30 402
Wijziging van de Mediawet in verband met additionele bezuinigingen op de rijksomroepbijdrage, verbeteringen in de financiële verslaglegging en de naamswijziging van het Bedrijfsfonds voor de pers

A
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR CULTUUR1

Vastgesteld 23 oktober 2006

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP constateerden dat het wetsvoorstel een aantal verschillende doelstellingen bevatte, waartussen geen samenhang bestaat. Het voorstel heeft enerzijds het karakter van een zgn. veegwet, anderzijds een financiële doelstelling en tenslotte een oogmerk van meer inhoudelijke aard namelijk een naamswijziging van het Bedrijfsfonds voor de pers. Slechts over het laatste stelden deze leden enkele vragen.

Allereerst vroegen deze leden of het niet verhullend is om consequent te spreken over een naamswijziging. Het gaat immers om meer, te weten een nieuwe taakomschrijving waarvan de wijziging van naam slechts het sluitstuk is. Zij wezen er op dat het Bedrijfsfonds voor de pers nooit geheel onomstreden is geweest. Dat lag en ligt voor de hand, want het gaat hier immers om een interventie van overheidswege op het vrije veld van de pers. Kritische zin is hier dan ook geboden.

Bij het in het leven roepen van het Bedrijfsfonds en ook bij latere evaluaties is telkens de vraag gesteld of het wel de taak is van de overheid op deze wijze financieel te interveniëren in het medialandschap. Erkend moet worden dat dit vanaf het begin een bescheiden interventie is geweest. In een periode van een zekere beduchtheid voor een toenemende concentratie en schaalvergroting waren er wellicht redenen voor de overheid om de pluriformiteit te beschermen door middel van steun aan financieel kwetsbare persorganen. Soms betekende deze steun overigens slechts uitstel van executie. De vraag is nu evenwel of het wel een taak van de overheid is om actief en gericht een stempel te zetten op het medialandschap. Immers, het is één ding om het financieel zwakke bij te staan, het is bepaald een nieuwe stap om « substantiële vernieuwing» van overheidswege te willen bevorderen. Dan wordt de invalshoek toch meer dan slechts een financiële? De overstap naar een stimuleringsfonds betekent toch dat de overheid zich ook een oordeel gaat aanmatigen van wat onder vernieuwing en wat daaronder niet moet worden verstaan? Welke criteria zullen daarvoor door het Bedrijfsfonds worden gebruikt? Zullen die niet meer dan financieel, maar vooral inhoudelijk van karakter zijn? Is dat geen te vergaande bemoeiing met de principieel vrije sfeer van de pers. Komt de overheid daarmee niet op gespannen voet te staan met het in artikel 7 Grondwet verankerde grondrecht van de vrije, dus staatsvrije, nieuwsgaring?

De voorzitter van de commissie,

Witteman

De griffier van de commissie,

Van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van den Broek-Laman Trip (VVD), Woldring (CDA), Tan (PvdA), Van der Lans (GL), Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije (VVD), Witteman (PvdA), (voorzitter), Nap-Borger (CDA), Doek (CDA), Van Middelkoop (CU), Schouw (D66), Van Raak (SP).

Plv. leden: Biermans (VVD), Pastoor (CDA), De Wolff (GL), Luijten (VVD), Dölle (CDA), V.Dalen-Schiphorst (CDA), Holdijk (SGP), Engels (D66), Slagter-Roukema (SP).

Naar boven