20 043 Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa

Nr. 102 VERSLAG VAN DE ZITTING 2015 (DERDE DEEL)

Vastgesteld 8 september 2015

1. Inleiding

De delegatie uit de beide Kamers der Staten-Generaal naar de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa (PACE) heeft van 22 t/m 26 juni 2015 deelgenomen aan het tweede deel van de zitting 2015 in Straatsburg. Hiermee brengt zij verslag uit van de behandeling van de tijdens deze zitting geagendeerde onderwerpen, van de bijdragen van haar leden aan de debatten over die onderwerpen en van de verdediging van enkele rapporten.

Aan het begin van de vergaderweek, heeft de delegatie een briefing ontvangen van de Permanent Vertegenwoordiger bij de Raad van Europa, de heer Onno Elderenbosch.

De delegatie ontving o.a. informatie over de werkzaamheden in het Comité van Ministers en de opstelling van Rusland in dat gremium, over een rapport van secretaris-generaal Jagland over «democratic security» en over het jaarlijkse voortgangsrapport van mensenrechtencommissaris Muiznieks. Ook werd zij bijgepraat over de gevolgen van het besluit van Turkije zijn bijdrage aan de Raad van Europa te zullen verhogen met € 19 mln. waarmee het land per 1 januari 2016 de status van «grootbetaler» binnen de organisatie verwerft. Het snel groeiende vluchtelingenvraagstuk en de betrokkenheid van de Raad van Europa bij het vinden van politieke oplossingen voor de opvang van de snel groeiende stromen migranten naar Europa was één van de belangrijkste onderwerpen van deze briefing. De bijeenkomst werd afgesloten met een vooruitblik op het naderende voorzitterschap van Bosnië-Herzegovina.

Op dinsdag 23 juni heeft de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, de heer BAN Ki-moon, de Assemblee toegesproken. Zijn rede kan worden gevonden op de website van de Raad vaan Europa (www.coe.int).

2. Verkiezingswaarneming parlementsverkiezingen in Turkije, 7 juni 2015 (doc.nr. 13822).

De heer Kox heeft op maandag 22 juni een rapport naar aanleiding van een door hem geleide missie, die op 7 juni de parlementsverkiezingen in Turkije heeft geobserveerd, toegelicht. Hij schetste een over het algemeen positief beeld van de verkiezingsdag: hoge opkomst, een goede organisatie van en in de stembureaus en transparante procedures.

De uitkomst van deze democratische verkiezingen, die zijn verankerd in degelijke wetgeving, geeft de wil van de kiezers weer. Toch zijn er verbeteringen nodig en mogelijk. Tijdens de campagne vonden er veel aanslagen op partijkantoren en fysieke bedreigingen van personen, in enkele gevallen met dodelijke afloop, plaats. Dit geweld vormde een ernstige bedreiging van het democratische verkiezingsproces. De vrijheid van de media en de druk op journalisten die kritisch gestemd waren over de regerende partij heeft de waarnemersdelegatie met zorg vervuld. Opmerkelijk vond zij ook dat de president, die volgens de Grondwet boven de partijen dient te staan, een zeer actieve rol voor zijn partij in de campagne heeft gespeeld. De heer Kox sprak de hoop uit dat het nieuw gekozen parlement de praktijk van de campagnes en van verkiezingen zal evalueren en verbeteren.

Mevrouw Maij heeft deelgenomen aan het debat over het rapport naar aanleiding vaan het feit dat zij deel had uitgemaakt van de delegatie die de op 7 juni in Turkije gehouden parlementsverkiezingen had geobserveerd. Zij deelde mee met gemengde gevoelens over deze verkiezingen en hun rol in de ontwikkeling van de democratie in Turkije te zijn teruggekeerd. De verkiezingen leefden erg onder de kiezers die massaal naar de stembussen waren gekomen. In de stad Diyarbakir, in het Zuidoosten van Turkije, waar zij als waarnemer was geplaatst, verliepen de verkiezingen zonder noemenswaardige incidenten. Hier en daar waren de omstandigheden wat chaotisch en op een locatie was een stembus niet verzegeld. De procedures, inclusief het tellen van de stemmen, zijn als zodanig behoorlijk verlopen. Mevrouw Maij had er niettemin behoefte aan lucht te geven aan een aantal zorgen. De pers- en mediavrijheid staat onder druk in Turkije. Nationale en internationale journalisten hadden haar laten weten zich geintimideerd te voelen; zij uitten hun mening niet vrijelijk. Er bestaat een grote mate van zelf-censuur. Twee dagen voor de verkiezingen vond in Diyarbakit een aanslag plaats tijdens een verkiezingsoptocht van de HDP. Twee explosies verwondden meer dan honderd mensen en doodden drie personen. In het nieuws van de staatstelevisie werd daarover met geen woord gerept. Een TRT official verklaarde dat door te stellen dat onduidelijk was wat er was gebeurd. Uiteraard was de situatie onduidelijk, maar dat is, zo merkte mevrouw Maij op, geen reden om over zo'n gebeurtenis niets te melden in het officiële tv-nieuws. Zij deelde verder mee dat er tijdens de campagne nauwelijks enig openbaar debat tussen politici was uitgezonden. Politici hadden het druk met het kwaadspreken over andere partijen. Tijdens de verkiezingsoptochten van alle partijen vond geweld plaats. De fantastisch hoge kiesdrempel van 10% maakt het kleinere partijen feitelijk onmogelijk om een zetel in het parlement te verwerven. De president, die geacht wordt boven partijen te staan, nam actief deel aan de campagne van zijn eigen partij.

Een behoorlijk verlopen verkiezingsdag betekent niet noodzakelijk dat het gehele verkiezingsproces volgens de standaarden is verlopen. En vrije en eerlijke verkiezingen betekenen niet automatisch dat er sprake is van een vrije, open en volwassen democratie. Verkiezingen moeten onderdeel zijn van een democratisch proces, maar verkiezingen zijn in geen opzicht de bevestiging van democratie. Mevrouw Maij besloot haar betoog met de opmerking dat de verkiezingen haar optimistisch hadden gemaakt, maar dat Turkije er nog lang niet is.

3. Verbetering van de bescherming van klokkenluiders (doc.nr. 13791)

De heer Omtzigt heeft namens het Committee on Legal Affairs and Human Rights een rapport over de verbetering van de bescherming van klokkenluiders verdedigd. In dat rapport wordt het belang van het klokkenluiden voor de kwaliteit van het bestuur, voor de privacy, voor de vrijheid van meningsuiting en voor de strijd tegen corruptie benadrukt. Dat geldt ook voor het terrein van de nationale veiligheid en de inlichtingen. Het rapport verwelkomt de aanvaarding door het Comité van Ministers van een eerdere aanbeveling van de PACE waarin de lidstaten worden opgeroepen om een effectief, normatief, juridisch en institutioneel raamwerk te scheppen voor de bescherming van klokkenluiders.

Gelet op de onthullingen rond de grootschalige afluisterpraktijken en de inbreuken op de privacy door de Amerikaanse NSA en andere inlichtingendiensten, waarmee de communicatie van talloze mensen die in het geheel niet van enig misdrijf worden verdacht in het geding is, is de commissie van mening dat maatregelen ter bescherming van klokkenluiders moeten gelden jegens al die individuen die onaanvaardbaar gedrag, dat kan leiden tot schendingen van de mensenrechten van medeburgers, inclusief van mensen die werken voor inlichtingen- of veiligheidsdiensten, aan de kaak stellen. De commissie is verder van mening dat, ervan uitgaande dat klokkenluiden erop is gericht dat de bij wet aan grootschalig afluisteren gestelde grenzen worden gerespecteerd, aan klokkenluiders asiel moet worden verleend in een lidstaat van de Raad van Europa indien zij in eigen land worden vervolgd.

