21 109
Uitvoering EG-Richtlijnen

A
MOTIE VAN HET LID JURGENS C.S.

Voorgesteld 14 maart 2006

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Kamer reeds sedert 1998 overleg voert met de regering over de constitutionele toelaatbaarheid van een bepaalde wijze van implementatie van EG/EU-richtlijnen binnen de Nederlandse rechtsorde;

overwegende, dat het betreft wetsbepalingen die lagere regelgevers machtigen om richtlijnen te implementeren, ook als die implementatie afwijkt van de wet;

overwegende, dat uit de tekst van artikel 81 Grondwet voortvloeit dat het vaststellen van een wet in formele zin, en dus ook het afwijken daarvan, een besluit behoort te zijn van regering en Staten-Generaal;

overwegende, dat bovendien de kenbaarheid van een wet in formele zin wordt belemmerd wanneer de wet buiten de in artikel 81 Grondwet geregelde wijze wordt gewijzigd;

overwegende, dat het kabinetsstandpunt Versnelde Implementatie van EG/EU- en andere internationale besluiten (26 200 VI nr. 65) van 12 augustus 1999 tot een andere conclusie kwam, hetgeen de Kamer aanleiding gaf tot aanneming van een motie-Jurgens c.s. op 5 december 2000, welke motie onder meer aandrong op het implementeren van EG-richtlijnen in een normaal constitutioneel proces;

overwegende, dat sedertdien de Kamer meermalen is geconfronteerd met wetsvoorstellen die lagere regelgevers machtigt om af te wijken van de wet;

overwegende, dat de minister van Justitie bij brief aan de Kamer van 27 juli 2004 (EK 29 200 VI F), nadat de Kamer daarop meermalen had aangedrongen, een heroverweging heeft geformuleerd van het eerdere kabinetsstandpunt, en de Kamer over die brief op 1 februari 2005 met de minister heeft beraadslaagd;

overwegende, dat de Aanwijzingen voor de Regelgeving echter nog steeds de mogelijkheid openlaten dat deze constitutioneel niet toelaatbare vorm van delegatie wordt gebruikt;

verzoekt de minister om te bevorderen dat op korte termijn in de Aanwijzingen een duidelijke formulering wordt opgenomen dat een delegatie van wetgevende bevoegdheid bij wet aan een lagere regelgever, welke die lagere regelgever machtigt om af te wijken van de wet in formele zin, niet is toegelaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Jurgens

Van de Beeten

Broekers-Knol

De Wolff

Holdijk

Kox

Engels

Naar boven