30 063
Overgangsrecht inzake de beëindiging van het recht op toeslag op grond van de Toeslagenwet binnen de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte en Zwitserland

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 21 september 2005

Het voorbereidend onderzoek gaf de leden van de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de PvdA-fractie hadden met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel, dat het recht op een toeslag op grond van de Toeslagenwet doet eindigen voor rechthebbenden die woonachtig zijn buiten Nederland, maar binnen de EU, de EER of Zwitserland. Zij hadden hier enkele vragen over.

Blijkens de memorie van toelichting is de Toeslagenwet na de voor ons land negatieve uitspraak van de Centrale Raad van Beroep alsnog op bijlage IIbis geplaatst. Hoe heeft de regering dit verzoek tot plaatsing onderbouwd? Waarom meent zij dat de TW voldoet aan de criteria tot plaatsing die hieromtrent zijn ontwikkeld door het EG-Hof van Justitie? Hoe luiden deze criteria?

In de nota naar aanleiding van het verslag wordt gesproken over door UWV gesignaleerde procesrisico's. Op welke risico's doelt dit Instituut? Acht de minister deze niet relevant en zo nee, waarom niet?

De plaatsing op de IIbis lijst heeft, naar de leden van de PvdA-fractie hebben begrepen, aanleiding gegeven tot een verzoek van enkele Nederlandse fracties in het Europees Parlement om deze weer ongedaan te maken. Hoe is de gedachtewisseling terzake verlopen? Welke argumenten zijn voor dit verzoek aangevoerd en hoe heeft de regering deze gepareerd?

In de nota naar aanleiding van het verslag wordt een staatje gegeven van lopende geëxporteerde uitkeringen eind 2002 naar verdragslanden buiten de EU. Kan de minister eenzelfde staatje produceren voor de landen waar het ten deze omgaat, derhalve de EU, de landen behorend tot de EER en Zwitserland?

Is de veronderstelling van de leden van de PvdA-fractie juist, dat het bij deze verstrekkingen doorgaans gaat om toeslagen op WAO-uitkeringen? Kan de minister, toegespitst op deze groep, aangeven aan welke «nieuwe gevallen» hij denkt, wanneer hij verwijst naar de afweging bij de keuze voor het geëigende overgangsrecht tussen het vertrouwens- en het gelijkheidsbeginsel? Rekent hij bij deze afweging WGA-/IVA-gerechtigden tot de groep voor wie het beginsel van rechtsgelijkheid gaat wringen? Zo ja, kan hij dat uitleggen?

In de nota naar aanleiding van het verslag wordt gesproken over het moment waarop de groep oude rechthebbenden «uitgefaseerd» zal zijn. Is het hierin genoemde jaartal van 2035 wel realistisch? Is vanwege het geven dat van de toeslaggerechtigden circa 70 procent 55 jaar of ouder is, 2015 niet een reëler jaartal dan 2035 of het hoogst theoretische 2050?

De leden van de fractie van GroenLinks deelden mee zich bij genoemde vragen te willen aansluiten.

De commissie ziet de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de commissie,

Van Driel

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Van den Berg (SGP), Van Leeuwen (CDA) (plv. voorzitter), Swenker (VVD), De Wolff (GL), Kalsbeek-Schimmelpenninck van der Oije (VVD), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Van Driel (PvdA) (voorzitter), Vedder-Wubben (CDA), V. Dalen-Schiphorst (CDA), Schouw (D66) en Leijnse (PvdA).

Naar boven