In zijn mondelinge toelichting verwees de heer Omtzigt naar een aantal recente gevallen waarin klokkenluiders ervoor zorgden dat misstanden en kwade praktijken openbaar werden gemaakt: Edward Snowden en de praktijken van het Amerikaanse National Security Agency, onthullingen door klokkenluiders van corruptie en machtsmisbruik rond de keuze van Qatar voor de World Cup 2022, de overhandiging aan «Brussel» van de werkelijke begrotingscijfers van Griekenland door een Griekse medewerker van het IMF, de openbaarmaking van gegevens rond praktijken van banken in Londen met miljarden drugsgeld. Het feit dat in klokkenluiders in veel Europese landen niet adequaat worden beschermd vormt de reden voor het opmaken van dit rapport en de bijbehorende resolutie, aldus de heer Omtzigt. Het Comité van Ministers heeft naar aanleiding van een door de Assemblee aanvaarde resolutie intussen een aanbeveling doen uitgaan naar de lidstaten. Het onderhavige rapport gaat vooral in op de positie van mensen die werkzaam zijn op het terrein van de nationale veiligheid, een groep mensen die buiten de werking van de door het Comité gegeven aanbeveling is gebleven. Eén van de belangrijkste onderdelen van de nu voorgestelde resolutie noemde de heer Omtzigt de roep om publieke klokkenluidersbescherming indien sprake is van strafrechtelijke vervolging van klokkenluiders wegens schending van veiligheidswetgeving. Voorwaarde is dat de klokkenluider heeft gehandeld in het algemeen belang. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar de Amerikaanse wet, gebaseerd op de US Espionage Act vaan 1917, kent een dergelijke grond van verweer niet. Indien die mogelijkheid er wel zou zijn, zouden klokkenluiders overigens nog steeds gevaar lopen omdat het aan hen is om de rechter te overtuigen van het feit dat zij in het algemeen belang handelden. Hen zou in ieder geval die mogelijkheid geboden moeten worden. Indien ze die mogelijkheid niet krijgen zou hen politiek asiel verleend moeten worden, zo besloot de heer Omtzigt zijn betoog.

Het debat is afgesloten met de aanvaarding van een resolutie onder nummer 2060.

4. Evaluatie van het «partnership for democracy» met Marokko (doc.nrs. 13807, 13826 en 13825).

Mevrouw Strik heeft deelgenomen aan een debat over de vorderingen met betrekking tot het zgn. Partnership for Democracy dat Marokko in 2001 met de Raad van Europa is aangegaan. Zij toonde zich verheugd over het commitment van Marokko en zei het programma 2015–2017 van dit partnerschap te verwelkomen. Bijzondere aandacht vroeg mevrouw Strik voor het nijpende vraagstuk van de migratie, waarmee ook Marokko wordt geconfronteerd. Het land moet nog veel wetgeving op dit gebied, maar ook op het gebied van de mensenrechten ontwikkelen en in werking brengen. De Raad van Europa zal daarbij behulpzaam zijn. Europa zal de verantwoordelijkheid voor het vluchtelingen- en migrantenvraagstuk niet op Marokko kunnen afwentelen. Migratie is een gemeenschappelijke zorg en taak van zowel de transitlanden als de landen van herkomst en bestemming.

Aan het slot van het debat heeft de Assemblee een resolutie aanvaard onder nummer 2061.

