omtrent deelneming in de opsporing en winning van koolwaterstoffen door een daartoe aangewezen vennootschap en omtrent andere taken en activiteiten van die vennootschap

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN1

Vastgesteld 22 januari 2008

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.

Ondanks de beperkte omvang van het wetsvoorstel regelt het een voor de Staat majeure zaak, te weten het aandeelhouderschap in Energie Beheer Nederland BV. Energie Beheer Nederland BV vervult – evenals haar rechtsvoorgangers – een belangrijke rol in het zogenoemde gasgebouw, een samenwerking met Shell en Exxon die teruggaat tot 1963 en die de Staat grote voordelen heeft gebracht.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij kunnen instemmen met het voorstel mits de regering voldoende uitleg geeft over artikel 83, vierde lid.

Inhoud van het wetsvoorstel

Artikel 82

De leden van de CDA-fractie achten het juist dat in artikel 82, derde lid, de positie van Energie Beheer Nederland BV in de wet wordt verankerd. Vanwege het grote belang van het gasgebouw vragen deze leden de regering nogmaals in te gaan op deze samenwerking en de visie van de regering op deze samenwerking in de toekomst tegen de achtergrond van de grote ontwikkelingen op het terrein van de energievoorziening en de rol van Nederland daarbij.

Het wetsvoorstel biedt Energie Beheer Nederland BV de mogelijkheid om naast de uitoefening van haar wettelijke taken ook andere activiteiten, na verkregen toestemming van de regering, te gaan ontplooien. De leden van de CDA-fractie zijn het met de regering eens dat dergelijke activiteiten aan strenge randvoorwaarden moeten voldoen, zoals dit zowel in het wetsvoorstel als in de memorie van toelichting is neergelegd, teneinde niet in conflict te komen met de publieke taken van Energie Beheer Nederland BV. Deze leden vragen de regering hoe zij deelname aan andere activiteiten ziet in relatie tot de samenwerking in het gasgebouw. Hoe denkt de regering te voorkomen dat op te starten andere activiteiten direct of indirect de belangen van de andere partners in het gasgebouw kunnen schaden?

Artikel 83

De leden van de CDA-fractie hebben nog een vraag over artikel 83, tweede lid, sub c. Deze leden vragen hoe Energie Beheer Nederland BV kan deelnemen in andere activiteiten als de baten die zij behaalt met de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 82, eerste en tweede lid, op grond van artikel 83, tweede lid, sub c, laatste volzin, daarvoor niet mogen worden aangewend. Immers, met de uitoefening van andere taken zal toch altijd sprake zijn van enige financiering met eigen vermogen, al dan niet in de vorm van aandelen. Tevens is te verwachten dat dan meestal sprake zal zijn van substantiële bedragen.

De leden van de SP-fractie vragen de regering nadere uitleg te geven van artikel 83, vierde lid, van het wetwijzigingsvoorstel. Dit luidt: «De vennootschap verricht activiteiten als bedoeld in artikel 82, derde lid, tegen marktconforme tarieven en voorwaarden en op basis van een integrale doorberekening van alle kosten.» Op pagina 2 van de memorie van toelichting wordt deze tekst herhaald zonder dat hier toelichting op wordt gegeven. Naar het oordeel van deze leden is het voor de helderheid goed de twee tekstgedeeltes «marktconforme tarieven» en «integrale doorberekening van alle kosten» te onderscheiden (en wellicht zelfs te scheiden) en vragen de regering dit in haar beantwoording te doen.

De leden van de SP-fractie nemen ten aanzien van het eerste tekstgedeelte «marktconforme tarieven» aan dat hiermee wordt bedoeld dat er een bepaald rendement op investeringen moet worden gerealiseerd1. Het gaat dan om de investeringskosten (afhankelijk van de calculatiewijze inclusief de lopende kosten dan wel plus de lopende kosten) plus een risico-opslag plus een «netto rendement». Wat is de norm van het Ministerie van Economische Zaken voor ieder van deze twee opslagen in percentages? Indien de regering zich onverhoopt zou wensen te onthouden van het melden van deze percentages, is het genoemde artikel dan niet «leeg» c.q. overbodig? Met andere woorden, hoe kan dan de uitvoering van dit onderdeel van het wetsvoorstel worden gecontroleerd? (Volgens de leden van de SP-fractie dient zoveel mogelijk te worden vermeden precisering te delegeren. Uiteindelijk zal toch ook de instantie waarnaar gedelegeerd wordt met rendementspercentages moeten komen. Het is echter niet juist de uitleg van de wet over te laten aan andere instanties, dat wil zeggen voor de gevallen waarin op voorhand blijkt dat de wet onvoldoende duidelijk is.) Indien de regering de genoemde percentages wél geeft, is dan – in het algemeen – het realiseren van gemiddeld hogere of gemiddeld lagere bedrijfsrendementen «niet marktconform» te noemen? (Met «in het algemeen» wordt hier bedoeld: los van het geval waar de wetswijziging betrekking op heeft).

Het tweede tekstgedeelte betreft de «integrale doorberekening van alle kosten». De leden van de SP-fractie nemen aan dat de regering zich door de Raad van State heeft laten verleiden het tweede tekstgedeelte op te nemen (zie 31 090, nr. 4, pagina 2–3). Toch willen deze leden dan van de regering weten wat met «alle kosten» wordt bedoeld. (Met name in het onderhavige geval is dat geen sinecure voor zover «alle» ook de niet-geprijsde milieukosten en andere maatschappelijke kosten omvat).

Ten derde wensen de leden van de SP-fractie uitleg over de zinsnede «op basis van». Deze verbindt immers, in dit wetsvoorstel althans, «marktconform» onlosmakelijk met «alle kosten».

Overige vragen

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een organogram kan leveren waaruit de huidige betrokkenheid van de Rijksoverheid blijkt, rekening houdend met deze en andere recente wetten en besluiten. Eveneens vragen deze leden of de regering kan aangeven welke participatiegraad per onderdeel geldt en welk financieel belang per onderdeel aan de orde is. Ten slotte vragen deze leden of er nog voornemens zijn betreffende verdere wijzigingen, bijvoorbeeld betreffende modernisering van de naamgeving. Zo kunnen de leden van de VVD-fractie zich een modernere naam voorstelen dan het Staatstoezicht op de Mijnen.

De voorzitter van de commissie,

Kneppers-Heynert

De griffier a.i. van de commissie,

Van Oort


XNoot
1

Samenstelling:

Schuurman (CU), Van den Berg (SGP), Meindertsma (PvdA), Broekers-Knol (VVD), Terpstra (CDA), Kneppers-Heynert (VVD), voorzitter, Kox (SP), Essers (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), Schouw (D66), Van Driel (PvdA), Doek (CDA), Franken (CDA), Thissen (GL), Willems (CDA), Reuten (SP), vice-voorzitter, Hofstra (VVD), Asscher (VVD), Laurier (GL), Koffeman (PvdD), Elzinga (SP), Vliegenthart (SP), Kuiper (CU) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
1

Normaal gesproken is de gebiedende wijs «moet» te vervangen door de clausule dat dit «aanvaardbaar» is. Het betreffende lid blijkt echter te zijn ingevoegd in het wetsvoorstel omdat de Raad van State bezorgd was over mogelijk te lage prijsstelling (31 090, nr. 4, pagina 2–3).

Naar boven