A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om hoofdstuk
IV van de Werkloosheidswet te wijzigen teneinde enkele vereenvoudigingen te
realiseren en een uitkering bij overlijden toe te voegen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 22, vijfde lid, wordt «artikel 18 of artikel 61»
vervangen door: artikel 18, artikel 61 of artikel 61a,.
B
Na artikel 61 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 61a
1. De nagelaten betrekkingen van een werknemer hebben recht op uitkering
op grond van dit hoofdstuk over de periode vanaf de dag na overlijden tot
en met één maand na de dag van het overlijden, ten bedrage van
het loon dat de werknemer laatstelijk rechtens toekwam, indien zij van een
werkgever, die verkeert in een omstandigheid als bedoeld in artikel 61, een
overlijdensuitkering te vorderen hebben.
2. Artikel 674, derde en vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek en artikel 63 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot
het recht op uitkering op grond van dit artikel. De artikelen 19, 20, 21,
64 en 65 zijn niet van toepassing met betrekking tot het recht
op uitkering op grond van dit artikel.
C
Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij de overeenkomstige toepassing van artikel 20, eerste lid,
onderdeel b, eindigt het recht op uitkering niet ten aanzien van het aantal
uren dat de werknemer voor de in het eerste lid bedoelde werkgever arbeid
verricht tenzij sprake is van onverminderde loonbetaling over die uren. Aan
de werknemer die wegens ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling ongeschikt
is tot het verrichten van zijn arbeid of een uitkering ontvangt op grond van
hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg, wordt het in artikel 20 bedoelde vereiste
van beschikbaarheid om arbeid te aanvaarden niet gesteld.
2. In het derde lid wordt «De werknemer heeft» vervangen
door: De werknemer heeft of de nagelaten betrekkingen hebben.
3. In het vierde lid wordt «bedoeld in artikel 61» vervangen
door: bedoeld in artikel 61 of artikel 61a.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Indien de dienstbetrekking op grond waarvan de werknemer recht
heeft op een uitkering is aangevangen in de periode van 26 kalenderweken,
bedoeld in artikel 16, tweede lid, wordt bij de overeenkomstige toepassing
van artikel 20, eerste lid, onderdelen a en b, het aantal hele kalenderweken
in aanmerking genomen dat de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 61, in die
periode heeft geduurd.
D
Artikel 65 komt te luiden:
Artikel 65
Voor de werknemer wiens recht op uitkering gedeeltelijk is geëindigd
op grond van de overeenkomstige toepassing van artikel 20, eerste lid, onderdeel
a of b, bedraagt de uitkering de op grond van artikel 64 vastgestelde uitkering,
vermenigvuldigd met het aantal uren werkloosheid per kalenderweek, gedeeld
door het aantal arbeidsuren in de dienstbetrekking met de werkgever, bedoeld
in artikel 61, voorafgaande aan het intreden van het verlies van arbeidsuren
waarnaar zijn recht is berekend. Het aantal arbeidsuren voorafgaande aan het
intreden van het verlies van arbeidsuren wordt bepaald met toepassing van
artikel 16. Indien de dienstbetrekking met de werkgever, bedoeld in artikel
61, is aangevangen in de periode van 26 kalenderweken, bedoeld in artikel
16, tweede lid, wordt daarbij het aantal hele kalenderweken in aanmerking
genomen dat die dienstbetrekking in die periode heeft geduurd.
Da
In het derde lid van artikel 66 van de Werkloosheidswet vervalt «eerste
en».
E
Artikel 68, eerste lid, komt te luiden:
1. De artikelen 17, 17a, 17b, 18, 19, eerste lid, onderdelen e tot
en met l, derde lid, vijfde lid en zevende tot en met tiende lid, 28, 35,
41, 42, 42a en 47 zijn niet van toepassing op het recht op uitkering, het
geldend maken van het recht op uitkering en de betaling van de uitkering op
grond van dit hoofdstuk.
F
Aan hoofdstuk XB wordt een artikel waarvan de nummering aansluit op het
laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd, luidende:
Hoofdstuk IV en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden op
de dag voor inwerkingtreding van de Wet van pm
tot wijziging van hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet teneinde enkele vereenvoudigingen
te realiseren en uitkering bij overlijden toe te voegen (Stb. Pm) blijven van toepassing met betrekking tot een recht op uitkering
waarvan de eerste dag van de periode, bedoeld in artikel 64, eerste lid, onderdeel
a, is gelegen op of voor die dag doch op of na 1 oktober 2006.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,