30 170
Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de voorschriften inzake educatie, splitsing van instellingen en vaststelling ondergrens aan de bekostiging deeltijdse beroepsopleidingen

A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

19 januari 2006

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het wenselijk is educatiegelden in de brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid van het Grotestedenbeleid onder te brengen;

dat het verder wenselijk is om in verband met overheveling van educatiegelden voor NT2-opleidingen op de voor inburgering relevante niveaus, naar de begroting van het Ministerie van Justitie alsmede in verband met de overdracht van de verantwoordelijkheid voor deze opleidingen aan de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, de voorschriften voor educatie aan te passen;

dat het voorts wenselijk is splitsing van instellingen mogelijk te maken, een grondslag op te nemen voor nadere regels voor splitsing van instellingen en enige technische wijzigingen aan te brengen;

dat het tevens wenselijk is een ondergrens te stellen aan de bekostiging van deeltijdse beroepsopleidingen;

dat het ten slotte wenselijk is het verantwoordingsregime voor gemeenten over de inzet van educatiemiddelen in de Wet educatie en beroepsonderwijs op te nemen;

dat daartoe de Wet educatie en beroepsonderwijs dient te worden gewijzigd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.1.3 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid, onder b, wordt «instellingen die zijn voortgekomen uit een samenvoeging van bekostigde instellingen» vervangen door: instellingen die zijn voortgekomen uit samenvoeging of splitsing van bekostigde instellingen.

b. Aan het eind van het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot het tweede lid, onder b.

B

Artikel 2.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

6. Bij de toepassing van de maatstaf, bedoeld in het tweede lid, onder a, blijven buiten beschouwing deelnemers aan een deeltijdse opleiding waarvoor het bevoegd gezag een in instellingstijd verzorgd onderwijsprogramma, met inbegrip van de beroepspraktijkvorming, heeft ingericht dat minder dan 300 uren per volledig studiejaar omvat.

C

Artikel 2.3.1 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

2. Het eerste lid is niet van toepassing op gemeenten die op grond van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid een brede doeluitkering in het kader van het Grotestedenbeleid ontvangen. Voorzover de brede doeluitkering wordt aangewend voor educatie, zijn de artikelen 2.3.3, 2.3.4 en 2.3.6 tot en met 2.3.6d daarop van overeenkomstige toepassing.

D

Na artikel 2.5.9 wordt een paragraaf 1a ingevoegd, luidende:

Paragraaf 1a. Verantwoording educatiemiddelen

Artikel 2.5.9a. Verantwoording gemeenten over inzet educatiemiddelen

1. Voor 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor de middelen aan het college van burgemeester en wethouders worden verstrekt, dient het college van burgemeester en wethouders bij Onze Minister een verantwoording in waaruit blijkt dat de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 2.3.1, eerste lid, door het college van burgemeester en wethouders rechtmatig is besteed. Indien activiteiten als bedoeld in artikel 2.3.4, derde lid, onder a, waarvoor het college van burgemeester en wethouders zich heeft verplicht, niet of niet volledig zijn verricht en het college van burgemeester en wethouders uit dien hoofde in enig jaar aanspraken heeft jegens de instelling, besteedt het college van burgemeester en wethouders de uit die aanspraken voortvloeiende middelen uiterlijk in het jaar volgend op het jaar waarin die middelen zijn terugontvangen, en verantwoordt het college van burgemeester en wethouders die middelen in het jaar volgend op het jaar waarin de middelen zijn besteed.

2. Ten behoeve van de verklaring van de accountant wordt bij ministeriële regeling een controleprotocol opgesteld.

3. De financiële verantwoording wordt ingericht volgens een bij ministeriële regeling vastgesteld model en is voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Aan Onze Minister wordt op diens verzoek inzicht gegeven in de gegevens die bij de controle op enigerlei wijze een rol spelen, en in de controlerapporten van de accountant.

E

Artikel 7.3.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden: de opleidingen Nederlands als tweede taal I en II, niveaus B1 en B2 van het Raamwerk NT2, die opleiden voor het niveau van het diploma Nederlands als tweede taal, bedoeld in het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal,.

2. Onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. de opleidingen Nederlands als tweede taal, niveaus A1 en A2 van het Raamwerk NT2, en.

Ea

Artikel 7.3.2, eerste en tweede lid, komt te luiden:

1. De opleiding Nederlands als tweede taal I is gericht op de beheersing van de Nederlandse taal met het oog op het volgen van opleidingen of de uitoefening van functies op het niveau van een vakopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel c, door hen voor wie het Nederlands niet de moedertaal is en die ten minste het niveau van het primair onderwijs hebben bereikt.

2. De opleiding Nederlands als tweede taal II is gericht op de beheersing van de Nederlandse taal met het oog op het volgen van opleidingen in het hoger onderwijs en de uitoefening van hogere functies door hen voor wie het Nederlands niet de moedertaal is en die wat betreft vooropleiding of werkervaring functioneren op ten minste het niveau van het middenkader.

Eb

In artikel 7.3.3, tweede lid, wordt «artikel 7.3.1, eerste lid, onder b en d» vervangen door: artikel 7.3.1, eerste lid, onder b en e.

Ec

In artikel 7.4.1 wordt «artikel 7.3.1, eerste lid, onder b en d» vervangen door: artikel 7.3.1, eerste lid, onder b en e.

F

In artikel 7.4.11, derde lid, worden de woorden «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften vastgesteld» vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden vastgesteld.

Fa

In artikel 8.1.1, zesde lid, wordt na de eerste volzin een nieuwe volzin ingevoegd, luidende: De toelating tot de opleidingen educatie, bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdelen c en d, staat uitsluitend open voor volwassenen die geen inburgeringsplichtigen zijn in de zin van artikel 1 van de Wet inburgering.

ARTIKEL II

1. Artikel I, onderdelen A, D, E, Ea, Eb, Ec en F, van deze wet treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

2. Artikel I, onderdeel B, van deze wet treedt in werking met ingang van 1 augustus 2006.

3. Indien het bij koninklijke boodschap van 21 september 2005 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering) (Kamerstukken II 2004/05, 30 308, nr. 2) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, treedt artikel I, onderdelen C en Fa, van deze wet op hetzelfde tijdstip in werking.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Naar boven