5. Het functioneren van democratische instituties in Azerbeidzjan (doc.nr. 13801).

Aan een debat over het functioneren van de democratische instituties in Azerbeidzjan heeft de heer Kox deelgenomen. Hij stelde dat dat land, in het bijzonder toen het in 2014 het voorzitterschap van de Raad van Europa bekleedde, een schandelijk voorbeeld heeft gegeven: in plaats van de toch al slechte staat van zijn mensenrechten te verbeteren heeft het er alles aangedaan om die te doen verslechteren en heeft het jacht gemaakt op mensenrechtenactivisten, vooral op diegenen die afreisden naar Straatsburg om de PACE te informeren over de situatie in hun land. Als lid van de Raad van Europa disfunctioneert Azerbeidzjan volledig. Dat is, zo stelde de heer Kox, buitengewoon triest voor zijn inwoners en pijnlijk voor de leden van de Raad van Europa die niet in staat waren en zijn daar een eind aan te maken. Hij riep zijn collega- parlementariërs uit Azerbeidzjan op in het geweer te komen tegen de houding en het gedrag van president Aliyev en de Azeri autoriteiten. Ook riep hij hen en alle andere leden van de Assemblee op om op te komen voor de vrijlating van het in Azerbeidzjan gevangen gezette echtpaar Leyla en Arif Yunus, internationaal gerespecteerde mensenrechtenactivisten die onder slechte omstandigheden en behept met een zwakke gezondheid, in voorarrest zitten en wier dochter Dinara hen al meer dan een jaar niet mag bezoeken.

Aan het slot van het debat heeft de Assemblee een resolutie aanvaard onder nummer 2062.

6. Beschouwingen over de intrekking van de eerder aanvaarde geloofsbrieven van de delegatie van de Russische Federatie (doc.nr. 13800).

Aan een debat over een rapport over de positie van de Russische delegatie heeft de heer Kox een bijdrage geleverd. Hij deelde mee de conclusie van het rapport – handhaving van de eerder uitgesproken sancties, geen herroeping van de eerder goedgekeurde geloofsbrieven en bevestiging van de bereidheid tot een open en constructieve dialoog met de Russische delegatie- te delen. Juist in moeilijke tijden en in conflictsituaties is de behoefte aan dialoog en parlementaire diplomatie groot. De heer Kox bepleitte voorts het verwijderen van alle parlementariërs van de zwarte lijsten van de EU en van de Russische Federatie. Parlementariërs moet het niet onmogelijk worden gemaakt hun werk te doen. De heer Kox wees erop dat er geen twijfel over kan bestaan dat de fractie van Verenigd Europees Links de annexatie van de Krim veroordeelt.

Maar dat betekent niet dat zij daarom alle betrekkingen met Rusland wil beëindigen. Zij heeft bijvoorbeeld ook niet de banden met Israel verbroken toen dat land Gaza bezette en zij bepleit dat ook niet ten aanzien van Marokko ondanks de bezetting van de Westelijke Sahara door dat land. Afsluitend stelde de heer Kox dat zijn fractie tegen alle voorstellen zal stemmen die de taal doen verharden en de parlementaire diplomatie en de dialoog bemoeilijken.

De Assemblee aanvaarde aan het slot van het debat een resolutie die kan worden gevonden onder nummer 2063.

7. Het vergroten van de transparantie van de eigendom van de media (doc.nr. 13747); verantwoordelijkheid van de media en ethiek in de media in een veranderende omgeving (doc.nr. 13803).

De heer Franken heeft deelgenomen aan een debat over een tweetal door de Commissie voor Cultuur, Wetenschap, Onderwijs en Media uitgebrachte rapporten over het vergroten van de transparantie van de eigendom van media en over ethiek in de media. Met de kern van het eerste rapport – het vergroten van de doorzichtigheid van de eigendom van de media – zei de heer Franken, indachtig het gezegde «wie betaalt, bepaalt», het volledig eens te kunnen zijn, alsook met de stelling dat volledige openbaarheid van de financiering, het management en de bestuursstructuur van de media geboden is. Centrale vraag is echter wie het toezicht en de controle heeft op de daarover vrijgegeven informatie en wie toeziet op de juiste toepassing van de procedures. Als dat een nationale media autoriteit is: wie benoemt haar leden en wie staat in voor hun onafhankelijkheid? Met betrekking tot de in het tweede rapport bepleite gedragscode voor journalisten zei de heer Franken van mening te zijn dat die – gelet op het feit dat de vrije meningsuiting uitsluitend bij wet kan worden ingeperkt en dat die beperking steeds proportioneel moet zijn – alleen praktische en procedurele gedragsregels kunnen bevatten. De vraag die dan opdoemt luidt: wie houdt toezicht op de uitvoering van die regels? Is dat een media-ombudsman of moet dat een internationale organisatie van journalisten zijn?

