B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE
ORDENING EN MILIEU/WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE1
Vastgesteld 9 november 2007
Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie, in het bijzonder de leden
van de VVD-fractie, aanleiding gegeven tot het
maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
Allereerst vragen de leden van de VVD-fractie
zich af welk huidig of toekomstig probleem door deze nieuwe wet wordt opgelost.
Is de indruk juist dat het hier om een geheel nieuwe wet gaat, die geen enkele
bestaande wet of andersoortige regeling vervangt? Kan het gewenste effect
van een goede registratie van adressen en gebouwen niet veel effectiever worden
bereikt door lagere regelgeving of wellicht zelfs door een circulaire van
de VNG?
Enige jaren geleden was er sprake van een zogenoemd gebouwdossier, waarin
allerlei gegevens van een gebouw zouden worden samen gebracht. Na discussie
met de Tweede Kamer over dat voornemen is door de toenmalige minister besloten
om niet te kiezen voor een dergelijke bureaucratische rompslomp. Komt dit
gebouwdossier nu via deze wet weer terug? Welke gebouwgegevens worden via
deze wet geregistreerd als het gaat om geometrie, type en functie? Wordt ook
de nieuwe regel betreffende het thermische isolatiecertificaat bij verkoop
in deze registratie opgenomen. Zo nee, waar dan wel?
De wet kent op diverse plaatsen lagere regelgeving zoals ministeriële
regeling en algemene maatregelen van bestuur. Kan de minister aangeven welke
hiervan spoedig zullen worden uitgevoerd en wat de strekking daarvan zal zijn?
Ten aanzien van de uitvoering is allereerst de vraag hoe de taakverdeling
tussen enerzijds gemeenten en anderzijds de dienst, blijkbaar het kadaster,
zal zijn. Houden beide dezelfde informatie bij, of is er een taakverdeling?
In een aantal artikelen worden perioden genoemd waar binnen bepaalde acties
moeten worden uitgevoerd. De VVD-fractie is voorstander van een voortvarende
overheid, maar vraagt zich af of 1 of 2 werkdagen een realistische
norm is. Wie handhaaft dit en wat zijn de sancties bij niet naleving?
(bijvoorbeeld art. 31 en art. 39) Mag worden verwacht dat er per gemeente
een uniforme uitvoering zal zijn?
Wat zijn de financiële consequenties van deze wet en welk bedrag
slaat neer in hogere lasten voor burgers en bedrijven? Kan een gespecificeerd
overzicht van kosten en baten worden verstrekt? Voor commerciële gebruikers
mogen hogere tarieven worden gehanteerd dan de kostprijs. Volgens het advies
van de Raad van State zou dit – binnen voorwaarden – mogen, maar
waarom wil de minister dat? Welke diensten worden hierdoor duurder? Hanteren
de gemeenten een transparante en identieke tariefstructuur? Zo ja, welke?
Zo nee, waarom niet?
Hoe vaak wordt het register in het veld gecontroleerd? En gaat het dan
om steekproeven of om een volledige check?
Kan de minister bevestigen dat aan de direct belanghebbenden (eigenaar
en huurder) de betreffende gegevens gratis, zowel eenmalig als bij mutatie,
worden geleverd?
In art. 42 is geregeld dat de minister bedrijven aanwijst die de juistheid
van het systeem mogen controleren, op kosten van de rijksoverheid. Waarom
betaalt de rijksoverheid dit, en om welk soort bedrijven gaat het en om hoeveel?
Wordt hierdoor de marktwerking niet te veel verstoord?
De commissie ziet de antwoorden met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de commissie,
Meindertsma
De griffier van de vaste commissie,
Van Dooren
XNoot
1Samenstelling:
Van den Berg (SGP), Meindertsma (PvdA), (voorzitter), Meulenbelt (SP),
Rosenthal (VVD), Swenker (VVD), Slagter-Roukema (SP), Schouw (D66), Putters
(PvdA), Eigeman (PvdA), Leijnse (PvdA), Thissen (GL), Slager (SP), Hendrikx
(CDA), De Boer (CU), Willems (CDA), Hofstra (VVD), Asscher (VVD), Klein Breteler
(CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA),
De Vries-Leggedoor (CDA), (vice-voorzitter), Janse de Jonge (CDA), Koffeman
(PvdD), Böhler (GL), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Smaling (SP)
en Yildirim (Fractie-Yildirim).