B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1
Vastgesteld 17 november 2005
Het voorbereidend onderzoek gaf de commissie aanleiding tot het maken
van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met veel
belangstelling kennisgenomen van de beide voorstellen. Zij constateren een
duidelijke accentverschuiving van de behandeling van vragen van toepasselijk
recht naar de concretisering van internationale samenwerking op het belangrijke
gebied van de kinderbescherming. De CDA-fractie acht een effectieve rechtsbescherming
door het verbeteren van het internationaal privaatrecht en het scheppen van
internationale rechtshulp van groot belang. Deze leden hebben evenwel nog
de volgende vragen:
In de eerste plaats vroegen de leden van de CDA-fractie zich af of de
minister van mening is, dat de subsidiariteitseis voldoende is in acht genomen
nu de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht zeer succesvol tot
de afronding van het verdrag van 1996 is gekomen. Waarom is er dan op Europees
niveau kennelijk toch nog aanleiding gezien om een aantal onderwerpen te regelen,
die reeds door het Verdrag tot onderwerp zijn genomen – met een veel
bredere toepassingsmogelijkheid dan de Europese wetgeving kan bieden?
Zou het niet meer passend zijn geweest te volstaan met een ratificatie
van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 door de lidstaten?
De Verordening had dan kunnen worden beperkt tot de internationale bevoegdheid
van de rechter, de erkenning van beslissingen in huwelijkszaken en het regelen
van het toepasselijk recht op de echtscheiding met een codificatie van de
eenvoudige erkenningsprocedure ter zake van het omgangsrecht.
Als tweede vraag brachten de leden van de CDA-fractie naarvoren, dat zij
gaarne een korte uiteenzetting van de minister op prijs zouden stellen met
betrekking tot de te volgen werkwijze van de Centrale Autoriteit. In tegenstelling
tot gevallen van ontvoering waar de afgifte van het kind kan worden gevorderd
en de Centrale Autoriteit dit kan terugzenden naar het land van herkomst,
is bij kinderbeschermingsmaatregelen een afweging nodig ten aanzien van de
vraag of en zo ja welke maatregel gewenst is. Daarbij speelt de Raad voor
de Kinderbescherming een belangrijke rol en moet men op de hoogte zijn of
een kinderbeschermingsinstantie in het buitenland niet wordt «opgescheept»
met een maatregel die in het betreffende land niet of moeilijk uitvoerbaar
is. Hoe zullen de betreffende contacten verlopen of worden gecoördineerd
door de Centrale Autoriteit?
De leden van de fractie van de PvdA hebben
met instemming van de wetsvoorstellen kennisgenomen en hebben nog een enkele
vraag bij wetsvoorstel 29 981.
Tijdens de plenaire behandeling in de TK op 22 september 2005 heeft
de minister van Justitie de vraag van mevrouw Timmer (PvdA) over de gelding
van de goedkeuring van Aruba en de Nederlandse Antillen als volgt beantwoord:
«De goedkeuring geldt dus mede voor Aruba en de Nederlandse Antillen.
Het hangt van de uitvoeringswetgeving ter plaatse af wanneer dat daadwerkelijk
kan worden geëffectueerd».
Vervolgens gaf de minister aan dat af en toe wordt gesproken over steunverlening
door de Nederlandse regering indien nodig. Graag verneemt de PvdA-fractie
van de minister wanneer de uitvoeringswetgeving van Aruba en de Nederlandse
Antillen tot stand zal komen en wanneer dus het verdrag binnen alle delen
van het Koninkrijk geëffectueerd kan worden. Gelet op de aard en inhoud
van het Verdrag (o.a. beslissingen in huwelijkszaken inzake de ouderlijke
verantwoordelijkheid en de bescherming van kinderen) is dit immers van een
aanzienlijke maatschappelijke relevantie.
De leden van de commissie zien de antwoorden met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de commissie,
Van de Beeten
De wnd. griffier van de commissie,
Van Dooren
XNoot
1 Samenstelling: Leden: Holdijk (SGP), Wagemakers (CDA), Witteveen
(PvdA), De Wolff (GL), Van de Beeten (CDA), (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA),
Engels (D66) en Franken (CDA).
Plv. leden: Schuurman (CU), Pruiksma (CDA), Jurgens (PvdA), Thissen (GL),
Dölle (CDA), Rosenthal (VVD), Biermans (VVD), Van Raak (SP), Tan (PvdA),
Schuyer (D66) en Russell (CDA).