31 079
Wijziging van de Wet op de architectentitel (uitvoering van de richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255) voor architecten, stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten alsmede enige andere wijzigingen)

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEU/WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE1

Vastgesteld 8 april 2008

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie, in het bijzonder de leden van de PvdA-fractie, aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de Wijziging van de Wet op de architectentitel. Dit wetsvoorstel geeft uitvoering aan de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (hierna: de richtlijn). De voorgestelde wijziging is voor deze leden aanleiding om enkele vragen te stellen over de bij- en nascholing en meer in het bijzonder het verplichtende karakter ervan en de wijze van handhaving.

Artikel 22 van de richtlijn legt de EU-lidstaten de plicht op om te waarborgen dat architecten door bij- en nascholing of permanente educatie voldoende op de hoogte kunnen blijven van de vooruitgang op hun vakgebied om hun beroep op veilige en efficiënte manier te kunnen blijven uitoefenen. De bewoordingen van de richtlijn lijken de wetgever geen ruimte te bieden voor een vrijblijvende regeling inzake permanente educatie voor architecten. Het voorliggende wetsvoorstel bevat echter – anders dan in het oorspronkelijke voorstel beoogd – een regeling met een hoge mate van vrijblijvendheid (art. 27). De architect dient weliswaar door middel van bij- en nascholing zelf de ontwikkelingen op het vakgebied bij te houden, maar er is geen controle op de naleving van die plicht. Het gevolg hiervan is dat het niet volgen van bij- en nascholing niet tot enige sanctie leidt: iedereen die staat ingeschreven in het architectenregister blijft daarin ingeschreven, ongeacht of bij- en nascholing is gevolgd. De vraag die de leden van de PvdA-fractie aan de minister willen stellen, is hoe met deze open eind regeling de Nederlandse regering kan voldoen aan zijn EU-verplichting te waarborgen dat de Nederlandse architecten door bij- en nascholing op de hoogte blijven van de vooruitgang op het vakgebied?

In het verlengde van deze vraag, bevreemdt het de leden van de PvdA-fractie dat bij andere beroepen die ook onder de richtlijn vallen (denk aan artsen, verpleegkundige of apotheker) een andere afweging wordt gemaakt dan voor de architecten. Daar is de nascholingsverplichting strikter omschreven dan voor de architecten zoals met deze wijziging wordt voorgesteld. De consument moet er toch op kunnen vertrouwen dat een in het architectenregister ingeschreven architect gedurende de beroepsuitoefening zijn kennis en vaardigheden op peil houdt?

Bij de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer is een onderscheid gemaakt tussen titelbescherming en beschermd beroep. In het geval van de architecten zou het om het eerste gaan en dat wordt aangevoerd als rechtvaardiging voor het afzien van verplichte bijscholing met sancties. Graag vernemen de leden van de PvdA-fractie van de minister wat dit onderscheid nu precies inhoudt, en waarom een verschil met andere beroepen is aangebracht. Dit alles tegen de achtergrond van het feit dat het naar het oordeel van deze leden van groot belang is dat de kwaliteit en veiligheid van het werk van architecten naar behoren wordt geborgd.

In het wetsvoorstel wordt voorzien in een bevoegdheid voor de Stichting Bureau Architectenregister (SBA) om kwalitatieve beleidsregels vast te stellen ter zake van passende bij- en nascholing. De overweging die door de Tweede Kamer naar voren is gebracht en overgenomen, is dat niet de wetgever, maar de beroepsgroep zelf beleidsregels voor bij- en nascholing zou moeten geven. Het wetsvoorstel voorziet nu in een bevoegdheid voor de SBA om kwalitatieve beleidsregels vast te stellen ter zake van passende bij- en nascholing. Deze regels dienen de architecten houvast te bieden wanneer zij in elk geval geacht worden te hebben voldaan aan de wettelijke verplichting tot bij- en nascholing. De vraag van de leden van de PvdA-fractie is hoe de minister het nut en de effectiviteit van deze regels beoordeelt als op het niet volgen van de bij- en nascholing geen sanctie staat wat het voeren van de architectentitel betreft. Is het risico niet erg groot dat het bij een ritueel blijft en dat het gewenste civiele effect uitblijft? Wat is in de zienswijze van de minister nu precies de rol van de SBA in dezen?

Tenslotte. Het wetsvoorstel is een tussenstap op weg naar een volledige herziening van de Wet op de architectentitel, waarin verdergaande kwaliteitseisen zullen worden gesteld voor inschrijving in het architectenregister. Daarbij is het de bedoeling dat de SBA wordt omgevormd tot een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet en dat de uitvoering van de uit de wet voortvloeiende taken bij dit openbaar lichaam wordt belegd (Tweede Kamer 2007–2008, 25 268, nr. 52). Kan de minister aangeven hoe het onderhavige voorstel zich verhoudt tot het in de herfst van 2008 in te dienen herzieningsvoorstel?

De commissie ziet de antwoorden met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de commissie,

Meindertsma

De griffier van de commissie,

Van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Van den Berg (SGP), Meindertsma (PvdA), voorzitter, Meulenbelt (SP), Rosenthal (VVD), Swenker (VVD), Slagter-Roukema (SP), Schouw (D66), Putters (PvdA), Eigeman (PvdA), Leijnse (PvdA), Thissen (GL), Slager (SP), Hendrikx (CDA), De Boer (CU), Willems (CDA), Hofstra (VVD), Asscher (VVD), Klein Breteler (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA), vice-voorzitter, Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Smaling (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven