F
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS1
De leden van de CDA-fractie danken de minister
van OCW voor haar antwoorden in de memorie van antwoord. Toch geven deze antwoorden
nog aanleiding tot een enkele vraag.
De minister stelt terzake van de rol van de inspectie enerzijds dat wordt
nagegaan op welke manier er in het toezicht van de inspectie aandacht wordt
besteed aan de lokale component van sociale integratie, in relatie tot het
lokale beleid. Anderzijds wordt gesteld dat slechts de geschillencommissie
in beeld komt als het gaat om het maken van afspraken
tussen scholen en gemeenten. De inspectie rapporteert dan weer over de mate
waarin de doelen worden bereikt rond de gemaakte
afspraken. Mogen de leden van de CDA-fractie uit de laatste toelichting afleiden
dat de inspectie geen partij is bij de vraag of, dan wel toezicht houdt op
de mate waarin, scholen daadwerkelijk afspraken maken met gemeenten? Zo ja,
hoe verhoudt zich dit tot de verkenning naar de rol van de inspectie terzake
van de rol van de scholen bij het lokale integratiebeleid?
De leden van de PvdA-fractie hebben de minister
gevraagd naar de financiële middelen voor de bovenschoolse taalklassen.
Uit het antwoord van de minister maken zij op dat hun vraag niet goed begrepen
is. Het ging deze leden namelijk niet om de bekostiging van de schakelklassen,
maar om bovenschoolse taalklassen. Deze klassen zijn bedoeld voor kinderen
die afkomstig zijn uit het buitenland en geen enkele beheersing hebben van
de Nederlandse taal. Kenmerkend voor deze leerlingen is dat de school waar
deze leerlingen zijn ingeschreven, nog geen gewichtengelden voor deze leerlingen
ontvangen. Het antwoord van de minister dat de school uit deze middelen kan
bijdragen aan de schakelklas is dan ook niet op deze groep leerlingen van
toepassing. Hetzelfde geldt voor het gemeentelijk budget voor schakelklassen.
De aan het woord zijnde leden benadrukken dat het hen gaat om de volgende
situatie: leerlingen die rechtstreeks uit het buitenland komen en die, vóórdat
zij op een reguliere school geplaatst kunnen worden, instromen in een bovenschoolse
taalklas. Deze bovenschoolse taalklas is uitsluitend gericht op het leren
van de Nederlandse taal. De taalklassen werken met maximaal 15 leerlingen
die gedurende het hele schooljaar instromen. De leden van de PvdA-fractie willen graag een specificatie van de middelen die hiervoor beschikbaar
zijn met vermelding voor wie die middelen ter beschikking zouden moeten worden
gesteld.
De leden van de PvdA-fractie hebben voorts nadere vragen over (de financiering
van) het oplossen van maatschappelijke achterstanden die een negatief effect
hebben op de schoolprestaties van kinderen. In de schriftelijke inbreng hadden
zij als voorbeeld genoemd het ontbreken van een onderwijsondersteunende thuissituatie.
In de memorie van antwoord stelt de minister dat schoolbesturen de gewichtengelden
kunnen gebruiken voor extra begeleiding van de bedoelde leerlingen. De aan
het woord zijnde leden onderschrijven dit, maar dit neemt hun zorgen niet
weg. Naast extra begeleiding van de leerlingen is er de laatste jaren ook
oog voor het belang van ondersteuning van de ouders. Betrokkenheid van ouders
bij het onderwijsleerproces van hun kinderen blijkt de leerprestaties van
deze kinderen sterk te verbeteren. Er zijn inmiddels programma’s ontwikkeld
waar ook goede ervaringen mee zijn opgedaan. Dit betreft bijvoorbeeld opstap,
opvoedingsondersteuning en programma’s om de ouderbetrokkenheid te vergroten.
Is de minister van oordeel dat ook dergelijke programma’s uit de gewichtengelden
bekostigd zouden kunnen en moeten worden? Zo ja, heeft de minister mogelijkheden
om de schoolbesturen daar toe te bewegen? Zo nee, uit welke middelen moeten
deze programma’s dan gefinancierd worden?
Met de voorgaande vraag hangt een laatste vraag samen betreffende de verminderde
rol van de gemeenten, mede in het licht van de Wet maatschappelijke ondersteuning
(WMO). De minister stelt dat de gemeente, vanuit haar rol als regisseur, verantwoordelijk
is voor de samenhang tussen de verschillende voorzieningen op het terrein
van jeugd, waarbij het de verantwoordelijkheid van de school is om een effectieve
onderwijsaanpak te kiezen voor het bestrijden van een onderwijsachterstand
bij een leerling. De leden van de PvdA-fractie onderschrijven in principe
deze verantwoordelijkheidsverdeling. Zij benadrukken echter dat de oorzaken
van onderwijsachterstanden niet altijd in het onderwijs liggen en daar dus
ook niet altijd kunnen worden opgelost. Zij wijzen bijvoorbeeld op zaken als
financiële of verslavingsproblematiek, die een negatieve invloed hebben
op het welbevinden van een kind, en daarmee ook vaak op de leerprestaties.
Deze samenhang wordt ook in toenemende mate door de betrokken partners onderschreven
en de gemeente vervult daar steeds vaker een regisserende rol in. Deze regierol
wordt vaak vereenvoudigd als de gemeente middelen heeft om stroef verlopende
processen met een financiële bijdrage (weer) op gang te brengen. Onderschrijft
de minister deze praktijk? Tot besluit vragen de leden van de PvdA-fractie
de minister nog eens helder uiteen te zetten waarom zij het toch nodig heeft
gevonden om € 60 mln uit de gemeentelijke middelen over te hevelen
naar de gewichtengelden ter beschikking van de schoolbesturen.
De voorzitter van de commissie,
Klink
De griffier van de commissie,
Janssen
XNoot
1Samenstelling:
Leden: Schuurman (CU), Schuyer (D66), Dupuis (VVD), Woldring (CDA), Linthorst
(PvdA), (plv. voorzitter), Kalsbeek-Schimmelpenninck
van der Oije (VVD), Witteman (PvdA), Ten Hoeve (OSF), Klink (CDA), (voorzitter), Van Raak (SP), Thissen (GL) en Pruiksma
(CDA).
Plv. leden: Holdijk (SGP), Engels (D66), Swenker (VVD), Walsma (CDA),
Eigeman (PvdA), Broekers-Knol (VVD), Maas-de Brouwer (PvdA), Van Dalen-Schiphorst
(CDA), Meulenbelt (SP), Van der Lans (GL), Nap-Borger (CDA).