A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN RIJKSWET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Paspoortwet
te wijzigen in verband met de dualisering van de medebewindsbevoegdheden en
om het mogelijk te maken bij de aanvraag van een reisdocument door of vanwege
een onder toezicht gestelde minderjarige jonger dan zestien jaar een door
de rechter afgegeven verklaring van toestemming over te leggen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met
gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het
Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Paspoortwet wordt als volgt gewijzigd:
A0
In artikel 3, vierde lid, wordt «het sociaal-fiscaal nummer, bedoeld
in artikel 47b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen» vervangen
door: het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet
algemene bepalingen burgerservicenummer.
A
In de aanhef van artikel 22 wordt «het gemeentebestuur, het provinciaal
bestuur» vervangen door: het college van burgemeester en wethouders,
gedeputeerde staten.
B
Na artikel 35 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 36
1. Bij een aanvraag ten behoeve van een minderjarige die onder toezicht
is gesteld en jonger is dan zestien jaar, kan, indien één of
beide personen die het gezag over de minderjarige uitoefenen, weigeren een
verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34, eerste lid, af te geven,
in plaats van die verklaring een verklaring van toestemming van de bevoegde
rechter worden overgelegd.
2. De rechter kan een verklaring van toestemming afgeven op verzoek
van een stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg,
of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 254, tweede lid, van Boek 1 van
het Burgerlijk Wetboek in Nederland of een gezinsvoogdij-instelling in de
Nederlandse Antillen of Aruba. De rechter geeft een zodanige beslissing als
hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Daarbij kan als voorwaarde
worden gesteld dat de geldigheidsduur of de territoriale geldigheid van het
aangevraagde reisdocument wordt beperkt.
C
Artikel 37, derde lid, komt te luiden:
3. Indien de curator weigert een verklaring van toestemming als bedoeld
in het eerste lid, af te geven, kan deze op verzoek van de onder curatele
gestelde worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter. Deze
neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van de onder curatele
gestelde wenselijk voorkomt. Daarbij kan als voorwaarde worden gesteld dat
de geldigheidsduur of de territoriale geldigheid van het aangevraagde reisdocument
wordt beperkt.
D
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «ingevolge de artikelen
34 en 37» vervangen door: ingevolge de artikelen 34, 36 en 37.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De bevoegde rechter, genoemd in artikel 34, tweede, derde en vierde
lid, en in artikel 36, is in Nederland de kinderrechter, in de Nederlandse
Antillen en in Aruba de rechter in eerste aanleg.
E
Artikel 48, tweede lid, onderdeel a komt te luiden:
a. de houder of diens wettelijke vertegenwoordiger niet binnen vier
weken na deze mededeling gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid tot het
doen van het verzoek om een vervangende verklaring van toestemming ingevolge
artikel 34, tweede of derde lid, of artikel 37, derde lid, en hem daarvan
schriftelijke mededeling heeft gedaan, dan wel indien geen verzoek als bedoeld
in artikel 36, eerste lid, is gedaan;.
ARTIKEL II
Vervangende verklaringen van toestemming betreffende verzoeken tot verstrekking
van een reisdocument ten behoeve van onder toezicht gestelde minderjarigen
die jonger zijn dan zestien jaar, die zijn afgegeven na 31 maart 2001
en vóór de inwerkingtreding van deze rijkswet, door de kinderrechter
in Nederland of de rechter in eerste aanleg in de Nederlandse
Antillen of Aruba, hebben dezelfde rechtskracht als een verklaring van toestemming
als bedoeld in artikel 36 van de Paspoortwet.
ARTIKEL III
1. Deze rijkswet treedt met uitzondering van artikel I, onderdeel
A0, in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na het tijdstip
van inwerkingtreding.
2. Artikel I, onderdeel A0, treedt in werking op het tijdstip waarop
artikel 1 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer in werking treedt.
Indien het Staatsblad waarin deze rijkswet wordt geplaatst, wordt uitgegeven
na het tijdstip waarop artikel 1 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer
in werking is getreden, treedt artikel I, onderdeel A0, in werking met ingang
van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze rijkswet
wordt geplaatst, en werkt dit artikel terug tot en met het tijdstip waarop
artikel 1 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer in werking is
getreden.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van
de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,