20 043 Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa

BD/ Nr. 111 VERSLAG VAN DE ZITTING 2017 (VIERDE DEEL)

Vastgesteld 9 november 2017

1. Inleiding

Van 9 tot en met 13 oktober 2017 vond in Straatsburg de vierde plenaire deelsessie van dit jaar plaats van de parlementaire assemblee van de Raad van Europa. Vanuit de Nederlandse delegatie in de assemblee namen daaraan deel de Eerste Kamerleden Van de Ven (delegatieleider, VVD), De Bruijn-Wezeman (VVD), Kox (SP), Oomen-Ruijten (CDA), Stienen (D66) en Strik (GL) en het Tweede Kamerlid Omtzigt (CDA). In verband met de presentatie en beoordeling van het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» op 10 oktober, waren de overige delegatieleden uit de Tweede Kamer verhinderd om deel te nemen.

Het belangrijkste politieke punt op de agenda van deze deelsessie was de opvolging van de op 6 oktober afgetreden president van de assemblee, Pedro Agramunt. Hij besloot daags voor de deelsessie tot deze stap, nadat duidelijk was dat er een motie van wantrouwen tegen hem in stemming zou komen vanwege vermeende corruptiepraktijken en ander ongewenst gedrag. Op dinsdag 10 oktober koos de assemblee na drie stemrondes de Cypriotische Stella Kyriakides als nieuwe president. Zij won met 132 stemmen van de Litouwse uitdager uit haar eigen EPP-fractie, Emanuelis Zingeris, die 84 stemmen kreeg. Mevrouw Kyriakides zal de resterende duur van de oorspronkelijke termijn van de heer Agramunt volmaken tot de opening van de eerste deelsessie van 2018 op 22 januari.

In de gebruikelijke bespreking van het Progress Report (doc. nr. 14409) van het Bureau van de assemblee op 9 oktober merkte de heer Kox nog op dat het vertrek van de heer Agramunt veel te laat was gekomen. Het was beter voor de assemblee geweest, als hij eerder was afgetreden. Niettemin heeft dit aftreden duidelijk gemaakt dat een normale democratische regel ook geldt voor de assemblee, namelijk dat een voorzitter niet kan functioneren zonder vertrouwen van de vergadering.

Naast de behandeling van verschillende rapporten en resoluties, hebben er tijdens de sessie twee debatten over actuele kwesties plaatsgevonden. Een daarvan ging over een nieuwe Oekraïense onderwijswet, die volgens een aantal delegaties discriminerend zou uitpakken voor minderheidstalen in Oekraïne (waaronder het Hongaars). Tijdens een toespraak van de Oekraïense president Poroshenko op woensdag 11 oktober is ook nog eens uitgebreid op deze kwestie ingegaan. Namens zijn fractie (UEL) heeft de heer Kox verder een actueel debat aangevraagd over de politieke crisis in Catalonië, dat zich op dat moment onafhankelijk dreigde te verklaren na een referendum op 1 oktober.

De delegatie heeft in Straatsburg kennisgemaakt met de nieuwe Permanent Vertegenwoordiger, ambassadeur Böcker. Hij heeft de leden gebriefd over issues die recent in het Comité van Ministers aan de orde zijn geweest, waarbij lang gesproken is over een rapport van de Italiaanse parlementariër Nicoletti (doc. nr. 14396). In dit rapport, dat op woensdag 11 oktober in de assemblee werd behandeld, wordt opgeroepen tot een nieuwe, vierde top van de Raad van Europa. Deze oproep, die unaniem door de assemblee werd gesteund, moet begrepen worden tegen de achtergrond van enkele fundamentele uitdagingen, waar de Raad van Europa zich voor gesteld ziet. Nadat de Russische delegatie in 2014 en 2015 geschorst is geweest van deelname in de assemblee als gevolg van de steun van het Russische parlement voor de Russische militaire interventie in Oekraïne, hebben de Russen zelf besloten om na opheffing van de schorsing in januari 2016 geen delegatie meer naar Straatsburg te sturen. In juni 2017 heeft Rusland voorts meegedeeld geen contributie meer te betalen aan de assemblee. Deze afwezigheid van Rusland in één van de twee statutaire organen van de Raad van Europa (het land participeert nog wel in het Comité van Ministers) is problematisch, alleen al omdat de assemblee een formele rol heeft bij een aantal benoemingsprocedures. In een speciale «Joint Meeting» op donderdag 12 oktober hebben een delegatie van het Comité van Ministers en een delegatie van de assemblee hierover met elkaar gesproken. Het rapport-Nicoletti gaat verder onder meer over de relatie tussen de EU en de Raad van Europa. Een nieuwe Raad van Europa-top zou, tegen deze achtergrond, op het hoogste politieke niveau duidelijkheid moeten bieden over de toekomstige rol van de Raad van Europa in de overall Europese politieke architectuur.

2. Het verdedigen van het acquis van de Raad van Europa: bescherming van 65 jaar succesvolle intergouvernementele samenwerking (doc. 14406, recommendation 2114 (2017))

De heer Kox presenteerde op woensdag 11 oktober namens het Committee on Rules of Procedure, Immunities and Institutional Affairs een rapport, waarin hij beschreef hoe sinds 1949 de Raad van Europa heeft bijgedragen aan een verbeterd functioneren van de democratische instituties, de ontwikkeling van de rechtstaat en de bescherming van burgerrechten in Europa. Dit is hoofdzakelijk gebeurd door een systeem van conventies, waarin gemeenschappelijke standaarden werden vastgelegd en waarvan de effectieve implementatie werd gemonitord. Het acquis dat aldus is opgebouwd, heeft rechtstreeks invloed op het dagelijks leven van de inwoners van Europa. Niettemin bestaan er nog veel verschillen tussen de lidstaten en democratie, rechtsstatelijkheid en mensenrechten in het algemeen staan onder druk in het gebied van de Raad van Europa. In aansluiting op het rapport van zijn Italiaanse collega Nicoletti riep ook de heer Kox op tot een nieuwe top van de staatshoofden en regeringsleiders van de Raad van Europa om de toekomst van dit conventiesysteem te bespreken. De erfenis van tientallen jaren intergouvernementele samenwerking moet erkend en verdedigd worden, zo stelde hij, en waar mogelijk verder ontwikkeld. Hij pleitte voor een doorlichting van de bestaande conventies en de monitoring daarvan. Hulpprogramma’s ter ondersteuning van de implementatie zouden geëvalueerd moeten worden. De effectiviteit van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zou versterkt moeten worden en er moet nagedacht worden over een bredere toepassing van het Europees Sociaal Handvest. Ook de verhouding van de Raad van Europa met andere Europese organisaties, zoals de EU, de OVSE en de OESO, zou geëvalueerd moeten worden. Hij pleitte ook voor een grotere betrokkenheid van burgers bij het besluitvormingsproces in de Raad van Europa. Het initiatief om tot een nieuw verdrag voor de Raad van Europa te komen ligt weliswaar bij het Comité van Ministers, maar de heer Kox vond het van groot belang dat de assemblee nauw betrokken zou worden bij de voorbereiding van zo’n top. Het is een uitgelezen moment voor bezinning op de toekomst van de Raad van Europa. In die situatie zouden de lidstaten dan ook moeten afzien van elke vorm van actie, die zou leiden tot een verzwakking van de intergouvernementele samenwerking, aldus de heer Kox. De bij het rapport behorende aanbeveling werd door de assemblee aangenomen.

3. Vervolging en bestraffing van de misdaden tegen de menselijkheid of mogelijk zelfs genocide gepleegd door Daesh (doc. 14402, resolution 2190 (2017))

Ook de heer Omtzigt had een rapport voorbereid namens het Committee on Legal Affairs and Human Rights. In verband met de presentatie van het regeerakkoord en het debat met de informateur in Den Haag moest hij de presentatie van dit rapport op donderdag 12 oktober overlaten een Oekraïense collega, mevrouw Sotnyk. De heer Omtzigt wees in zijn rapport op een internationaal juridisch gat ten aanzien van de vervolging en bestraffing van Daesh. In Syrië en Irak heeft deze organisatie zich schuldig gemaakt aan vormen van genocide tegen de minderheden van Yezidi’s, Christenen en niet-Soenni Moslims. Beide landen zijn geen partij bij het Internationaal Strafhof. In de VN Veiligheidsraad was er onvoldoende steun om de situatie in Syrië naar de jurisdictie van het Internationaal Strafhof te verwijzen. De openbaar aanklager van het Strafhof heeft ervan afgezien om eigenstandig een onderzoek te openen. Maar, zo betoogde de heer Omtzigt, de primaire verantwoordelijkheid voor de vervolging van internationaalrechtelijke misdaden ligt bij nationale autoriteiten. De lidstaten van de Raad van Europa, en landen die daarbij de status van waarnemer hebben, zouden zelf moeten overgaan tot de erkenning van genocide door Daesh en op basis daarvan actie moeten ondernemen om tot strafvervolging te komen. Specifiek voor Irak bepleitte de heer Omtzigt dat de Verenigde Naties een geschikt juridisch mechanisme zouden instellen om de daders te berechten. Daarnaast vond hij dat de assemblee als vervolgstap praktische aanbevelingen zou kunnen doen aan Syrië, Irak, de Onafhankelijke Internationale Onderzoekscommissie voor Syrië en de openbaar aanklager van het Internationaal Strafhof inzake verzameling van bewijslast, opsporing en vervolging. Uiteindelijk gaat het erom, zo betoogde hij, dat Daesh-misdadigers berecht worden in nationale of internationale rechtbanken, net zoals Nazi-misdadigers vandaag de dag nog verantwoording moeten afleggen voor hun verwerpelijke daden. De bij het rapport behorende resolutie werd door de assemblee aangenomen.

4. Bevorderen en versterken van transparantie, verantwoording en integriteit van leden van de parlementaire assemblee (doc. nr. 14407)

Naar aanleiding van serieuze beschuldigingen van corruptie aan het adres van de voormalige president van de assemblee en enkele andere leden is er door de Britse parlementariër Liddell-Grainger een rapport met aanbevelingen geschreven om de integriteitsregels van de assemblee aan te scherpen. De heer Kox nam deel aan het debat hierover op 11 oktober en verwees daarin naar het externe onderzoek dat momenteel loopt naar de corruptiebeschuldigingen. Als de aanbevelingen van zijn collega Liddel-Grainger zouden worden opgevolgd, zou het in de toekomst niet meer nodig zijn om extern onderzoek te laten doen naar integriteitsschendingen; de assemblee heeft daar dan zelf de instrumenten voor. Het actualiseren van de gedragscode voor assembleeleden vond de heer Kox een goede zaak, maar, zo tekende hij daarbij aan, als mensen zich willen misdragen, zullen ze daar altijd wel een mogelijkheid voor vinden. Niet alleen de assemblee, maar ook nationale parlementen moeten dan hun verantwoordelijkheid nemen. Het baarde hem grote zorgen dat de assemblee mogelijk doelwit was geworden van beïnvloedingspogingen van buiten. Dat zegt iets over het belang dat kennelijk aan de assemblee van de Raad van Europa wordt gehecht. Modernisering van de eigen gedragscode was dan ook een goede zaak, vond hij. Mevrouw Oomen-Ruijten voegde hieraan toe dat het aftreden van president Agramunt een noodzakelijke stap was, maar ook slechts het begin. De assemblee was wat haar betreft toe aan een diepgaande herbezinning op haar bestaansreden als vertegenwoordigend instituut. Waarom zijn wij hier naartoe gezonden door onze parlementen en onze burgers, zo vroeg zij. Ook zij steunde de modernisering van de gedragscode die haar Britse collega voorstelde. Daarnaast riep zij haar collega’s op om te handelen volgens de morele standaard die door hun voorgangers in de Raad van Europa is bepaald. Ieder individueel lid moet naar zichzelf kijken, betoogde zij. Als wij willen bevorderen dat iedere burger baat heeft bij de Raad van Europa, hebben wij nieuwe regels voor gedrag en verantwoording nodig, zo besloot zij.

5. Jongeren tegen corruptie (doc. nr. 14395)

In een debat op 13 oktober over een rapport van het Committee on Culture, Science, Education and Media werd gesproken over een rapport van de Italiaanse parlementariër Cimbro inzake de cruciale rol van jongeren in de bestrijding van corruptie in een land. Volgens de rapporteur zouden jongeren kwetsbaarder zijn voor corruptie dan oudere generaties. Onderzoek had volgens haar aangetoond dat jongeren een tolerantere perceptie hebben van corruptiepraktijken. De heer Kox, die namens de UEL-fractie sprak, geloofde dat niet. Mensen zijn gevoelig voor corruptie als de omstandigheden daar naar zijn. Dat gold volgens hem voor jong en oud. In het algemeen leren mensen tijdens hun leven geen vaardigheden aan, waardoor zij minder corrupt worden naarmate zij ouder worden. Hij vond dat het rapport zich dan ook vooral tot de regeringen van de lidstaten moest richten met een oproep om corruptie systematisch te bestrijden. De focus moest wat hem betrof meer liggen op degenen die verantwoordelijkheid dragen voor bestuur, dan op jongeren.

6. Actueel debat over de noodzaak voor een politieke oplossing voor de crisis in Catalonië

De heer Kox sprak in dit debat op 12 oktober namens zijn UEL-fractie. Hij zei daarin geschokt te zijn door de onverwachte brute reactie van de Spaanse autoriteiten op de participatie van Catalaanse burgers in het referendum van 1 oktober. De Spaanse regering stelt dat dit geweld gelegitimeerd was door het ongrondwettelijke karakter van het referendum. Hij kon dat verder niet beoordelen, maar vond dat je hoe dan ook geen geweld moest gebruiken tegen burgers die stemmen. Het was voldoende geweest als de Spaanse regering had gezegd de uitslag niet te accepteren. Hij betreurde het dat, in het jaar van het veertigjarig jubileum van de toetreding van Spanje tot de Raad van Europa, van regeringszijde zoveel geweld is gebruikt om een fundamenteel recht uit de Europese Conventie voor de Mensenrechten (het recht om te stemmen) te dwarsbomen. Hij sprak de hoop uit dat verder geweld in de komende periode zou kunnen worden voorkomen. Het leek hem wijs dat de Catalaanse autoriteiten op dat moment nog niet de onafhankelijkheid hadden uitgeroepen. Beide partijen zouden met elkaar in gesprek moeten over de mogelijkheid om de Spaanse Grondwet te wijzigen. Geweld kan nooit een optie zijn voor een lidstaat van de Raad van Europa. De assemblee zou de situatie goed moeten blijven volgen en haar diensten aanbieden, als dat gepast wordt geacht.

7. Overige

Op dinsdag 10 oktober heeft de delegatieleider, de heer Van de Ven, een gesprek gehad met één van de kandidaten voor de functie van Mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa, mevrouw Dunja Mijatovic uit Bosnië. Zij was van 2010 tot 2016 de OVSE Vertegenwoordiger voor de Vrijheid van de Media, één van de vier hoge functionarissen in deze organisatie. Volgend jaar dient de assemblee een opvolger te kiezen voor de huidige Mensenrechtencommissaris, de Letse Nils Muižnieks, uit een voordracht van drie kandidaten door het Comité van Ministers. Daarmee wordt de vierde Mensenrechtencommissaris benoemd in de geschiedenis van de Raad van Europa sinds de instelling van dit instituut in 1999.

De voorzitter van de delegatie, Van de Ven

De griffier van de delegatie, Westerhoff

Naar boven