31 013
Verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling inzake het voorzitterschap van de gemeenteraad en van provinciale staten

C
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS DER KONINGIN1

Vastgesteld 26 mei 2008

De leden van de fracties van de PvdA en de VVD hebben met belangstelling kennis genomen van de memorie van antwoord. Naar aanleiding van deze memorie hebben deze leden de behoefte om een aantal nadere vragen te stellen.

De leden van de fracties van de PvdA en de VVD memoreren dat leden van de van de CDA-fractie spraken over zwaarwegende strategische redenen die deze leden zouden kunnen inspireren om zich tegen deconstitutionalisering op te stellen. Meent de regering niet dat zwaarwegende strategische redenen inderdaad motief kunnen zijn om van deconstutionalisering af te zien? Zou daarbij aan de orde kunnen zijn een situatie waarbij het raadsvoorzitterschap daadwerkelijk in andere handen dan van de burgemeester lijkt te worden gelegd (idem met betrekking tot de Commissaris der Koningin en Provinciale Staten)? De leden van de fracties van de PvdA en de VVD verzoeken de regering deze vragen ook te bezien en beantwoorden in het licht van de door de leden van de VVD-fractie gestelde vragen in het voorlopig verslag inzak de samenstelling van de vertrouwenscommissie.

De regering memoreert dat de schakelfunctie van de burgemeester met de dualisering van het gemeentebestuur alleen maar is toegenomen, nu de wethouders hun natuurlijke functie als schakel tussen raad en college hebben verloren. De leden van de fracties van de PvdA en VVD zijn geïnteresseerd te vernemen of de regering niet tevens van oordeel is dat een constitutionele basis van het raadsvoorzitterschap de schakelfunctie van de burgemeester juist ook zou kunnen beschermen.

Begrijpen de vragenstellende leden het juist dat wat de regering betreft de verhouding tussen raad en college aan de orde kan zijn binnen de nog in te stellen Staatscommissie Grondwet? Indien dit zo is, zou het dan – wat betreft de deconstitutionalisering van het raadsvoorzitterschap – niet wenselijk zijn om advies van de Staatscommissie af te wachten? Beschouwt de regering het als een vaststaand feit dat binnen de Staatscommissie Grondwet regeling van het raadsvoorzitterschap van niet-constitutionele orde wordt geacht?

De voorzitter van de commissie,

Hermans

De griffier van de commissie,

Hamilton


XNoot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Meindertsma (PvdA), Bemelmans-Videc CDA), Dölle (CDA), Ten Hoeve (OSF), Kox (SP), Russell (CDA), Noten (PvdA), Putters (PvdA), vice-voorzitter, Engels (D66), Thissen (GL), Hendrikx (CDA), Van Kappen (VVD), De Boer (CU), Quik-Schuijt (SP), K. G. de Vries (PvdA), Schaap (VVD), Hermans (VVD), voorzitter, Ten Horn (SP), De Vries-Leggedoor (CDA), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), Rehwinkel (PvdA), Duthler (VVD), Vliegenthart (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven