26 389
Goedkeuring van het op 1 februari 1995 te Straatsburg tot stand gekomen Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden

B
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 april 2008

Bij de behandeling van het wetsvoorstel tot goedkeuring van het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden heeft de regering bij monde van toenmalig minister Verdonk de toezegging gedaan dat ze contact zou opnemen met de minister van OCW naar aanleiding van een opmerking van de heer De Graaf (VVD) (zie Handelingen I 2004/05, blz. 7–344). De heer De Graaf bracht in het debat in de Eerste Kamer naar voren dat met het oog op een goede naleving van dit verdrag de minister zich teweer moet stellen tegen een mogelijke teloorgang van de Friese taal en dat de minister daarvoor dan geld beschikbaar moet stellen. Met deze toezegging was, zo bleek mij, tot voor kort niets gedaan, waarvoor mijn welgemeende excuses. Teneinde alsnog uitvoering te geven aan de toezegging van de toenmalige minister voor Vreemdelingenzaken & Integratie heb ik als coördinerend bewindspersoon voor de Friese taal contact opgenomen met minister Plasterk. Mede namens hem bericht ik u het volgende.

Allereerst moge duidelijk zijn dat het taalgebruik op de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van de individuele burger. De overheid kan niet voorschrijven of burgers onderling in het Nederlands dan wel in het Fries of een andere taal met elkaar moeten communiceren. Maatregelen bestaan vooral uit het wegnemen van belemmeringen om het Fries in het openbare leven, inclusief het onderwijs, te gebruiken. Bovendien wordt, ondermeer ter uitvoering van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden, met positieve prikkels gestimuleerd dat het Fries op scholen in Fryslân wordt gebruikt. De regering is van oordeel dat de beschermende maatregelen voor instandhouding van de Friese taal en cultuur die op zijn terrein aan de orde zijn, in voldoende mate de voorwaarden scheppen om dat doel te bereiken indien daaraan bij de bevolking in Fryslân behoefte bestaat. Het gaat op de eerste plaats om immateriële maatregelen, zoals de wettelijke mogelijkheid om in het basisonderwijs twee- of drietalig te werk te gaan, of om het vak Fries in het voortgezet onderwijs te volgen. Op de tweede plaats ontvangt de provincie Fryslân een bijdrage uit het Provinciefonds om het gebruik van de Friese taal in het onderwijs en het culturele leven te stimuleren. Op de derde plaats worden Friese instellingen bekostigd die het gebruik van de Friese taal en de Friese cultuur stimuleren. Voorbeelden van dit laatste zijn de Fryske Akademy (deels bekostigd via KNAW), Omrop Fryslân (bekostigd uit Provinciefonds), en Tryater (bekostigd met Cultuurnotageld).

De door de heer De Graaf genoemde feiten kunnen niet worden beschouwd als aanwijzing dat aan de behoeften van de bevolking in Fryslân niet kan worden tegemoet gekomen. Nederland komt de verplichtingen, inclusief de financiële verplichtingen, die uit het Kaderverdrag voortvloeien naar de opvatting van de regering dus voldoende na.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven