30 358
Gemeentelijke herindeling van een aantal gemeenten in het westelijk deel van Midden-Limburg

30 359
Samenvoeging van de gemeenten Ambt Montfort en Roerdalen

30 360
Samenvoeging van de gemeenten Roermond en Swalmen

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT1

Vastgesteld 31 augustus 2006

De commissie spreekt haar dank uit voor het aanbieden van afzonderlijke wetsvoorstellen betreffende de gemeentelijke herindelingen, hetgeen de beraadslagingen van de commissie heeft vergemakkelijkt. Het voorbereidend onderzoek gaf de commissies aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

I Algemeen

De CDA-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de drie thans voorliggende wetsvoorstellen, waarmee bedoeld is te regelen:

1. Gemeentelijke herindeling van een aantal gemeenten in het westelijk deel van Midden-Limburg;

2. Samenvoeging van de gemeenten Ambt Montfort en Roerdalen;

3. Samenvoeging van de gemeenten Roermond en Swalmen.

Waar gemeentelijke herindeling niet zelden de emoties van de plaatselijke bevolking mobiliseert, dient de politiek zich van duidelijke en kenbare uitgangspunten te bedienen bij het vormen van een oordeel inzake de wenselijkheid en de mate van draagvlak met betrekking tot voorgelegde wetsvoorstellen die herindeling beogen van de voor burgers meest herkenbare bestuurslaag, en dat is nu eenmaal de gemeente.

Het CDA heeft op basis van het vigerende verkiezingsprogramma een volstrekt duidelijk uitgangspunt bij het vormen van het gevraagde oordeel: niet Den Haag maar de gemeenten zelf dienen initiatieven te ontwikkelen door zelf de vinger op te steken ingeval men tot de slotsom is gekomen dat de bestaande schaalgrootte onvoldoende is om optimaal te kunnen functioneren. De belemmeringen die daarbij worden gevoeld, kunnen divers van aard zijn: omvang en niveau ambtelijk apparaat, ruimtelijke ontwikkelingen etc.

De leden van de CDA-fractie hebben, gelet op het hiervoor genoemde uitgangspunt, met genoegen geconstateerd dat de wetsvoorstellen 30 358 en 30 359 kunnen bogen op brede aanvaarding in de regio. Nu die voorstellen ook overigens passen binnen het Beleidskader gemeentelijke herindeling (Kamerstukken II 2002–2003, 28 750 nr. 1) zullen deze leden beide wetsvoorstellen hier verder onbesproken laten.

De leden van de PvdA-fractie hebben met enige bezorgdheid kennis genomen van de herindelingvoorstellen voor gemeenten in het westelijk deel van Midden-Limburg.

Vooral de positie van de centrumgemeente Roermond roept tal van vragen op met het oog op de, sinds de motie Castricum uit 1990 (Kamerstukken II 1989–1990, 21 226 nr. 17), erkende problematiek aldaar. Maar ook de zorgen van de gemeente Swalmen verdienen aandacht.

Het wetsvoorstel 30 360 betreffende de samenvoeging van de gemeenten Roermond en Swalmen is eigenlijk (alleen) een antwoord op de bestuurlijke problematiek van Swalmen, in termen van bestuurskracht en kwetsbaarheid. Dit blijkt uit het herindelingsadvies van het college van Gedeputeerde Staten van Limburg (... een zelfstandig Swalmen is niet voldoende robuust om goed te zijn toegerust voor een langere periode ...). Deze argumentering is ook overgenomen in het bovengenoemde wetsvoorstel. Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer op 7 juni 2006 antwoordde de verantwoordelijke minister Remkes op de vraag of Swalmen wel bij Roermond moet: «Als wij dat niet doen, blijft er een gemeente over van 8 600 inwoners. Ik ben geen cijferanalist, maar durf de voorspelling aan dat die gemeente met dat inwoneraantal in bestuurskracht tekort zou schieten in de komende jaren. Ik vind dat daarom onverantwoord». De fractie van GroenLinks concludeert hieruit dat dit voorstel niet tot doel heeft om de centrumfunctie van Roermond te versterken. Graag daarop een reactie van de minister.

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling, maar op onderdelen ook met enige gemengde gevoelens kennis genomen van deze voorstellen. Gelet op de rol en positie van de wetgever in gemeentelijke herindelingprocessen in het algemeen en die van de Eerste Kamer in het bijzonder lijkt het deze leden in dit stadium van de besluitvorming weinig productief mogelijke herindelingvarianten in het gebied aan de orde te stellen.

De fractie van de OSF heeft kennis genomen van het voorstel om te komen tot samenvoeging van de gemeenten Roermond en Swalmen. De fractie is zeer tevreden over het feit dat de geëntameerde herindeling in Midden-Limburg in drie afzonderlijke wetsvoorstellen aan de Kamer wordt aangeboden, maar heeft bij dit onderdeel van de operatie voorshands ernstige bedenkingen. In verband daarmee stelt zij de volgende vragen aan de minister.

II Beleidskader

Ten aanzien van wetsvoorstel 30 360 ligt de zaak niet zo eenvoudig: Roermond voelt zich tekortgedaan, terwijl Swalmen een sterke voorkeur voor een andere optie heeft uitgesproken. Deelt de minister het CDA-uitgangspunt dat steeds moet worden gestreefd naar maximaal draagvlak aan de basis? Is, zo vragen de hier aan het woord zijnde leden zich af, in casu aan dat criterium voldaan? Of moet ten aanzien van Roermond en Swalmen worden gesproken van het sluitstuk/de restgroep van het herindelingproces in het Midden-Limburgse, aldus dat het saldo van de herindelingspijn wordt gelegd bij de twee gemeenten die (wellicht) geen dominante rol in andere, gelijktijdig lopende fusieprocessen hebben gespeeld c.q. kunnen spelen? Heeft de opstelling van de betrokken gemeentebesturen daarbij een rol gespeeld? Zo ja, welke? Wat is naar het oordeel van de minister, gelet op de wens van Provinciale Staten van Limburg om te komen tot nieuw te vormen gemeenten zo groot als nodig en zo klein als mogelijk (Memorie van Toelichting, paragraaf 2.2: Algemeen herindelingbeleid provincie Limburg), de wenselijkheid van de uitkomst voor met name Roermond? Een volgende vraag: hoewel ook voor gemeentelijke herindeling geldt dat niets voor de eeuwigheid is bestemd, is het jaartal 2014 (Memorie van Toelichting, paragraaf 2.4.1, laatste alinea) met het oog op de ruimtelijke ontwikkeling van Roermond niet al te zeer nabij om te kunnen menen dat is voldaan aan de criteria (Memorie van Toelichting, paragraaf 2.1) van het Beleidskader gemeentelijke herindeling, waar naast draagvlak, bestuurskracht, interne samenhang, regionale samenhang en evenwicht ook duurzaamheid en planologische ruimte worden genoemd? Impliceert het verzet van Roermond dat men daar van opvatting is dat aan beide laatste criteria in casu niet is voldaan? Zo ja, wat is het standpunt van de minister met betrekking tot die opvatting, en dan met name in het licht van het uitgangspunt dat gemeentelijke herindeling alleen een maximale kans van slagen heeft indien het proces van onderop wordt geïnitieerd.

Hoofdvraag bij deze samenvoeging is, zo vragen de leden van dePvdA-fractie, in hoeverre deze herindeling enige oplossing biedt?

Welke afwegingen heeft de minister op de verschillende onderdelen van het Beleidskader gehanteerd om tot een goedkeuring te komen van de voorstellen van de provincie?

Als belangrijkste criteria van het Beleidskader worden meestal draagvlak en bestuurkracht genoemd, soms met toevoeging van duurzaamheid. Ook over een aantal overige criteria graag uitspraken van de minister.

Hoe kijkt de minister aan tegen het zeer beperkte draagvlak voor de samenvoeging bij Roermond en Swalmen. Swalmen verzet zich immers en Roermond is teleurgesteld met de uitkomst in breder regionaal verband. Deelt de minister de opvatting dat deze samenvoeging maar in zeer beperkte mate voor Roermond een oplossing kan bieden?

Wat is de mening van de minister over de bestuurskracht verbetering door de samenvoeging: voor Roermond is de verandering immers niet ingrijpend en Swalmen beklaagt zich over een kloof in de identiteit van de gemeenten. Wat is in financieel opzicht de meerwaarde van de samenvoeging?

Welke meerwaarde is van deze samenvoeging te verwachten voor de burger? Hoe is de grotere afstand ten opzichte van het bestuur voor de inwoners van Swalmen te compenseren?

Klopt de inschatting dat in planologisch opzicht de beide gemeenten elkaar weinig extra’s te bieden hebben?

De leden van de fractie van de SP vragen welke problemen met de voorgestelde herindeling worden opgelost. In het Beleidskader gemeentelijke herindelingen worden zes criteria genoemd die een herindeling rechtvaardigen. Naar aanleiding van deze door de regering gestelde criteria hebben deze leden enkele vragen. Is de minister het met deze leden eens dat het draagvlak voor de voorgestelde herindeling in de gemeente Swalmen, maar ook in de gemeente Roermond, klein is? Kan de minister aangeven wat de interne samenhang is tussen de stad Roermond en het landelijke Swalmen? Waarom is de minister overtuigd dat de samenvoeging met Swalmen op de langere termijn een oplossing biedt voor mogelijke ruimtelijke problemen van Roermond? Kan de minister aangeven waarom, mede uit het oogpunt van duurzaamheid, de voorgestelde herindeling beter is dan een samenvoeging van Swalmen met Beesel? Is het de minister bekend dat de huidige gemeente Roermond dit voorstel vanuit het oogpunt van planologische ruimte onvoldoende acht? Is het deminister bekend dat uit de Bestuurskrachtmonitor blijkt dat de Swalmen het bestuurlijk niet slecht doet en op sommige punten zelfs beter dan Roermond?

Op zichzelf genomen menen de leden van D66-fractie wel dat in het gebied op grond van bepaalde invalshoeken als stedelijke bestuurskracht en maatschappelijke samenhang andere, eveneens binnen het Beleidskader passende herindelingsvoorstellen denkbaar en wellicht in sommige opzichten zelfs aantrekkelijker zouden zijn geweest. Zo kan men zich afvragen in hoeverre de voorgestelde oplossingen vanuit het perspectief van de centrumgemeenten Weert en Roermond in voldoende mate tegemoet komen aan de bestuurlijke en maatschappelijke opgaven in het gebied en in hoeverre daarmee in historisch en sociologisch opzicht nieuwe logische samenhangen zijn ontstaan. Anders gezegd rijst de vraag of met deze voorstellen inhoudelijk de optimale balans is gevonden.

Niettemin realiseren deze leden zich dat de voorstellen een politieke, bestuurlijke en maatschappelijke realiteit vertegenwoordigen. Op grond van op dit moment geldende criteria als draagvlak, bestuurskracht en samenhang kunnen de voorstellen de in het Beleidskader ontwikkelde bestuurlijk-juridische toets in beginsel doorstaan. Uit het dossier blijkt dat op dit punt met de Tweede Kamer inhoudelijk uitvoerig en helder is gediscussieerd, met name ook op het punt van de kwaliteit en zorgvuldigheid van de lokale en provinciale besluitvorming. Deze leden hebben om die reden weinig behoefte aan een herhaling van zetten. Niettemin zouden zij het plezierig vinden inzake de samenvoeging van Roermond en Swalmen een nadere toelichting te ontvangen.

Er van uit gaande dat draagvlak en versterking van de bestuurskracht de voornaamste aspecten zijn waarop een gemeentelijke herindeling ook door de regering beoordeeld zal worden, zo vraagt het lid van de OSF, geldt dan voor de onderhavige herindeling niet dat in ieder geval het aspect draagvlak als onvoldoende moet worden beschouwd nu de gemeente Swalmen zo duidelijk tegen is?

Is het probleem van Roermond, dat versterking van draagvlak voor zijn centrumfuncties ambieert, eigenlijk wel oplosbaar met de voorgestelde samenvoeging met Swalmen? In welke opzichten levert de toevoeging van het grondgebied van Swalmen dan extra mogelijkheden voor de gemeente Roermond?

III Alternatieven

Het stadsbestuur van Roermond heeft altijd uitgesproken dat het belangrijk is dat bij een herindeling goede voorwaarden worden gecreëerd om nieuwe, sterke gemeenten te vormen die berekend zijn op hun huidige en toekomstige opgaven. De Roermondse visie daarop voor Midden-Limburg heeft Roermond op 14 januari 2004 neergelegd in het position-paper «Het haalbare haalbaar maken». In deze visie kiest Roermond voor een fusiegemeente die de Korte Bandstad wordt genoemd, waarbij de gemeenten Swalmen, Roermond en de kernen Beesel, Melick en Linne worden samengevoegd: een gemeente van circa 67 000 inwoners. Hoe het tot nu toe gelopen is, is bekend. Het ingediende wetsvoorstel om de gemeenten Roermond en Swalmen samen te voegen werd met 80 tegen 70 stemmen aangenomen. Een door de VVD-fractie ingediend amendement om de gemeente Maasbracht bij de nieuwe gemeente Roermond te voegen haalde het niet. Het resultaat van het broddelwerk van het Provinciaal Bestuur en de behandeling in de Tweede Kamer is dat naar alle waarschijnlijkheid over vijf jaar opnieuw een herindelingsronde in oostelijk Midden-Limburg zal moeten plaatsvinden. Daarom zou het volgens de leden van de fractie van GroenLinks nu passen om een pas op de plaats te maken, geen onomkeerbare stappen te zetten (samenvoeging Ambt Montfort en Roerdalen en vorming van Maasgouw) maar het Provinciaal Bestuur van Limburg aan te sporen met een nieuw, veel realistischer en duurzamer, voorstel te komen. Is de minister hiertoe bereid?

De Provinciale Staten van Limburg pleiten voor verdere niet-vrijblijvende samenwerking van de nieuwe gemeente Roermond met omliggende gemeenten. Wat is in dit verband de meerwaarde van de voorgestelde herindeling, zo vragen de leden van de SP-fractie. Ziet de minister mogelijkheden voor niet-vrijblijvende samenwerking, los van deze samenvoeging? Kan dergelijke niet-vrijblijvende samenwerking de voorgestelde herindeling overbodig maken?

Kan de minister, zo vragen de leden van de D66-fractie, mede in het licht van bovenstaande opmerkingen aangeven hoe hij aankijkt tegen het perspectief van een mogelijke fusie tussen Swalmen en Beesel, daarbij – voorshands hypothetisch – uitgaande van een mogelijk of in verband hiermee niet aanvaard wetsvoorstel 30 360?

Is het gelet op het in de gemeente Swalmen ontbreken van draagvlak voor deze herindeling niet voor de hand liggend, zo vraagt het lid van de OSF, om als de bestuurskracht van deze gemeente tekort schiet, ook naar mogelijke andere combinaties, buiten het onderzochte herindelinggebied, te kijken, alvorens te besluiten tot deze door de gemeente Swalmen duidelijk niet gewenste oplossing?

Zou een uitbreiding van het onderzoeksgebied in noordelijke richting niet mogelijkerwijs tot meer aanvaardbare herindelingvoorstellen kunnen leiden, bijvoorbeeld tot samenvoeging van Swalmen met Beesel? Zou in die mogelijke alternatieve optie niet een gemeente met een duidelijker eigen (plattelands-)identiteit gevormd kunnen worden, die daardoor voor de betreffende gemeenten veel attractiever zou kunnen zijn?

Zou een loyale deelname van de gemeente Roermond aan de regionale samenwerking in Midden-Limburg, zoals voorgestaan door Provinciale Staten van Limburg, voor de gemeente Roermond niet een betere bijdrage kunnen leveren aan haar positionering als centrumgemeente in de betreffende regio?

Is het alles bij elkaar genomen niet beter, zowel voor Swalmen als voor Roermond, om niet verder te gaan met dit herindelingvoorstel, maar in te zetten op de voor handen zijnde alternatieven?

IV Centrumfunctie

(In de aanbieding van het wetsvoorstel aan de Eerste Kamer staat dat de samenvoeging allereerst een antwoord op de bestuurlijke problematiek van Swalmen is. Het herindelingadvies van Gedeputeerde Staten in Limburg is door de minister overgenomen en daaruit concludeert de fractie van GroenLinks dat de minister daarmee evenals Gedeputeerde Staten de centrumfunctie van Roermond niet wil versterken. Voor de toenemende taakverzwaringen (decentralisatie met financiële risico’s en beperkingen van eigen inkomstenmogelijkheden) voor gemeenten en vooral de centrumgemeenten bieden onderliggende voorstellen geen soelaas. Noch voor de nieuw gevormde gemeente als gevolg van wetsvoorstel 30 359, noch voor wetsvoorstel 30 360. Het verhaal van Maasgouw, onderdeel van wetsvoorstel 30 358 is een wel heel bijzonder voorstel. De Maassprong van Maasbracht is niet ingegeven door de overwegingen om oostelijk Midden-Limburg te versterken, noch door de bestuurskracht van Maasbracht te versterken, maar enkel om te voorkomen dat de nieuw te vormen (Leudal-)gemeente te groot en te sterk zou worden. Dit is toch wel heel merkwaardig, niet duurzaam te noemen, in strijd met uitgangspunten van herindeling en versterking bestuurskracht. De fractie van GroenLinks nodigt de minister uit hierop met een uitvoerige reactie te komen.

De samenvoeging van de gemeenten Roermond en Swalmen leidt weliswaar tot een zekere versterking van de bestuurskracht, maar is geen duurzame oplossing. Juist vanwege de regiofunctie van Roermond had deze gemeente, gezien de versterking van de regio oostelijk Midden-Limburg op meer moeten kunnen rekenen. Ook voor een slagvaardige ontwikkeling van haar economie en de bevordering van welvaart en welzijn zou een meer grootschalige herindeling voor Midden-Limburg beter zijn.

In het herindelingsadvies van de provincie Limburg en in het wetsvoorstel 30 360 wordt niet ingegaan op de positie van de centrumstad Roermond. De problemen worden wel genoemd. Ze worden echter niet vertaald naar de bij deze problemen behorende ruimtelijke en bestuurlijke schaal. Dit knelt eens te meer doordat wel groen licht wordt gegeven aan de vorming van sterke, grote plattelandsgemeenten «met de rug naar de stad». Hierdoor krijgen Roermond en de regio Midden-Limburg niet alleen minder dan verwacht en nodig, maar worden ook definitieve blokkades opgeworpen voor duurzame oplossingen in de toekomst.

In een gebied, dat een grote verwevenheid op meerdere terreinen vertoont, is er behoefte aan een sterke centrumgemeente, die een eenduidige centrale regie voert en democratisch gelegitimeerd is door alle inwoners van het gebied waarvoor de stad Roermond de centrumfunctie moet waarmaken.

De centrumfunctie van Roermond is voor de hele regio belangrijk: de leefbaarheid van de streek, de duurzame ontwikkeling en de kwaliteit van het voorzieningenniveau hangen er rechtstreeks mee samen. Binnen de regio dient de centrumstad als motor. Dat de motor optimaal kan draaien is van het grootste belang voor een optimaal leefklimaat voor de totale regio.

Er is ook een grote verwevenheid van de gemeente Roermond met de buurgemeenten. De burgers van de buurgemeenten werken in Roermond, winkelen in de binnenstad, bezoeken culturele voorzieningen als de Oranjerie en het Centrum voor de Kunsten, gaan naar school in Roermond, maken gebruik van voorzieningen op het gebied van ouderenzorg, gezondheidszorg, jeugdzorg etc. De burgers van de buurgemeenten hebben dus groot belang bij een goed functionerende centrumstad.

Een relatief kleine groep Roermondse burgers houdt echter voor een veel grotere groep burgers wezenlijke voorzieningen in stand en neemt ook via de door haar democratisch gekozen volksvertegenwoordigers beslissingen over de toekomst van die voorzieningen. Vanuit de optiek van democratische legitimatie maakt de fractie van GroenLinks zich daar zorgen over. De gemeenteraad van Roermond, slechts gekozen door de kiesgerechtigden van Roermond, beslist zonder regionale democratische legitimatie over het voorzieningenpakket op een aantal essentiële terreinen voor de burgers in de hele regio. Deze burgers hebben daar geen enkele invloed op. Graag de reactie van de minister hierop.

Van belang is ook, dat voor het samenstel van activiteiten zoals dat van Roermond als centrumstad wordt verwacht, niet volstaan kan worden met regie voor het grondgebied van Roermond alleen. Voor de noodzakelijke centrale regie ontbreken op dit moment op belangrijke gebieden de instrumenten. Omdat het aantal taken van gemeenten, dat een grensoverschrijdend karakter heeft in de (nabije) toekomst toeneemt, zal dit knelpunt zich nog nadrukkelijker aandoen.

Dus: Roermond dient in staat te zijn om haar taken als centrumstad adequaat uit te voeren, niet alleen in het belang van de eigen inwoners, maar juist en vooral ook in dat van de inwoners van buurgemeenten die in belangrijke mate van de voorzieningen die de stad biedt afhankelijk zijn. De mogelijkheden die Roermond hier zelf voor heeft zijn gering. Een (grootschalige) herindeling zou een belangrijke bijdrage kunnen zijn in de oplossing hiervan. Het vergroot de bestuurskracht en het draagvlak voor de aanpak van de problemen en daarmee ook het probleemoplossend vermogen.

Kortom, het is wenselijk dat in een gebied, dat zodanige verwevenheid op meerdere terreinen vertoont, sprake is van één integrale bestuurslaag, die een eenduidige centrale regie voert en democratisch gelegitimeerd is door alle inwoners van het gebied. Bovendien zal het een hele opgave zijn om onderscheidenlijk te zijn in relatie tot de wel degelijk versterkte regio’s, Venlo, Tri-pool (Sittard-Geleen, Maastricht en Heerlen/Parkstad). Deze voorstellen zijn ook voor genoemde noodzaak geen oplossing.

V Overige vragen en opmerkingen

Over de duurzaamheid zijn ook eerder vragen gesteld vanwege de benoemde houdbaarheid tot 2014: kan de minister nogmaals daarop reageren, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Wat betreft de regionale samenhang wijst de gemeente Swalmen op de beklemde positie waar de gemeente Beesel door de samenvoeging in komt te verkeren: wat is daarop het commentaar? Heeft de samenvoeging niet dusdanig geringe impact dat de noodzaak tot intergemeentelijke samenwerking in combinatie met flankerend beleid gehandhaafd blijft? Heeft de ervaring niet uitgewezen dat in die regio de voortgang in dat opzicht zeer teleurstellend was? Wat is de inschatting van de minister dat dit aan bestuurlijke drukte oplevert en hoe is die financieel als verliespost te kapitaliseren?

Deze vragen zijn onderdeel van de kernvraag: voor welk probleem biedt deze samenvoeging welke oplossing?

Dat de bestuurskracht van de gemeente Roermond moet worden versterkt wordt door iedereen erkend en is bovendien niet nieuw, zo stellen de leden van de fractie van GroenLinks. Kortheidshalve wordt verwezen naar de behandeling in de Tweede Kamer op 12 juni 1990 (!) van de herindelingswet Midden-Limburg (motie-Castricum) en de uitkomsten van de bestuurskrachtmonitor van de Provincie Limburg. Het is teleurstellend te moeten constateren dat tot op heden hier niet adequaat op gereageerd is. Het zou passend zijn als de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hieromtrent het Provinciaal Bestuur van Limburg, gedomineerd door het CDA (altijd het witte nostalgische dorpse leven in Limburg verheerlijkend en de steden negerend) eens stevig had toegesproken. De Provincie Limburg heeft Roermond in de steek gelaten en daarmee de regio oostelijk Midden-Limburg. Welke stappen onderneemt de minister om deze ernstige nalatigheid aan te kaarten?

Bestuurlijke samenwerking is volgens de provincie Limburg het toverwoord voor de oplossing van de problematiek van Roermond en de regio Midden-Limburg. Roermond participeert in meer dan 30 samenwerkingsverbanden. Dat leidt tot veel bestuurlijke drukte en ambtelijke inzet van de centrumgemeente. De huidige wijze van samenwerking is echter veel te vrijblijvend en met veel te veel partijen. De resultaten zijn, ondanks alle inspanningen, teleurstellend. Bovendien komen deze bestuurlijke hulpconstructies de transparantie van het bestuur niet ten goede en zijn ze ook niet bevorderlijk voor een adequate democratische controle van het bestuur.

Roermond heeft een zeer onevenwichtige sociale structuur. Naar verhouding is de middenklasse in deze stad ondervertegenwoordigd, die wonen namelijk in buitenwijken van de stad, maar dat zijn wel zelfstandige gemeenten. Roermond heeft voornamelijk als gevolg van de streekplantaakstellingen de afgelopen decennia veel inspanningen verricht op het gebied van de sociale woningbouw. Dat is de reden dat in Roermond de sociale opgaven zich cumulatief hebben verdicht, ook en die vooral van de problematiek van achterstanden, multiculturele samenleving en de non-arbeidsmarktparticipatie. Het kan en mag niet zo zijn dat de centrumstad hierbij alleen staat. De regiogemeenten de handen vrij hebben en zich niets hoeven aan te trekken van de complexe opgaven van de stad, terwijl ze wel van de voorzieningen profiteren en wonen in de relatief veilige witte suburbs. Wat is hierop de visie van de minister?

Functionele (intergemeentelijke en/of regionale) samenwerking op inhoudelijke taakvelden leidt vaak tot vormen van bestuur die op afstand staan van de lokale gemeenteraad. Een trend die zich doorzet en die vaak gebruikt wordt om een schaal van uitvoering te krijgen waarmee je professionaliteit kunt garanderen en waarmee herindeling wordt voorkomen. Het zet echter de lokale democratie onder druk en de burger op afstand van de getrapt samengestelde bestuursorganen. Dan is doorpakken beter. Maak grotere gemeenten die opgewassen zijn om de complexe verantwoordelijkheden en de dienstverlening aan de burger nabij en adequaat te organiseren. Graag de visie van de minister hierop en dat in relatie tot onderhavige wetsvoorstellen.

De voorstellen die de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nu op basis van het Provinciaal Bestuur doet, zijn over drie tot vijf jaar aanleiding om een nieuwe herindelingsronde voor Midden-Limburg te houden. Er gaan kostbare jaren zo verloren. Er gaat kostbare energie bestuurlijk en ambtelijk verspild worden, waar deze niet al is verspild. Behalve voor de westkant van de Maas, met uitzondering van Maasgouw, geldt voor de overige voorstellen dat het niets oplost en geen der gemeenten nieuw gevormd in staat stelt om de lokale taken en verantwoordelijkheden met de nodige bestuurskracht en ambtelijke excellente professie ter hand te kunnen nemen. De fractie van GroenLinks verneemt graag van de minister wat hieromtrent zijn mening is.

Tot slot. Het herindelingvraagstuk is in zijn tegendeel komen te verkeren. Door halsstarrig vast te houden aan het initiatief van onderop legitimeert u de handelwijze van de kleine dorpen tegen de belangen van de centrumstad en daarmee uiteindelijk tegen de belangen van de hele regio. Het wordt tijd dat de verantwoordelijk minister ingrijpt. Het is anders niet uit te leggen dat de minister steeds meer verantwoordelijkheden via decentralisatie (waaronder de Wet Werk en Bijstand, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, Inburgering, Onderwijs, etc.) neerlegt bij gemeenten en niets doet om de robuustheid van gemeenten te bevorderen. Uiteindelijk gaat dit ten koste van de lokale overheidsdienstverlening aan de burger, zowel met betrekking tot de kwaliteit, de diversiteit als met betrekking tot de continuïteit. Graag hierop een reactie van de minister.

Welke voorstellen voor gemeentelijke herindeling kan deze Kamer de komende vijf jaar nog tegemoet zien, vragen de leden van deSP-fractie zich af.

VI Tenslotte

Het antwoord op de hierboven gestelde vragen wordt door de leden van de CDA-fractie met belangstelling afgewacht.

De leden van de PvdA-fractie zien de beantwoording met interesse tegemoet.

De voorzitter van de commissie,

Witteveen

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Holdijk (SGP), Van Heukelum (VVD), Luijten (VVD), Pastoor (CDA), Meindertsma (PvdA), Bemelmans-Videc (CDA) plv. voorzitter, Dölle (CDA), Platvoet (GL), Witteveen (PvdA) voorzitter, Hessing (LPF), Ten Hoeve (OSF), Van Raak (SP) en Engels (D66).

Plv. leden: Van Middelkoop (CU), Hoekzema (VVD), V.d. Broek-Laman Trip (VVD), Pruiksma (CDA), Van Thijn (PvdA), Lemstra (CDA), Vedder-Wubben (CDA), Thissen (GL), Tan (PvdA), Kox (SP) en Schuyer (D66).

Naar boven