20 043 Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa

AX/ Nr. 104 VERSLAG VAN DE ZITTING 2016 (EERSTE DEEL)

Vastgesteld 16 februari 2016

1. Inleiding

De delegatie uit de beide Kamers der Staten-Generaal naar de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa heeft van 25 t/m 29 januari 2016 deelgenomen aan het eerste deel van de zitting 2016 in Straatsburg. Zij brengt hiermee verslag uit van de behandeling van de tijdens deze vergadering geagendeerde onderwerpen en van de bijdragen van haar leden aan het debat over die onderwerpen. Bij de verschillende onderwerpen in dit verslag zijn de nummers van de desbetreffende documenten, die kunnen worden terug gevonden op de website van de Parlementaire Assemblee1, vermeld.

De delegatie, die naar aanleiding van de op 26 mei 2015 gehouden verkiezingen voor de Eerste Kamer opnieuw was samengesteld en de heer Nico Schrijver intussen tot haar voorzitter had gekozen, trad in deze zitting voor het eerst aan. Traditiegetrouw heeft de Permanent Vertegenwoordiger bij de Raad van Europa, ambassadeur Onno Elderenbosch, de delegatie tijdens een briefing aan het begin van de vergaderweek ingelicht over een aantal relevante ontwikkelingen binnen de Raad van Europa en zijn 47 lidstaten. Daarbij was, zoals ook tijdens eerdere zittingen het geval was, het migratievraagstuk de hoofdmoot van bespreking. De ambassadeur wees in zijn toelichting o.a. op het feit dat de Secretaris-Generaal van de Raad in december 2015 de Directeur Mensenrechten van de Raad van Europa, de heer Christos Glaskoumopuolos (Griekenland), heeft aangewezen tot speciale coördinator voor migratie en vluchtelingen, belast met het verzamelen van informatie over de bescherming van de mensenrechten van migranten en vluchtelingen en daartoe zal samenwerken met UNHCR, IOM, Frontex, Unicef en EU. Aanleiding tot die benoeming vormt het toenemend aantal meldingen van schendingen van mensenrechten van migranten en vluchtelingen, vooral in gebieden waar zich velen van hen bevinden. Een taak van deze speciale coördinator zal ook zijn de verschillende landen door middel van meer afstemming en samenwerking beter en effectiever in staat te stellen opvang aan migranten te bieden. Ook is met de inzet van deze functionaris beoogd te komen tot grotere financiële bijdragen van lidstaten ten behoeve van de opvang.

Met betrekking tot het probleem van de radicalisering van «foreign fighters» in Syrië en Irak, een onderwerp waaromtrent de Assemblee later tijdens de zitting zal debatteren, wees de heer Elderenbosch erop dat verschillende lidstaten van de Raad de Conventie van de Raad inzake de Voorkoming van Terrorisme en een aanhangend Protocol nog moeten ratificeren.

Kort stond de ambassadeur stil bij het feit dat de delegatie van de Russische Federatie had meegedeeld te hebben besloten aan het begin van de zitting 2016 geen «credentials» te zullen indienen, waarmee zij te kennen gaf gedurende het jaar 2016 niet te zullen deelnemen aan de activiteiten van de Assemblee. In het Comité van Ministers blijft het land wel actief. Zorgelijk noemde hij het besluit van Rusland en voornemens van enkele andere lidstaten van de Raad om onwelgevallige uitspraken van het EHRM te doen «overrulen» door uitspraken van hun hoogste nationale rechter. In een «tour d’horizon» besteedde de ambassadeur vervolgens aandacht aan de lidstaten Polen, Turkije, Azerbeidzjan en Oekraïne.

Tijdens de eerste vergadering van de Assemblee op maandag 25 januari 2016 heeft de Assemblee de Spaanse afgevaardigde Pedro Agramunt, lid van de Europese Volkspartij, tot haar President voor het jaar 2016 gekozen. Hij volgde de Luxemburgse mevr. Anne Brasseur op die in 2014 en 2015 President was. Het nieuwe lid van de Nederlandse delegatie, mevrouw Ria Oomen-Ruijten, werd door de Assemblee tot één van haar Vice-Presidenten benoemd.

2. Progress Report van het Bureau en het Standing Committee (doc.nr.13945).

De heer Tiny Kox heeft het woord gevoerd over het zgn. Progress Report van het Bureau en van het Standing Committee, uitgebracht door de vorige President van de Assemblee, mevrouw Brasseur, waarin een overzicht is opgenomen wordt gegeven van de activiteiten van de organen van de Raad van Europa. Hij stelde dat de laatste twee jaren niet de beste van de PACE zijn geweest. In één van de grootste lidstaten, Oekraïne, is de situatie ernstig verslechterd en hebben duizenden mensen hun leven verloren omdat de conflicten niet konden worden opgelost en ook de Raad van Europa niet afdoende heeft kunnen bijdragen aan een oplossing. Tussen de grootste lidstaten onderling en tussen de Russische Federatie en de meeste andere staten die door velen van ons worden vertegenwoordigd is de kloof alleen maar groter geworden. Wij hebben de economische crisis zien voortwoekeren op het Europese continent en we hebben de vluchtelingencrisis zien uitgroeien tot een probleem dat de Europese landen niet in solidariteit kunnen oplossen. In te veel regio's kunnen de organen van de Raad van Europa hun werk niet doen o.a. als gevolg van de zgn. frozen conflicts of andersoortige conflicten. Er is daarnaast sprake van een toenemende druk op het EVRM en het EHRM. Dat is bepaald geen voorruitgang, maar achteruitgang. Aan het slot van zijn betoog dankte de heer Kox in welgekozen woorden de vorige President voor haar enorme inzet voor en betrokkenheid bij het werk van de Raad van Europa.

3. Rede namens het Comité van Ministers van de Raad van Europa

Naar aanleiding van een rede van de Bulgaarse Minister van Buitenlandse Zaken, de heer Daniel Mitov, namens het Comité van Ministers van de Raad van Europa, heeft mevrouw Marit Maij een vraag gesteld over de Conventie inzake het Voorkomen en Bestrijden van Geweld tegen Vrouwen en Huiselijk Geweld.

Er wordt naar aanleiding van de gebeurtenissen is Keulen rond de jaarwisseling veel extra aandacht aan dit vraagstuk besteed, maar, zo stelde mevrouw Maij, dit probleem bestaat in al onze landen al veel langer en is endemisch van aard. Het moet dan ook met vereende krachten worden aangepakt en gestopt. Wanneer zal Bulgarije de genoemde conventie ondertekenen en ratificeren? Hoe gaat Bulgarije als voorzitter van de Raad van Europa de boer op met de conventie om het geweld tegen vrouwen aan te pakken? De reactie van de Minister kan worden gevonden onder AS(2016) CR02.

4. Rede van de President van Bulgarije, de heer Rosen Plevnellev

Een toespraak van de Bulgaarse President aan het adres van de Assemblee vormde voor mevrouw Marit Maij aanleiding het staatshoofd te danken voor het feit dat hij niet alleen aandacht had geschonken aan de prioriteiten van het Bulgaarse voorzitterschap van de Raad, maar ook aan het vraagstuk van migratie. Hoe vinden we een balans tussen de bescherming van onze grenzen enerzijds en de bescherming van de rechten van migranten anderzijds?

Een door de President niet genoemde uitdaging is de ondertekening van de Istanbul Conventie inzake het Voorkomen en Bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, aldus mevrouw Maij.

Het antwoord van de President wordt gevonden onder AS(2016) CR 03.

5. Het invoeren van sancties tegen parlementariërs (doc.nr.13944)

Een rapport over dit onderwerp van de hand van het voormalige Spaanse lid van de Assemblee, Diaz Tejera, vormde voor de heer Kox aanleiding aan een debat daarover deel te nemen. In het desbetreffende rapport wordt vastgesteld dat in het internationale recht geen bijzondere status bestaat voor parlementariërs. Indien zij zich in het kader van hun ambt naar het buitenland begeven zouden zij bescherming moeten genieten van de landen waar zij zich bevinden op basis van een gestandaardiseerd, wettelijk stelsel van regels en privileges. De heer Kox wees is zijn bijdrage op het gegeven dat de geest van samenwerking in Europa gedurende de laatste jaren, met name na de illegale annexatie van De Krim door Rusland, teloor is gegaan. Samenwerking is uit, confrontatie is in. Dat maakt het voor parlementariërs een stuk moeilijker hun internationale werk te doen. Meer en meer parlementariërs worden op informele of officiële zwarte lijsten gezet. Zo mogen bijvoorbeeld enkele Nederlandse Kamerleden en leden van het Europese parlement Rusland niet meer in. Maar ook voormalige Russische collega’s in de Assemblee staan op zwarte lijsten en kunnen niet meer afreizen naar een groot aantal Europese hoofdsteden. Ook konden sommige leden van de PACE Georgië niet binnenkomen en werd het zelfs de nieuwe President van de Assemblee niet toegestaan deel te nemen aan een verkiezingswaarneming in Azerbeidzjan. De heer Kox zei van mening te zijn dat dit niet de manier is om parlementariërs te behandelen. Zij moeten juist de gelegenheid krijgen hun werk te doen. De PACE is altijd van mening geweest dat al haar leden hun werk, wat staten en lidstaten daarover ook mogen denken, moeten kunnen doen. Sommige lidstaten zouden parlementariërs uit andere landen liever niet in Straatsburg aantreffen, maar zij gaan daar niet over; de enigen die daarover gaan zijn de leden van de PACE zelf. Aan het slot van zijn betoog wees de heer Kox op het feit dat twee collega's niet minder dan 19 amendementen hebben ingediend, waarvan de meeste lijnrecht ingaan tegen de geest en de letter van het rapport. Hij riep deze collega's op zich nog eens te beraden op deze amendementen en het rapport met hun amendementen geen geweld aan te doen.

De Assemblee heeft bij de afsluiting van dit debat een resolutie onder nummer 2087 aangenomen.

6. Joint debate: 1) De Middellandse Zee: voordeur voor irreguliere migratie en 2) georganiseerde criminaliteit en migranten (doc. nrs.13942 en 13941)

De leden Markuszower en Strik hebben deelgenomen aan een gevoegd debat over twee rapporten waarvan het eerste handelt over de niet reguliere migratie via de Middellandse Zee en het tweede ingaat op de georganiseerde criminaliteit – mensenhandel, omkoping van overheidspersoneel, misbruik van het internet en witwassen van geld – rond migranten. Beide rapporten wijzen op de noodzaak van een Europees antwoord op de beschreven misstanden, een antwoord dat is gebaseerd op solidariteit, verantwoordelijkheid en respect voor de mensenrechten, zoals neergelegd in het EVRM. Naast het op korte termijn vinden van oplossingen voor urgente problemen is het dringend nodig lange termijnoplossingen worden gezocht en in de praktijk gebracht, zo concluderen de rapporten.

Mevrouw Strik wees op het feit dat er wereldwijd nu 60 miljoen vluchtelingen zijn, waarvan 90% in of dichtbij zeer onveilige en instabiele conflictgebieden leven. Alleen al de Syrische oorlog heeft 12 miljoen vluchtelingen opgeleverd. In Syrië zelf bevinden zich 8 miljoen ontheemden in zeer kwetsbare omstandigheden terwijl 4 miljoen Syriërs zijn opgevangen in Libanon, Jordanië en Turkije. Maar deze landen kunnen zo veel mensen niet de noodzakelijke bescherming en middelen van bestaan bieden. Na vele jaren te hebben gewacht op een betere toekomst zoeken velen van hen een beter heenkomen in Europa. Mevrouw Strik noemde het cruciaal dat de zgn. transitlanden worden gesteund en dat geen druk op hen wordt uitgeoefend die ertoe leidt dat vluchtelingen hun grondgebied moeten verlaten. Als wij onze verantwoordelijkheid «verkopen» aan transitlanden kan dat leiden tot het sluiten van de grenzen door landen die in staat van oorlog verkeren. Dankzij het optreden van Turkije worden Syriërs die het geweld en de oorlog moeten ontvluchten geconfronteerd met een geblokkeerde grens. Dat gaat lijnrecht in tegen het beginsel van de Conventie inzake Vluchtelingen die bepaalt dat het vluchtelingen altijd dient te worden toegestaan het land te verlaten indien het onveilig is. Als een transitland de vluchteling geen effectieve bescherming biedt moet Europa hem of haar niet verhinderen dat land te verlaten. Mevrouw Strik voegde toe dat de Socialistische fractie dringend oproept tot solidariteit in en buiten de EU en tot gedeelde verantwoordelijkheid. Zij merkte vervolgens op dat een bindende regeling inzake hervestiging de «missing link» is in het huidige Europese asielsysteem. De Europese normen inzake asiel zijn pas van toepassing nadat vluchtelingen het grondgebied van de EU hebben bereikt. Maar dat wordt hen erg moeilijk gemaakt: men denke aan het schrappen van de visaverlening, de sancties voor luchtvaartmaatschappijen en de fysieke sluiting van landsgrenzen door middel van hekken. Dat soort obstakels maakt vluchtelingen afhankelijk van smokkelaars, een aspect dat mevrouw Strik zei in de rapporten node te hebben gemist. Haar fractie is van oordeel dat de exploitatie van migranten bestreden moet worden en dat de oorzaken van mensensmokkel moeten worden weggenomen.

De heer Markuszower merkte op dat Europa al vele jaren wordt overstroomd door gewelddadige en opstandige jonge moslimmannen. Het feit dat in de aanhangige rapporten niet eenmaal het woord Islam of Moslim voorkomt noemde de heer Markuszower een ontkenning van de feiten die getuigt van naïviteit en bedrog. De onnozelheid van de rapporteurs heeft, aldus spreker, encyclopedische vormen aangenomen. De grondvesten van Europa trillen en datgene waarvoor Europa staat is in gevaar dankzij massale immigratiegolven van jonge opstandige Moslims die willen profiteren van de rechten en privileges van de Westerse wereld, maar tegelijkertijd de vrije samenleving die is gebaseerd op christelijk-joodse tradities, willen vernietigen. Het is, zo vervolgde de heer Markuszower, alleen mogelijk over oplossingen zoals die o.a. in de rapporten worden genoemd, te spreken als de Europese leiders, het elitaire establishment, terugkomen op hun suïcidale waanideeën van multiculturalisme. Als Angela Merkel het voorbeeld blijft voor de andere Europese leiders hebben wij weinig te verwachten, aldus de heer Markuszower, die voorts opmerkte dat de stelling dat de meerderheid van de migranten vluchtelingen uit de Syrische oorlog zijn niet klopt. Volgens de VN bestaat 49% van hen uit niet-Syriërs en bestaan vluchtelingen doorgaans uit vluchtende gezinnen. Van deze 49% zijn 13% kinderen, 12% vrouwen en 75% mannen. Deze demografische verdeling duidt dus niet op vluchtende migranten, maar op een invasie van jonge, opstandige moslims. Europa moet zijn grenzen sluiten. In 2015 kwamen meer dan een miljoen migranten over onze grenzen. Het gaat daarbij vooral om mannen die niet onze talen spreken en onze verschillende culturen niet respecteren. Integendeel, zij willen de Sharia in ons werelddeel vestigen en onze levenswijzen vernietigen. Als we onze grenzen niet sluiten zal deze instroom van de Sharia niet stoppen. De heer Markuszower wees vervolgens op het feit dat volgens VN-cijfers de wereldbevolking in 2050 9 miljard mensen zal tellen, een toename van 50% in slechts 40 jaar. Vrijwel de gehele groei van de wereldbevolking zal afkomstig zijn van de Islam en de Sub-Sahara. Daartoe behoren landen die in de afgelopen 20 jaren bezig waren bijna alle moderne vooruitgang teniet te doen. Niger, dat voor meer dan 90% islamitisch is, kende een bevolkingsgroei van 10 naar 15 miljoen, een stijging van 50%. In het jaar 2000 zouden naar verwachting 500.000 kinderen de hongerdood sterven, maar om één of andere reden denken de inwoners van dat land dat het verstandig is zich te blijven voortplanten. Aan het eind van de eeuw zal de bevolking van Niger naar verwachting zijn toegenomen tot 100 miljoen terwijl het land nog geen tiende deel daarvan kan voeden. De vraag is of het aannemelijk is dat al deze mensen in Niger blijven. Dat zal niet het geval zijn, aldus de heer Markuszower. En mensen als Angela Merkel met hun waanideeën zullen hen met bloemen en manden met proviand verwelkomen. In plaats van te discussiëren over de opvang en ondersteuning van migranten zou de Assemblee moeten debatteren over de wijze waarop de grenzen van Europa worden gesloten. Het Verdrag van Schengen moet in de prullenbak van de geschiedenis. Ieder Europees land moet zijn eigen grenzen sluiten en beschermen. Indien wij waarde hechten aan de gelijkheid van mannen en vrouwen en als wij willen leven in een werelddeel waar minderheden worden beschermd en waarin een ieder gelijke rechten geniet, dan moeten we onze grenzen hermetisch sluiten en onze kernwaarden tot het uiterste verdedigen, aldus de heer Markuszower.

Aan het slot van het debat heeft de Assemblee twee resoluties, genummerd 2088 en 2089, aanvaard.

7. Joint debate: 1) de bestrijding van internationaal terrorisme met inachtneming van de normen en standaarden van de Raad van Europa 2) Buitenlandse strijders in Syrië en Irak (doc.nrs. 13958 en 13937).

De heer Kox heeft een rapport gepresenteerd en verdedigd over de bestrijding van internationaal terrorisme onder gelijktijdige inachtneming van de normen en standaarden van de Raad van Europa. In dat rapport wordt toenemende zorg uitgesproken over internationaal terrorisme. Alle daden van internationaal terrorisme dienen daarom opnieuw te worden veroordeeld en alle pogingen om terroristische aanslagen te rechtvaardigen moeten worden verworpen omdat ze regelrecht ingaan tegen de geest van de normen en waarden die zijn verankerd in het EVRM. Democratieën hebben het onvervreemdbare recht en de ondeelbare verplichting om zich te verdedigen wanneer zij worden aangevallen. De strijd tegen het terrorisme moet worden versterkt terwijl tegelijkertijd het respect voor de mensenrechten, de rechtshandhaving en de algemene waarden die door de Raad van Europa worden gehuldigd, wordt verzekerd. Het rapport stelt met nadruk dat de strijd tegen terrorisme en de bescherming van de normen en waarden van de Raad van Europa niet aan elkaar tegengesteld, maar complementair zijn.

In zijn mondelinge toelichting wees de heer Kox op het feit dat 70 jaar geleden de Amerikaanse President Roosevelt de beroemd geworden uitspraak deed over de vier vrijheden, die hij beschouwde als voorwaarden voor een eerlijke kans voor ieder mens op een gelukkig leven. Dat waren de vrijheid van meningsuiting, de godsdienstvrijheid en de vrijwaring van armoede en van vrees. Negen jaren later, in 1950, schreef de Raad van Europa de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens, waarin Roosevelts fundamentele vrijheden meer in detail werden geformuleerd. Die fundamentele rechten werden gegarandeerd en alle lidstaten die de Conventie ondertekenden verklaarden dat zij garant zouden staan voor de bescherming van de fundamentele rechten die in de Conventie waren verankerd. De recente golf van terroristische aanslagen op onze samenleving vormen een aanval op de kansen op een gelukkig leven van iedere burger in onze 47 lidstaten. Daarom is het belangrijk en terecht dat wij pal staan voor de verdediging van de fundamentele waarden van de Raad van Europa en van de Assemblee. Het leidt geen twijfel dat wij niet alleen het recht, maar ook de plicht hebben die fundamentele vrijheden te beschermen, aldus de heer Kox. De reactie van veel lidstaten op de recente, verschrikkelijke aanslagen is gepast en verdient steun.

De heer Kox beschreef vervolgens hoe hij op de televisie had kunnen zien hoe mensen in Parijs werden vermoord door terroristen wier doel het kennelijk is ons allen te intimideren en te terroriseren en angst aan te jagen om daarmee een klimaat te scheppen waarin onze fundamentele vrijheden onder druk komen te staan. De kern van dit debat is dan ook hoe we ervoor zorgen dat onze plicht om de fundamentele vrijheden te beschermen samengaat met de bescherming van de fundamentele waarden en standaarden van de Raad van Europa. We moeten niet in de val lopen met onze wens de vrijheden te beschermen ze tegelijkertijd geweld aan te doen, te beperken en uiteindelijk teniet te doen. Dat zou het ultieme succes betekenen voor diegenen die onze samenleving aanvallen. De heer Kox wees op de 13 in zijn rapport genoemde mogelijkheden om beide elementen te verenigen: het bestrijden van terrorisme en het overeind houden van de waarden van de Raad van Europa. Hij lichtte vervolgens enkele conclusies uit zijn rapport toe. Allereerst moeten alle terroristische daden opnieuw absoluut worden veroordeeld en moet opnieuw worden uitgesproken dat geen enkel argument dit soort daden kan rechtvaardigen. In de tweede plaats moeten we de vele en verschillende manieren waarop individuen, groepen en gemeenschappen hebben gereageerd op de terroristische daden toejuichen. De heer Kox verwees daarbij naar de mars in Parijs op 11 januari 2015 waaraan circa 2 miljoen mensen en zo'n 40 staatshoofden en regeringsleiders gezamenlijk deelnamen. Op hetzelfde moment toonden rond de 4 miljoen mensen elders hun solidariteit met deze demonstratie. Dat alles laat zien dat wij nooit zullen opgeven en dat we de strijd tegen terrorisme willen winnen. Het misbruik van de term «islamitisch» door terroristische organisaties moeten wij nadrukkelijk verwerpen. Noch IS, noch soortgelijke groepen hebben het recht om te claimen dat zij in de naam van de Islam handelen of dat zij de Moslimgemeenschap vertegenwoordigen. Integendeel, de meeste van hun slachtoffers zijn Moslims en deze mensen worden nog steeds geterroriseerd, misbruikt, geëxploiteerd en afgeslacht door terroristen van IS en hun religie wordt besmeurd door het misbruik van de term «islamitisch». De Assemblee moet, aldus de heer Kox, ook oog hebben voor de discriminatoire positie waarin Moslims door de aanslagen terecht komen. Politieke leiders dienen daarom bij het veroordelen van terroristische aanslagen te voorkomen dat mensen worden gestigmatiseerd en dat hele bevolkingsgroepen door middel van generalisering verantwoordelijk worden gesteld voor daden van individuen. Tegelijkertijd zouden Moslimleiders en intellectuelen moeten worden aangespoord om het schandelijke misbruik van hun religie in het openbaar luid en duidelijk en onophoudelijk te veroordelen. Zij zouden ook moeten benadrukken dat zowel Moslims als aanhangers van andere religies bescherming genieten van hun rechten en vrijheden, zoals die zijn opgenomen in het EVRM. Hun geloofsgemeenschappen zouden openlijk de Europese normen en waarden moeten uitdragen en moeten verdedigen tegenover de terroristen die hen bedreigen. De heer Kox wees er vervolgens op dat veel belangrijke politieke leiders de staat van oorlog tegen IS hebben uitgeroepen. Hoe begrijpelijk dat ook moge zijn, deze terroristen zijn geen soldaten die een leger van een staat of van een internationale organisatie vertegenwoordigen. Het zijn meedogenloze criminelen die misdaden tegen onschuldige burgers begaan en onze samenlevingen willen ontwrichten. Het concept van een oorlog is daarom misleidend en niet van toepassing.

De heer Kox verwees voorts naar zijn rapport waarin hij uiting gaf aan zijn zorgen over de maatregelen die enkele lidstaten hebben genomen als reactie op terroristische aanslagen. Hij sloot zijn inleiding af met de vaststelling dat het onaanvaardbaar is dat de financiële banden die met IS bestaan nog steeds niet zijn doorgesneden ondanks het feit dat het VN-verdrag inzake de afschaffing van de financiering van terrorisme wereldwijd is aanvaard. Het schandelijke gedrag van staten mag niet oogluikend worden toegestaan en er is geen enkele ruimte voor hypocrisie op dit punt. Als we IS willen bestrijden moeten we beginnen met het doorsnijden van de levensader van die organisatie.

De heer Omtzigt, die in een zgn. opinion namens het Committee on Legal Affairs and Human Rights op de resolutie, behorend bij rapport 13937 enkele amendementen had voorgesteld (doc.nr. 13959), wees erop dat IS een organisatie is die zich, in juridische termen gesteld, schuldig maakt aan genocide. De commissie voor Juridische Zaken en Mensenrechten van de Assemblee heeft hetzelfde geoordeeld en heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN om te stellen dat er sprake is van genocide, begaan door IS. Men hoeft maar te kijken naar de massagraven van de Yazidis die dagelijks worden aangetroffen op de berg Sinjar, naar de mensen die tot slaven worden gemaakt en later vermoord en te luisteren naar het opvatting die IS verkondigt dat mensen, die niet het Soenitische geloof zoals IS-aanhangers dat beleven, zijn toegedaan geen recht van leven hebben. Dat is de essentie van genocide. De heer Omtzigt wees op een vooraanstaand deskundige op dit terrein, Gregory Stanton, die duidelijk heeft gemaakt dat datgene wat de Yazidi’s is overkomen ook Christenen en andere minderheidsgroepen, alsook minderheidsgroepen binnen de Islam, die verschrikkelijk hebben geleden, is overkomen. Sjiitische gemeenschappen zijn in de ogen van IS even slecht als al deze andere minderheden. Die vaststelling moet er, aldus de heer Omtzigt, toe leiden dat we voor het eerst sinds lang moeten kijken naar de VN Conventie voor de Voorkoming en Bestraffing van het Misdrijf Genocide uit 1948. Die conventie vraagt van ons als politici om nu, en niet over 10 jaar als er een gerechtelijke uitspraak ligt, een standpunt in te nemen. De Conventie is duidelijk: zij legt een uitdrukkelijke verplichting op de partijen/ staten bij het verdrag om alles in het werk te stellen om genocide te voorkomen. Onze landen zijn gehouden te voorkomen dat onze eigen inwoners gruweldaden begaan. Kunnen wij beginnen met ervoor te zorgen dat deze mensen niet afreizen naar Syrië of Irak, waar ze leren hoe ze de gruwelijkheden moeten uitvoeren en waar ze die ter plaatse en vervolgens ook hier begaan? Dat de conventie de genoemde verplichting op de lidstaten legt is nog eens duidelijk uitgesproken door het Internationale Hof van Justitie in de zaak van Bosnië en Herzegovina tegen Servië en Montenegro.

Bestraffing is een onderdeel van de conventie. De heer Omtzigt wees erop dat ook tot uitdrukking te hebben gebracht in zijn amendementen, waarin niet alleen wordt gesproken van re-integratie, maar ook van een passende straf. Als je deel uitmaakt van een organisatie als IS kun je niet simpelweg re-integreren. De heer Omtzigt besloot zijn toelichting door op te merken dat we vluchtelingen die oorlogsmisdrijven en genocide hebben begaan uit de toelatingsprocedures moeten lichten en geen vluchtelingen- status moeten verschaffen. We beschermen daarmee onze samenleving én de oprechte vluchtelingen die ten prooi zijn gevallen aan deze lieden.

In tweede termijn heeft de heer Kox gereageerd op enkele interventies en heeft de heer Omtzigt zijn amendementen voorafgaande aan de stemmingen nog van een advies voorzien.

Het debat is afgesloten met aanvaarding van alle door de heer Omtzigt ingediende amendementen en van twee resoluties onder de nummers 2090 en 2091.

8. Debat over geloofsbrieven van de delegatie van de Republiek Moldavië (doc.nr. 13962)

De heer Kox heeft deelgenomen aan een debat over een door het Committee on Rules of Procedure, Immunities and Institutional Affairs uitgebracht rapport naar aanleiding van de op 25 januari 2015 op procedurele gronden onthouden goedkeuring aan de geloofsbrieven van de delegatie van Moldavië. De goedkeuring van die geloofsbrieven was achterwege gebleven wegens de onvolledige samenstelling van die delegatie, respectievelijk het ontbreken van een vertegenwoordiging van één van de grote politieke partijen in die delegatie; de thans aangemelde delegatie van Moldavië vormt daarmee geen getrouwe afspiegeling van de politieke vertegenwoordiging in het Moldavische parlement.

De heer Kox, die het woord voerde namens de fractie van Verenigd Europees Links, ging aan het begin van zijn betoog in op het standpunt van de woordvoerder van de fractie van de Europese Conservatieven, dat inhield dat de open plaatsen in de delegatie van Moldavië slechts van tijdelijke aard zouden zijn en daarom geen beletstel zouden mogen vormen voor het geven van goedkeuring aan deze geloofsbrieven. De heer Kox wees erop dat dat laatste standpunt, gelet op het Reglement van Orde van de Assemblee, ertoe zou leiden dat de geloofsbrieven van de onvolledige Moldavische delegatie voor het gehele jaar 2016 zouden zijn goedgekeurd. Het thans aan de orde stellen van de geloofsbrieven biedt deze delegatie nu juist de (enige) gelegenheid om met ingang van de tweede deelsessie van de PACE, die plats vindt in april 2016, op te treden met een volledige delegatie. Die conclusie, neergelegd ook in een verslag van het Committee on Rules of Procedure, Immunities and Institutional Affairs, was onderschreven door de leider van de Moldavische delegatie, die overigens ook heeft laten weten dat per april 2016 een volledige delegatie uit Moldavië kan zijn samengesteld. Hij stelde ter afsluiting van zijn betoog voor het rapport van de commissie, dat naar zijn mening in het geheel geen politiek rapport is, te onderschrijven en te aanvaarden.

De Assemblee heeft aan het slot van het debat een resolutie aanvaard die nummer 2092 kreeg.

De voorzitter van de delegatie, Schrijver

De griffier van de delegatie, Nieuwenhuizen

Naar boven