Het debat werd afgesloten met de aanvaarding van een resolutie onder nummer 2066.

8. Actualiteitsdebat: de noodzaak van een gemeenschappelijk Europees antwoord op het migratievraagstuk.

Mevrouw Strik, die aan dit debat een bijdrage heeft geleverd, wees erop dat het huidige aantal vluchtelingen, dat wereldwijd 60 miljoen bedraagt, een humanitair en politiek antwoord zonder weerga vraagt. De Europese reactie, die erop is gericht vluchtelingen buiten de EU te houden, noemde zij moreel onjuist en niet gericht op een oplossing. Vluchtelingen blijven daardoor afhankelijk van mensensmokkelaars. De EU moet allereerst reddingsoperaties in de Middellandse Zee opzetten en in de tweede plaats opvang bieden aan ten minste 1 miljoen vluchtelingen. Daarnaast dienen de ernstig zieke en zeer kwetsbare vluchtelingen uit Syrië te worden uitgenodigd om naar Europa te komen en dient in de regio substantiële financiële hulp te worden geboden. Er is behoefte aan meer dan 1 miljard dollar. Nu de EU faalt om te handelen moet de Raad van Europa het heft in handen nemen.

9. Groeiende samenwerking tegen cyberterrorisme en andere grootschalige aanvallen op het internet (doc.nr. 13802).

De heer Franken heeft op vrijdag 26 juni een rapport verdedigd dat handelt over de groeiende samenwerking tegen cyberterrorisme en grootschalige aanslagen op het internet. Hij wees op het grote aantal aanvallen op ict-systemen die grote gevolgen en enorme schade veroorzaken: de aanval op het ict-systeem van de Duitse Bondsdag, de aanval op het Franse TV-station TV5 en de verstoring van de web-infrastructuur in Estland in 2007. Het aantal slachtoffers van deze en andere aanvallen in 2013 wordt geschat op 800 miljoen en de jaarlijkse financiële schade bedraagt 400 miljard dollar. In het besef dat individuele staten niet in staat zijn tot het nemen van adequate maatregelen heeft de Raad van Europa het initiatief genomen tot het ontwikkelen van de Cybercrime Convention (het zgn. Verdrag van Boedapest van 2001 dat ook is ondertekend door enkele niet lidstaten van de Raad van Europa). In de tussentijd heeft de cybercriminaliteit een enorme ontwikkeling doorgemaakt die heeft geleid tot nieuwe, slimmere vormen van deze criminaliteit zoals botnets en grootschalige aanvallen op netwerken, die niet meer voldoende worden gedekt door de Cybercrime Conventie. Bij het treffen van betere en meer tegenmaatregelen dient, zo benadrukte de heer Franken, het uitgangspunt een open, veilig en ongecensureerd internet te zijn. Dat betekent dat wettelijke maatregelen alleen met het uiterste respect voor de mensenrechten, zoals die in het EVRM zijn neergelegd, kunnen worden genomen. De heer Franken schetste voorts drie factoren die bepalend zijn voor de effectiviteit van die maatregelen: het niveau van de sanctie, de reactiesnelheid van politie en justitiële autoriteiten en de perceptie van de crimineel van het risico te worden gepakt. Toekomstige wetgeving zal, zo stelde de heer Franken verder, vooral sterk gericht moeten zijn op de procedurele kracht van het recht. De meeste cyberaanvallen kunnen wel worden vervolgd op basis van een artikel in het nationale strafrecht, maar de opsporing – het achterhalen van de identiteit van de dader en het verzamelen van voldoende bewijs – vormt vaak de bottleneck. Voor doeltreffende opsporing is een 24/7 netwerk nodig dat het mogelijk maakt dat staten hun opsporingsactiviteiten snel en doeltreffend kunnen coördineren. Maar de virtuele wereldorde is niet alleen gediend bij wettelijke maatregelen. Kennisontwikkeling, scholing van politiemensen en bewustwording van het publiek moeten ook hoog op de agenda komen. Iedereen wil graag een open, vrij, ongecensureerd internet, maar wij zullen ons bewust moeten zijn van het feit dat het internet, net als de werkelijke wereld, altijd onveilig zal zijn.

De heer De Vries heeft deelgenomen aan het debat over dit rapport. Hij wees op het feit dat de Raad van Europa de afgelopen jaren een leidende rol heeft gespeeld in de strijd tegen de criminaliteit op het internet en daartoe in een aantal conventies belangrijke normen heeft opgesteld. Ook wees hij erop dat de heer Franken de stuwende kracht was achter de Nederlandse wetgeving tegen cybercriminaliteit in de jaren ’80. Het voorliggende, heldere rapport, dat de beginselen van een wettelijk kader voor dit buitengewoon gecompliceerde wetgevingsterrein bevat, wordt door de Socialistische fractie zeer verwelkomd. Het schetst op duidelijke wijze dat met alle nieuwe technologische mogelijkheden zich tegelijkertijd ook nieuwe kwetsbaarheden aandienen die kunnen worden misbruikt en geëxploiteerd door individuen, organisaties en staten. Recentelijk is duidelijk geworden dat iedere internetgebruiker zich bewust moet zijn van het feit dat hardware en software gemakkelijk kunnen worden gemanipuleerd door criminele organisaties en veiligheidsdiensten. Internet heeft gelukkig weinig problemen met grenzen. Helaas hebben zij, die het internet voor criminele doeleinden willen gebruiken, ook weinig problemen met grenzen. Daarom is internationale samenwerking nodig en biedt de Raad van Europa daartoe de instrumenten, die nog verdere uitwerking behoeven, aan.

De Assemblee aanvaardde na afloop van het debat een resolutie

onder nummer 2070.

10. Herkennen en voorkomen van neo-racisme (doc.nr. 13809).

Mevrouw Faber-Van de Klashorst heeft deelgenomen aan een debat over een rapport inzake het herkennen en voorkomen van neo-racisme. Zij merkte op dat het rapport voorbij gaat aan de grootste bron van intolerantie en de grootste oorzaak van gewelddadige conflicten: de islam.

Met de term islamofobie wordt de intolerante islam zoveel mogelijk buiten schot gehouden. Islamofobie is een wapen van de jihad, aldus mevr. Faber. Zij vroeg zich verder af in welk islamitisch land de vrijheid bestaat om het Christendom te verkondigen, dan wel om er voor uit te komen atheïst te zijn. En waarom eisen islamisten de vrije westerse waarden op in Europa en laten zij de ander geen ruimte voor eigen gedachtengoed of zelfs een eigen stijl van kleding? Mevrouw Faber wees erop dat de politieke elite om begrip en nuance voor de islam vraagt. Maar hoe kan een weldenkend mens de islam respecteren als deze je met het zwaard wil bekeren en de doodsstraf stelt op afvalligheid? Mevrouw Faber stelde dat het probleem bij de wortel moet worden aangepakt: stop de immigratie uit islamitische landen en sluit de moskeeën.

De heer Kox heeft in aansluiting op de interventie van mevrouw Faber-Van de Klashorst opgemerkt dat de PACE een forum is waarin iedere afgevaardigde zijn of haar mening vrij kan uiten. Die vrijheid, die zo belangrijk is voor het open debat in deze assemblee, is een groot goed. Hij vroeg zich echter af welk doel wordt gediend als dat gepaard gaat met het beledigen van mensen die een bepaald geloof – in dit geval de islam- belijden. Ook wees hij erop dat de oproep van mevrouw Faber zich niet verdraagt met de vrijheid die de Partij voor de Vrijheid zegt voor te staan.

Dit debat werd afgesloten met de aanvaarding van een resolutie onder nummer 2069.

De waarnemend voorzitter van de delegatie, Kox

De griffier van de delegatie, Nieuwenhuizen

Naar boven