C
Memorie van antwoord
Ontvangen 16 november 2006
Met belangstelling heb ik kennis genomen van het voorlopig verslag bij
het bovengenoemde voorstel van wet. De leden van de commissie hebben nog een
aantal vragen waar ik via deze memorie graag op in zal gaan.
Ten eerste vragen de leden van de commissie zich af
wat de zin is van deze regelgeving omdat, naar de mening van deze leden, het
niet alleen leidt tot extra administratieve lasten maar ook weer tot een minder
eenvoudige regelgeving, te meer nu in de memorie van toelichting wordt gemeld
dat Nederland al voldoet aan Europese eisen die in dit voorstel van wet worden
gesteld.
De hierboven genoemde richtlijn beoogt een uniform raamwerk te geven waarbinnen
hoge kwaliteits- en veiligheidsnormen met betrekking tot de omgang met menselijke
weefsels en cellen in de Europese Unie gewaarborgd worden. Hoewel de huidige
Nederlandse regelgeving op hoofdlijnen dezelfde doelstellingen heeft als de
richtlijn, voldoet deze niet op alle punten aan de eisen zoals gesteld in
de richtlijn. Zo is de reikwijdte van de richtlijn en de Wet veiligheid en
kwaliteit lichaamsmateriaal weliswaar vrijwel gelijk, maar is toch enige verruiming
van de werkingssfeer van de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal
noodzakelijk. Dat houdt in dat meer instellingen worden onderworpen aan de
eisen van deze wet. Voor een aantal instellingen nemen de administratieve
lasten daarom toe. Deze extra lasten en deze extra regels dienen er echter
toe om aan de eisen van de richtlijn te kunnen voldoen.
Ten tweede vragen de leden van de commissie zich af
wat de toegevoegde waarde is van deze regelgeving, te meer nu in de memorie
van toelichting wordt gesteld dat een aantal Europese landen, vanwege de kosten,
voorlopig niet aan de gestelde standaard zullen voldoen.
De regelgeving dient ter implementatie van een communautaire richtlijn.
De vragen over het nut en noodzaak van deze regelgeving zijn dan ook vragen
over het nut en de noodzaak van deze richtlijn. Communautaire besluitvorming
vergt de bereidheid tot het sluiten van compromissen in een proces dat dient
te leiden tot het bereiken van een zeker niveau van harmonisatie. Harmonisatie
kon helaas nog niet worden bereikt op het niveau van de waarborgen zoals die
in Nederland en in andere West-Europese lidstaten gelden. Harmonisatie kon
wel worden bereikt ten aanzien van minimale veiligheidseisen waaraan lichaamsmateriaal
in de lidstaten straks dient te voldoen. Dat is communautaire winst voor de
volksgezondheid. In Nederland wil ik voor lichaamsmateriaal strengere eisen
blijven doen gelden, in overeenstemming met de mogelijkheid die de richtlijn
daarvoor biedt, totdat de Nederlandse (West-Europese) standaard ook de communautaire
standaard is.
Ten derde vragen de leden van de commissie zich af
of bij het ontwerpen van deze regelgeving niet was te voorzien dat de uitkomst
van dit proces zou zijn dat sommige landen hogere eisen zouden stellen, sommige
de standaard zouden hanteren en weer andere vanwege de kosten beperktere eisen
zouden stellen. De vraag is of verduidelijkt kan worden wat de noodzaak van
deze regelgeving is, mede gelet op het waarschijnlijke effect.
Voor het antwoord hierop verwijs ik naar wat ik hierover bij het antwoord
op de tweede vraag heb uiteengezet.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst