C
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 24 augustus 2005
Het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling in een deel van de Utrechtse
Heuvelrug, strekkend tot samenvoeging van de gemeenten Maarn, Amerongen, Leersum,
Doorn en Driebergen-Rijsenburg, heeft alleen de leden van de CDA-fractie aanleiding
gegeven tot het stellen van enkele vragen en het maken van enkele opmerkingen.
Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om de vragen te beantwoorden en om
een reactie op de opmerkingen te geven.
De leden van de fractie van het CDA hadden met belangstelling van het
wetsvoorstel en de zorgvuldige behandeling in de Tweede Kamer kennisgenomen.
Deze leden stelden dat het voor hen zwaar weegt in hoeverre de mankerende
bestuurskracht en de daarmee verbonden knelpunten niet langs de weg van verplichtende
samenwerking zouden kunnen worden opgelost. Gevraagd werd om uiteen te zetten
waaraan het in het bijzonder ontbrak betreffende de bestuurskracht.
In juli 2003 is onder leiding van het provinciebestuur van Utrecht een
notitie opgesteld waarin werd beschreven dat de bestuurskracht van de kleinere
gemeenten versterking behoeft om ook in de toekomst de strategische doelen
voor het Heuvelruggebied goede invulling te kunnen geven. Deze notitie is
door alle betrokken gemeenten onderschreven. Aan de basis van deze notitie
lagen onder andere de resultaten van een bestuurskrachtmeting. In de bestuurskrachtmeting
waren vier dimensies onderscheiden. Op de dimensie «de gemeente als
gemeenschap» scoorden de gemeenten Maarn, Doorn, Amerongen en Leersum
positief. Op de andere drie dimensies, «de gemeente als dienstverlener»,
«de gemeente als mede-overheid» en «de gemeente als effectieve
en efficiënte organisatie», scoorden deze vier gemeenten minder
positief. Het betrof daarbij met name de omvang en kwaliteit van de ambtelijke
organisaties van de gemeenten.
Vervolgens is gekeken op welke wijze de bestuurskracht van de betrokken
gemeenten vergroot kon worden. Hiertoe is gekeken naar vormen van ambtelijke
integratie, intensieve regionale samenwerking en verschillende varianten van
herindeling. De door deze leden geopperde samenwerking tussen gemeenten is
dus ook nadrukkelijk in beeld en in discussie geweest. Na een gedegen afweging
is onder leiding van het provinciebestuur gekozen voor samenvoeging van de
gemeenten Maarn, Doorn, Leersum en Amerongen; de gemeente Driebergen-Rijsenburg
heeft zich hier vrijwillig bij aangesloten.
Voorts stelden deze leden vast dat tijdens de behandeling in de Tweede
Kamer namens de regering de mening was verwoord, dat het draagvlak blijkens
de steun van de meerderheid van de betrokken gemeenteraden uiteindelijk het
zwaarst weegt. De constatering van deze leden is juist. De aangehaalde stellingname
is ook vastgelegd in het beleidskader herindeling dat door de Tweede Kamer
met instemming is behandeld. Naar aanleiding hiervan vroegen de leden van
de betreffende fractie hoe de betrokken gemeenten naar de mening van de minister
zijn omgegaan met het in hun ogen onvoldoende draagvlak bij de bevolking.
De gemeenteraden van de betreffende gemeenten zijn verantwoordelijk voor
de wijze van verkenning of organisatie van draagvlak binnen de eigen gemeente.
Hieraan hebben alle betrokken gemeenteraden invulling gegeven door activiteiten
te organiseren waarmee het draagvlak gepeild kon worden. Hieruit is gebleken
dat er wel degelijk steun is bij de bevolking voor deze herindeling, zij het
dat andere alternatieven ook steun hadden onder een deel van de bevolking.
Gezien de steun voor deze herindeling samen met andere alternatieven kan geconcludeerd
worden dat een aanmerkelijk deel van de bevolking inziet dat gemeentelijke
herindeling noodzakelijk is en dat er dus ook bij de bevolking sprake is van
voldoende draagvlak.
Overigens is de uit de raadpleging verkregen informatie niet bindend,
doch dient als input bij het besluitvormingsproces binnen de gemeenteraad.
Hierbij dienen de raadsleden tevens rekening te houden met de noodzaak om
te komen tot een oplossing voor de gesignaleerde knelpunten met betrekking
tot de bestuurskracht. Ik heb geen aanleiding om te twijfelen aan het proces,
noch aan de uitkomsten van dit proces, dat heeft geleid tot dit afgewogen
oordeel. Voor mij tellen de twee criteria draagvlak en bestuurskracht dan
ook beide zwaar. Deze voorgestelde herindeling lost de problemen op het gebied
van de bestuurskracht goed op en tevens geniet herindeling draagvlak onder
de representatie van deze inwoners door de gemeenteraad en onder de inwoners
van de gemeenten zelf.
Deze leden refereerden tevens aan de faciliterende rol en de rol van de
provincie ten aanzien van het z.g. «kernenbeleid». Deze leden
vroegen naar de zienswijze ten opzichte van deze rol. Zoals tijdens de behandeling
in de Tweede Kamer al door mij is aangegeven heeft het Rijk inderdaad een
faciliterende rol. Hier wordt invulling aan gegeven binnen de portefeuille
van de minister van LNV, overigens in goede samenspraak met mijn ministerie.
Concreet wordt hier aandacht aan besteed in de Agenda Vitaal Platteland waar
ook de rollen verder zijn uitgewerkt. De actieve rol van de provincie bij
de ontwikkeling van het strategisch gebiedsperspectief voor de Utrechtse Heuvelrug
kan worden beschouwd als concrete vertaling van het beleid voor het landelijk
gebied door de provincie.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes