30 223
Wijziging van enige socialeverzekeringswetten in verband met de beëindiging van de verzekeringsplicht van in het buitenland wonende uitkeringsgerechtigden

A
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 2 december 2005

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de PvdA-fractie hadden de volgende vragen over het wetsvoorstel dat moet bewerken dat de zorgplicht voor postactieven die sedert 1 januari aanstaande in het buitenland wonen, niet meer berust bij Nederland maar bij het land waarin zij wonen.

Uit de memorie van toelichting leidden zij af dat met de voorgestelde regeling wordt aangesloten bij een Verordening (Vo 883/2004) die Europeesrechtelijk nog niet is ingegaan. Zijn daaraan geen juridische risico’s verbonden, zo vroegen deze leden.

Het kwam deze leden voorts voor dat de wijze waarop in het onderhavige wetsvoorstel uitvoering wordt gegeven aan de uitspraak van het EG/HvJ Van Pommerden tamelijk zuinig is. Deze opvatting was de aan het woord zijnde leden met name ingegeven vanwege de bezwaren van de vakbonden tegen het voorliggende wetsvoorstel.

Kan de minister meedelen waarom hij deze niet steekhoudend acht, althans deze niet heeft willen honoreren? De aanleiding voor Van Pommerden was, naar deze leden meenden te hebben begrepen, dat de in 2000 ingevoerde mogelijkheid tot vrijwillige verzekering dermate onvoordelig is dat deze botst met het uitgangspunt van vrij verkeer. Deelt de minister deze analyse? Waarom acht hij deze kans met het nu voorliggende wetsvoorstel niet aan de orde? Is de Sociale Verzekeringsbank hieromtrent geraadpleegd? Beschikt de minister over een advies in deze? Zo ja, kan de Kamer hiervan een afschrift krijgen?

Ten slotte hadden deze leden nog een vraag over de relatie met ILO Verdrag 121. Het uitgangspunt dat de opbouw voor bijvoorbeeld de AOW altijd ophoudt wanneer een (ex) werknemer zich in het buitenland vestigt, kan – zo kwam het deze leden voor – op gespannen voet staan met het voorschrift dat een door een bedrijfsongeval getroffen werknemer adequaat en zonodig levenslang gecompenseerd wordt voor door hem opgelopen schade. Dit hangt samen met het Nederlandse systeem van werknemers- annex volksverzekeringen, waarin de compensatie op basis van het eerste type regeling stopt bij leeftijd 65. Deelt de minister deze analyse? Zo ja, is hij voornemens voor deze situaties voorzieningen te treffen?

Ten slotte vroegen de leden van de fractie van de PvdA wat de grote haast is met dit wetsvoorstel. Waarom acht de minister een ingangsdatum per 1 januari aanstaande beslist geboden? Wat is het verlies, in termen van onnodige uitgaven, als de regeling eerst wordt ingevoerd nadat een gedegen advies is ingewonnen over de mogelijke internationaal-rechtelijke implicaties?

De leden van de fractie van GroenLinks sloten zich aan bij de bovenstaande vragen.

De voorzitter van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van Driel

De griffier voor dit verslag,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van den Berg (SGP), Van Leeuwen (CDA) (plv.voorzitter), Swenker (VVD), De Wolff (GL), Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije (VVD), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Van Driel (PvdA)(voorzitter), Vedder-Wubben (CDA), V. Dalen-Schiphorst (CDA), Westerveld (PvdA), Schouw (D66).

Plv. Leden: Van Middelkoop (CU), Franken (CDA), Biermans (VVD), Thissen (GL), Van den Broek-Laman Trip (VVD), Slagter-Roukema (SP), Terpstra (CDA), Nap-Borger (CDA), Schuyer (D66), Noten (PvdA), Leijnse (PvdA).

Naar boven