A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op
het specifiek cultuurbeleid te wijzigen met het oog op een duidelijker scheiding
tussen advisering over instellingen en beleidsadvisering door de Raad voor
cultuur, alsmede met het oog op de ontwikkeling van het cultuurbeleid, dat
op hoofdlijnen betrekking heeft en waarbij de wijze van subsidieverstrekking
geschiedt op basis van een gedifferentieerd systeem;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op het specifiek cultuurbeleid wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2b vervalt.
B
Artikel 2c wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De commissies, bedoeld in het eerste lid, kunnen in afwijking
van artikel 16 van de Kaderwet adviescolleges geheel of gedeeltelijk bestaan
uit andere personen dan leden van de Raad.
2. In het derde lid wordt «gedeeltelijk» vervangen door:
geheel of gedeeltelijk.
3. De tweede volzin van het derde lid vervalt.
C
Artikel 2d vervalt.
D
Het opschrift van hoofdstuk II komt te luiden: Wijziging hoofdlijnen cultuurbeleid.
E
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
1. Onze Minister bericht ten minste een keer in de vier jaar beide
kamers der Staten-Generaal over de hoofdlijnen van het cultuurbeleid.
2. Bij wijziging van hoofdlijnen van het cultuurbeleid doet Onze
Minister daarvan telkens mededeling aan beide kamers der Staten-Generaal.
F
Na artikel 4 worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 4a
1. Onze Minister stelt bij ministeriële regeling eenmaal per
vier jaar regels vast voor de verstrekking van subsidies in de op die periode
volgende periode van vier kalenderjaren.
2. De ministeriële regeling bevat in ieder geval:
a. een omschrijving van de activiteiten die voor subsidie in aanmerking
komen;
b. de criteria die bij de subsidieverlening voor de onder a bedoelde
activiteiten gehanteerd worden, en
c. het financieel kader waarbinnen de subsidieverstrekking geschiedt.
3. De ministeriële regeling heeft betrekking op activiteiten
die voor vier jaar voor subsidieverstrekking in aanmerking komen.
4. In afwijking van het derde lid kan Onze Minister in bijzondere
gevallen subsidie verstrekken voor minder dan vier jaar.
Artikel 4b
1. Onze Minister kan instellingen of groepen van instellingen aanwijzen
ten behoeve waarvan hij telkens voor een periode van vier kalenderjaren een
subsidie verstrekt.
2. De criteria op grond waarvan Onze Minister beoordeelt of een instelling
of een groep van instellingen wordt aangewezen, zijn:
a. de onderlinge samenhang binnen een groep van instellingen;
b. de continuïteit van de activiteiten van een instelling of
een groep van instellingen, of
c. het specifieke belang van de activiteiten van een te subsidiëren
instelling of een groep van instellingen voor de cultuur in Nederland.
3. Een aanwijzing of de intrekking van een aanwijzing wordt bekend
gemaakt in de Staatscourant.
4. Onze Minister kan een aanwijzing intrekken:
a. indien een instelling of groep van instellingen niet meer voldoet
aan een of meer van de in het tweede lid bedoelde criteria, of
b. om bijzondere redenen.
Artikel 4c
1. Onze Minister verstrekt aan een fonds telkens voor een periode
van vier kalenderjaren een subsidie.
2. In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister voor minder
dan vier kalenderjaren subsidie verstrekken, indien zich omstandigheden voordoen
die daartoe aanleiding geven.
G
Artikel 8, vierde lid, komt te luiden:
4. Onverminderd de artikelen 4a tot en met 4c en 5, tweede en derde
lid, kan bij een maatregel als bedoeld in het eerste lid worden bepaald dat
een subsidie kan worden verstrekt voor perioden van ten hoogste vier jaren.
H
In artikel 11a wordt «indien gedeputeerde staten of het college
van burgemeester en wethouders, dat de openbare bibliotheek bekostigt of in
stand houdt daartoe hebben onderscheidenlijk heeft besloten» vervangen
door: indien het college van gedeputeerde staten of het college van burgemeester
en wethouders dat de openbare bibliotheek bekostigt of in stand houdt daartoe
heeft besloten.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,