30 019
Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter bevordering van het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de besluitvorming in rechtspersonen

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld: 2 juni 2006

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de leden van de vaste commissie voor Justitie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met veel belangstelling kennis genomen van het onderhavige voorstel. Zij achten een bijdrage aan de verbetering van de communicatie tussen vennootschappen en verenigingen enerzijds en aandeelhouders en leden anderzijds ( conform de voorstellen van de Commissie Tabaksblat) van groot belang. Zij zijn van mening, dat het gebruik van elektronische communicatiemiddelen inderdaad heeft te gelden als een faciliteit, die onverlet laat dat aandeelhouders of leden ook door middel van het «ouderwetse middel» papier communiceren en bijeenkomsten houden met fysieke personen. Alleen al om aan de nieuwe middelen te wennen lijkt deze aanpak gewenst. De leden van deze fractie hebben echter nog enkele vragen, waar de leden van de PvdA-fractie zich bij aansluiten.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Die belangstelling betreft niet alleen ARTIKEL I van het wetsvoorstel waarin de bepalingen van Boek 2 van het BW worden gewijzigd teneinde het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de besluitvorming in de algemene vergadering van aandeelhouders van NV’s, BV’s, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen te bevorderen. Die belangstelling betreft zeker ook ARTIKEL II van het wetsvoorstel waarin de minister uitvoering geeft aan de door hem aan de Eerste Kamer gedane toezegging tijdens de plenaire behandeling op 6 juli 2004 van het wetsvoorstel Wijziging Structuurregeling met betrekking tot de tot verwarring aanleiding gevende formulering in de artt. 158 lid 9 en 268 lid 9. Het verheugt de leden van de VVD-fractie dat thans in het gewijzigd voorstel van wet van wetsvoorstel 30 019 de eerste twee volzinnen van de artt. 158 lid 9 en 268 lid 9 dusdanig helder geformuleerd zijn dat de door de Eerste Kamer gesignaleerde onduidelijkheid zich niet meer voordoet.

Met betrekking tot ARTIKEL I van het wetsvoorstel hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele vragen.

Reikwijdte wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie vernemen graag of de gewijzigde bepalingen betreffende het gebruik van elektronische communicatiemiddelen ook gelden voor de Europese vennootschap met statutaire zetel in Nederland en de (toekomstige) Europese coöperatieve vennootschap met statutaire zetel in Nederland?

Oproeping per e-mail

In het wetsvoorstel wordt aangegeven, dat de oproeping voor een algemene vergadering langs elektronische weg kan geschieden wanneer de houder van aandelen op naam daarmee instemt. Is hiermee een «opt-in» of een «opt-out» benadering bedoeld, willen de leden van de CDA- en PvdA-fractie weten? Is het juist,dat in Frankrijk de «opt-in» benadering is gekozen? Als zulks voor Nederland niet de bedoeling is, wat is hiervan dan de reden?

Houders van aandelen op naam kunnen niet via internet worden opgeroepen. Voor hen creëert het wetsvoorstel de mogelijkheid van oproeping per e-mail. De vennootschap beschikt echter meestal niet over de e-mail adressen van houders van aandelen op naam die zijn opgenomen in een girodepot. Zou deze groep aandeelhouders ook onder het nieuwe art. 2:113 lid 5 BW gebracht kunnen worden of moet de vennootschap voor deze groep aandeelhouders een oproeping in een landelijk dagblad plaatsen, vragen de leden van de VVD-fractie?

Voorwaarden beveiliging communicatie, vaststellen identiteit

Als eisen van dwingend recht voor de toepassing van elektronische middelen bij het deelnemen aan en het woord voeren in vergaderingen en het uitoefenen van het stemrecht worden gesteld (i) de identificatie van de personen, (ii) het rechtstreeks kennisnemen van het verhandelde ter vergadering en (iii) het daadwerkelijk uitoefenen van het stemrecht. De vraag doet zich voor in hoeverre daarbij voorwaarden voor de beveiliging van de communicatie worden gesteld. Worden daarmee alleen de in de leden 3 van de artikelen 117a en 227a genoemde statutaire voorwaarden bedoeld? Is het niet van belang aan het gebruik van deze middelen eisen van een minimale beveiliging te stellen, zoals het gebruik van bepaalde soorten software of van elektronische handtekeningen, zo vragen de leden van de CDA- en PvdA-fractie? Ligt het risico voor een beveiligingsincident bij het benutten van deze communicatiemiddelen bij de aandeelhouder c.q. het lid van de vereniging of bij de rechtspersoon, die deze mogelijkheid biedt? Deze leden hebben hiermee het oog op een ruimer scala van gebeurtenissen dan alleen het feit, dat zich een technische storing in de verbinding voordoet, zoals in de Nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer is gesteld. Het gaat ook om inbreuken op de authenticiteit van de identificatie van de aandeelhouder, c.q. het lid of het falen van het rechtstreeks karakter van de kennisname van de handelingen van de vergadering.

