A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op
het primair onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 aan te passen
teneinde het bevoegd gezag desgevraagd te laten zorg dragen voor de aansluiting
tussen onderwijs en kinderopvang;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In de Wet op het primair onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A
Artikel 13, eerste lid, onderdeel j, wordt vervangen door:
j. de wijze waarop de voorzieningen, bedoeld in artikel 45, worden
georganiseerd.
B
Artikel 45 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het opschrift wordt vervangen door: Artikel 45. Tussenschoolse
opvang en organisatie van de buitenschoolse opvang
2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Het bevoegd gezag van een basisschool draagt op daarvoor met ouders
afgesproken dagen, zorg voor de organisatie van kinderopvang in de
zin van de Wet kinderopvang, voor leerlingen, op doordeweekse niet-schooldagen,
niet zijnde algemeen erkende feestdagen en op schooldagen gedurende de voor-
en naschoolse periode, tussen 07:30 uur en 18:30 uur, indien een of meer ouders
hierom verzoeken. De kosten die uit de opvang als bedoeld in de eerste volzin
voortvloeien, komen voor rekening van de ouders.
3. Indien een of meer ouders gebruik maken van andere kinderopvang
in de zin van de Wet kinderopvang dan bedoeld in het tweede lid, verstrekt
het bevoegd gezag van een basisschool op verzoek van die andere kinderopvang
de praktische informatie die nodig is voor de opvang van kinderen door die
kinderopvang.
C
Aan artikel 167a, eerste lid, wordt telkens na «de bevoegde gezagsorganen
van de scholen» toegevoegd: en de kinderopvang, bedoeld in de Wet kinderopvang.
ARTIKEL II
In de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 worden de volgende wijzigingen
aangebracht:
A
In artikel 7 vervalt aan het slot van onderdeel q «en», wordt
aan het slot de punt vervangen door «; en», en wordt na onderdeel
r een nieuw onderdeel toegevoegd, luidend:
s. vaststelling of wijziging van de wijze waarop de voorziening,
bedoeld in artikel 45, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, wordt
georganiseerd.
B
Artikel 11, vijfde lid, wordt vervangen door:
5. Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld
in de artikelen 7, onderdeel s, en 9, onderdeel h, wordt niet genomen dan
na raadpleging van de ouders.
ARTIKEL IIA
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt twee jaar na
de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na twee jaar, aan
de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van
deze wet in de praktijk.
ARTIKEL III
Indien het bij koninklijke boodschap van 20 december 2005 ingediende
voorstel van wet houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot medezeggenschap
op scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra
en de Wet op het voortgezet onderwijs (Wet medezeggenschap op scholen) (Kamerstukken
I 2005/06, 30 414, nr. A) tot wet is of wordt verheven en eerder in werking
is getreden of treedt dan deze wet, wordt artikel II vervangen door:
ARTIKEL II
In de Wet medezeggenschap op scholen worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A
In artikel 11 vervalt aan het slot van onderdeel n «en», wordt
aan het slot van onderdeel o de punt vervangen door «; en», en
wordt na onderdeel o een nieuw onderdeel toegevoegd, luidend:
p. vaststelling of wijziging van de wijze waarop de voorziening,
bedoeld in artikel 45, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, wordt
georganiseerd.
B
Artikel 15, derde lid, wordt vervangen door:
3. Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld
in de artikelen 11, onderdeel p, en 13, onderdeel h, wordt niet genomen dan
na raadpleging van de ouders.
ARTIKEL IV
Indien het bij koninklijke boodschap van 20 december 2005 ingediende
voorstel van wet houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot medezeggenschap
op scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra
en de Wet op het voortgezet onderwijs (Wet medezeggenschap op scholen) (Kamerstukken
I 2005/06, 30 414, nr. A) tot wet is of wordt verheven en in werking
is getreden of treedt nadat deze wet in werking is getreden, wordt genoemd
voorstel van wet, na tot wet te zijn verheven, als volgt gewijzigd:
a. In artikel 11 vervalt aan het slot van onderdeel n «en»,
wordt aan het slot van onderdeel o de punt vervangen door «; en»,
en wordt na onderdeel o een nieuw onderdeel toegevoegd, luidend:
p. vaststelling of wijziging van de wijze waarop de voorziening,
bedoeld in artikel 45, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, wordt
georganiseerd.
b. Artikel 15, derde lid, wordt vervangen door:
3. Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld
in de artikelen 11, onderdeel p, en 13, onderdeel g, wordt niet genomen dan
na raadpleging van de ouders.
ARTIKEL V
De artikelen van deze wet zijn voor het eerst van toepassing op het schooljaar
2007–2008.
ARTIKEL VI
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
en kan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,