30 407
Goedkeuring van het op 2 maart 2005 te Enschede totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlandsen en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden (Trb. 2005, 86 en 241)

A
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 23 mei 2006

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de CDA-fractie hadden met instemming van dit wetsvoorstel kennisgenomen. Zij wilden hierna slechts bij één kwestie nader stilstaan.

Deze leden nemen aan dat de bevoegdheden van politiële en justitiële autoriteiten in Duitsland en Nederland op deels onderscheiden wijze zullen zijn geregeld, hetgeen ertoe kan leiden dat bijv. in Duitsland bepaalde activiteiten zijn toegelaten, terwijl in Nederland diezelfde activiteiten niet danwel slechts onder bepaalde beperkingen worden toegestaan. Uiteraard zal ook het omgekeerde zich voordoen. Kan nu politie en justitie in Nederland ervoor kiezen om bij een strafrechtelijk onderzoek ten aanzien van feiten die zich deels in Nederland en deels in Duitsland voordoen, zich te wenden tot de Duitse autoriteiten met het verzoek daar bepaalde activiteiten c.q. onderzoeken uit te voeren die aldaar in Duitsland niet aan de beperkingen zijn onderworpen die in Nederland het verrichten van een zodanige activiteit en/of onderzoek in het concrete geval in de weg zouden staan? Kortom, kan bij grensoverschrijdende criminaliteit door de betrokken politiële en justitiële autoriteiten een zodanige vorm van samenwerking worden opgezet dat, afhankelijk van het rechtsstelsel dat terzake de meeste speelruimte geeft, een deel van het desbetreffende onderzoek in het ene land plaatsvinden en een ander gedeelte in het andere land? Wat is overigens de sanctie op overtreding van de procedurevoorschriften zoals in het desbetreffende verdrag neergelegd? Leidt zulks in beginsel tot onrechtmatigheid van het aldus verkregen bewijs?

Vertrouwende, dat deze vragen volledig en tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Van de Beeten

De wnd. griffier van de commissie,

Van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Holdijk (SGP), Wagemakers (CDA), Witteveen (PvdA), De Wolff (GL), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA), Engels (D66) en Franken (CDA).

Plv. leden: Schuurman (CU), Pruiksma (CDA), Jurgens (PvdA), Thissen (GL), Dölle (CDA), Rosenthal (VVD), Biermans (VVD), Van Raak (SP), Tan (PvdA), Schuyer (D66) en Russell (CDA).

Naar boven