Wanneer in de statuten is opgenomen dat via een elektronisch communicatiemiddel kan worden deelgenomen aan een vergadering, dan rust op de vennootschap een inspanningsverplichting met betrekking tot het goed functioneren van de elektronische communicatiemiddelen, zo staat te lezen in de Memorie van Toelichting op p. 8. In het algemeen is daaraan voldaan wanneer de vennootschap gebruik maakt van een professionele aanbieder van elektronische communicatiemiddelen. Is de vennootschap aansprakelijk als de verbinding uitvalt, terwijl komt vast te staan dat de vennootschap niet heeft voldaan aan haar inspanningsverplichting, vragen de leden van de VVD-fractie? Zijn besluiten dan toch vernietigbaar op grond van art. 2:15 BW? Maakt het dan nog uit of het om een enkele elektronisch stemmende aandeelhouder gaat of om een grote groep?

Op p. 9 van de nota naar aanleiding van het verslag schrijft de minister dat het, evenals bij de schriftelijke volmacht, aan de voorzitter van de AVA is om de rechtsgeldigheid van de elektronische volmacht te beoordelen. Betekent dit, vragen de leden van de VVD-fractie, dat de gevolmachtigde van een elektronische volmacht fysiek op de AVA aanwezig moet zijn of is het ook mogelijk dat de gevolmachtigde de rechtsgeldigheid van de volmacht langs elektronische weg door de voorzitter laat vaststellen, zodat hijzelf niet fysiek aanwezig hoeft te zijn en via elektronische communicatiemiddelen aan de vergadering kan deelnemen?

Stemmingen

In de Nota naar aanleiding van het Verslag van 22 december 2005 staat te lezen op p. 8 dat de wet er niet aan in de weg staat dat het stemmen vooraf, bijvoorbeeld via een webboard, kenbaar is voor andere aandeelhouders. Bergt die mogelijkheid niet het gevaar in zich, aldus de leden van de VVD-fractie, dat de fysieke vergadering tot een welhaast zinloze exercitie wordt, met name als de meerderheid van de aandeelhouders gebruik maakt van de mogelijkheid vooraf elektronisch te stemmen en al vooraf duidelijk is wat het stemgedrag van de meerderheid van aandeelhouders is?

Overgangsrecht

In zijn artikel in Ondernemingsrecht 2006–3 ( p. 103) werpt mr. J.M. de Jongh enkele vragen op het gebied van het overgangsrecht op. Hij stelt dat het niet duidelijk is of het bestuur per inwerkingtreding van de wet tot een registratiedatum van dertig dagen kan besluiten, indien de statuten in algemene zin een registratiedatum mogelijk maken, zonder melding te maken van een termijn van zeven dagen. Is in deze situatie een aanvullend AVA-besluit vereist, zo vraagt hij zich af. De leden van de VVD-fractie zouden hierover graag meer duidelijkheid van de minister hebben.

Wanneer de statuten een registratiedatum kennen waarbij expliciet een maximumtermijn van zeven dagen wordt genoemd, kan dan het bestuur direct na inwerkingtreding van de wet tot een registratiedatum van dertig dagen besluiten of kan de AVA, onder de opschortende voorwaarde van inwerkingtreding van de wet, het bestuur machtigen tot het vaststellen van een registratiedatum van dertig dagen?

De voorzitter van de commissie,

Van de Beeten

De wnd. griffier van de commissie,

Van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Holdijk (SGP), Wagemakers (CDA), Witteveen (PvdA), De Wolff (GL), Van de Beeten (CDA), voorzitter, Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA), Engels (D66) en Franken (CDA).

Plv. Leden: Schuurman (CU), Pruiksma (CDA), Jurgens (PvdA), Thissen (GL), Dölle (CDA), Rosenthal (VVD), Biermans (VVD), Van Raak (SP), Tan (PvdA), Schuyer (D66) en Russell (CDA).

Naar boven