D
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSHUISVESTING,
RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEU/WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE1
Vastgesteld 12 februari 2008
De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het
maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere
vragen.
De commissie wil de minister om te beginnen nader bevragen over amendement
nummer 17 en haar bewering dat de motie Jurgens niet van toepassing is op
dit amendement, dat de mogelijkheid bevat via een algemene maatregel van bestuur
de wet substantieel en principieel uit te breiden. De memorie van antwoord
d.d. 23 januari 2008 heeft de kritische houding in de commissie met betrekking
tot dit amendement nog niet weg kunnen nemen.
Tijdens het debat op 15 mei 2007 over de implementatie van EU-regelgeving
is telkenmale de naar voren gebracht dat het politiek volstrekt onwenselijk
is, zeker wanneer dit gebeurt uit het oogpunt van een vlotte implementatie,
om delegatiebepalingen op te nemen die het parlement buitenspel zetten wanneer
in een later stadium de inhoud van de wet gewijzigd wordt.
De leden van de fracties van VVD, CDA en ChristenUnie hebben
bezwaar tegen de carte blanche die dit amendement verschaft, door uitbreiding
van het toepassingsbereik buiten het proces van formele wetgeving te houden.
Dit bezwaar geldt temeer nu amendement 17 een kop op de Europese richtlijn
vormt. Het afwijken van het beginsel van «een op een» implementatie
brengt de voortgang van de implementatie nodeloos in gevaar, nu de commissie
na lezing van de memorie van antwoord nog niet is overtuigd van de noodzaak
van het amendement.
In aansluiting op het bovenstaande hebben de fracties van de VVD en het CDA nog enkele vragen geformuleerd.
De leden van de VVD-fractie onderschrijven
de stelling dat het de Tweede Kamer vrij staat een wetsvoorstel te amenderen
en om «om zwaarwegende redenen» het beginsel van implementatie
te verlaten. Maar in dit geval is het de minister die aangeeft dat hiervoor «ook
een zwaarwegende reden voor was ...(pag 8.)» . Is de conclusie
dan juist dat het oorspronkelijke wetsvoorstel niet voldeed?
Verder verklaart de minister haar sympathie voor het amendement en derhalve
de uitbreiding van de wetswerking met het argument «dat hiermee meer
recht gedaan wordt aan het principe de vervuiler betaalt». Kan ook daaruit
gelezen worden dat de minister het oorspronkelijke voorstel niet (voldoende)
aan dat uitgangspunt tegemoet vond komen?
Tegelijkertijd verklaart de minister meermalen dat het wellicht zelfs
nog mogelijk is dat een algemene maatregel van bestuur overbodig zal zijn,
daarmee suggererend dat het wetsvoorstel zelve zou kunnen voorzien in de door
haar genoemde bezwaren. Wanneer denkt de minister daarover uitsluitsel te
kunnen geven?
De leden van de CDA-fractie zijn teleurgesteld
over het antwoord van de minister aangaande de noodzaak van het amendement
Samson. Er is geen overtuigende reden op genomen waarom er toch een kop op
Brussel moet komen. Als dit toch de wens van de Tweede Kamer zou zijn dan
zou dit per initiatiefwet moeten komen. Er is een zeer duidelijk afspraak
in het regeerakkoord gemaakt dat er geen koppen op Brussel zouden komen en
dit is er een zoals geformuleerd in de het huidige wetsvoorstel.
Kan de minister alsnog aangeven waarom het noodzakelijk is dat dit amendement
wel moet worden ingepast in de voorgestelde wet en niet als nieuw wetsvoorstel
wordt ingediend?.
De argumentatie dat Spanje en Hongarije wel iets doen leidt bij deze fractie
nog wel tot een vraag. Temeer daar Duitsland en Frankrijk bijvoorbeeld niets
toevoegen aan de Europese richtlijn. En daar heeft het Nederlandse bedrijfsleven
veel directer mee te maken. Hebben Spanje en Hongarije dan voor dezelfde uitbreidingsmogelijkheid
gekozen als Nederland?
En tot slot willen de leden van de CDA-fractie graag vernemen of de minister
kan aangeven waarom zij tijdens de kamerbehandeling sprak over de mogelijkheid
van een algemene maatregel van bestuur terwijl zij nu spreekt over het al
in voorbereiding hebben van een algemene maatregel van bestuur?
De leden van de commissie zien de reactie van de minister met belangstelling
tegemoet.
De voorzitter van de commissie,
Meindertsma
De griffier van de commissie,
Van Dooren
XNoot
1Samenstelling:
Van den Berg (SGP), Meindertsma (PvdA), voorzitter, Meulenbelt (SP), Rosenthal
(VVD), Swenker (VVD), Slagter-Roukema (SP), Schouw (D66), Putters (PvdA),
Eigeman (PvdA), Leijnse (PvdA), Thissen (GL), Slager (SP), Hendrikx (CDA),
De Boer (CU), Willems (CDA), Hofstra (VVD), Asscher (VVD), Klein Breteler
(CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA),
De Vries-Leggedoor (CDA), vice-voorzitter, Janse de Jonge (CDA), Koffeman
(PvdD), Böhler (GL), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Smaling (SP)
en , Yildirim (Fractie-Yildirim).