B
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de Vaste Commissie
voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport met betrekking tot bovenvermeld wetsvoorstel.
Op de door de commissie schriftelijk gestelde vragen wil ik als volgt antwoorden.
De door de commissie gestelde vragen hebben betrekking op de volgende
passage uit de memorie van toelichting van bovengenoemd wetsvoorstel: «De
(verlaagde) inkomensafhankelijke premie (4,4%) die de uitkeringsgerechtigden
met ingang van 1 januari 2006 moeten gaan betalen over hun Wuv/Wubo-uitkering
wordt niet in de vergelijking betrokken. Ik ben van plan voor deze regeling
van de integrale compensatie van dit onderdeel van de premie een afzonderlijk
wetsvoorstel in te dienen.»
Op de eerste plaats vraagt de commissie wanneer het wetsvoorstel met betrekking
tot de vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage ingediend zal worden.
Ik verwacht dat dit wetsvoorstel eind 2006 bij de Tweede Kamer zal worden
ingediend.
In de tweede plaats vraagt de commissie waarom het wetsvoorstel met betrekking
tot de inkomensafhankelijke premie niet in het voorliggende wetsvoorstel wordt
geregeld.
Op grond van artikel 41 van de Zorgverzekeringswet is iedere verzekeringsplichtige
een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd over het loon en de daarmee
gelijkgestelde inkomensbestanddelen. Over een pensioen of uitkering op grond
van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen
zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet,
de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv) en de Wet
uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo) geldt sinds
1 januari 2006 een bijdragepercentage van 4,40. Het uitvoeringsorgaan
van de vijf wetten voor oorlogsgetroffenen, de Pensioen- en Uitkeringsraad
(PUR), houdt de verschuldigde bijdrage in van gerechtigden, die in Nederland
woonachtig zijn en verzekerd zijn op grond van de Zorgverzekeringswet, en
draagt deze af aan de Belastingdienst.
Ingevolge de Regeling Zorgverzekering heeft de pensioen- of uitkeringsgerechtigde
ingevolge een van de wetten voor oorlogsgetroffenen geen recht op een «werkgeversvergoeding»
van de inkomensafhankelijke bijdrage die door de PUR wordt ingehouden. Het
kabinet heeft echter besloten deze groep pensioen- en uitkeringsgerechtigden
wel te compenseren voor de verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage en
de belastingheffing over deze compensatie. Omdat de Zorgverzekeringswet geen «werkgeversvergoeding»
voor deze pensioen- en uitkeringsgerechtigden regelt, zal de compensatie door
middel van het beoogde wetsvoorstel in alle vijf de wetten voor oorlogsgetroffenen
moeten worden geregeld.
Bij de start van het wetgevingstraject betreffende de toeslag premie ziektekostenverzekering
waren nog niet alle gegevens bekend over de inkomensafhankelijke premie (met
name de hoogte van de premie en de verschillen tussen gerechtigden woonachtig
in binnen- en buitenland). Mede gelet op de hoge leeftijd van de groep uitkeringsgerechtigden
ingevolge de Wuv en de Wubo die voor een toeslag compensatie premie ziektekostenverzekering
in aanmerking komt heb ik besloten om het wetsvoorstel betreffende deze toeslag
niet te laten wachten op het bekend worden van de voornoemde gegevens. De
pensioen- en uitkeringsgerechtigden ondervinden van dit besluit geen nadelige
gevolgen, omdat ik de PUR heb gevraagd vanaf 1 januari 2006 de in
te houden inkomensafhankelijke premie te compenseren op de wijze zoals dat
in het in te dienen wetsvoorstel zal worden geregeld. Met het oog hierop zal
het wetsvoorstel dan ook terugwerkende kracht hebben tot 1 januari 2006.
Het gaat bij het nog in te dienen wetsvoorstel met betrekking tot de inkomensafhankelijke
premie dus om een regeling waarmee voor de gerechtigden op grond van alle
vijf de wetten voor oorlogsgetroffenen het effect van die maatregel, welke
het gevolg is van de invoering van het zorgstelsel, wordt gecompenseerd.
Het wetsvoorstel vereenvoudiging toeslag premie ziektekostenverzekering
heeft met name als doel de vermindering van de administratieve lasten voor
de steeds ouder wordende groep gerechtigden ingevolge de Wuv en de Wubo met
de laagste uitkeringen.
Als derde vraagt de commissie op welke wijze de compensatie van de inkomensafhankelijke
bijdrage gestalte zal krijgen.
Ingevolge de Regeling Zorgverzekering heeft de pensioen- of uitkeringsgerechtigde
geen recht op een werkgeversvergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage
die door de PUR wordt ingehouden. Het kabinet heeft echter besloten deze groep
pensioen- en uitkeringsgerechtigden wel te compenseren voor de verschuldigde
inkomensafhankelijke bijdrage en de belastingheffing over deze compensatie.
Dit zal in de vijf wetten voor oorlogsgetroffenen gestalte krijgen door middel
van het toekennen van een toeslag.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. Ross-van Dorp