A
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1
Vastgesteld: 13 september 2005
Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding
gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende
vragen.
De leden van de fracties van de VVD en van D66 hadden met gemengde gevoelens kennis genomen van het
onderhavige wetsvoorstel. Zij hadden een aantal vragen.
Is er onderzoek gedaan naar mogelijke wettelijke alternatieven om verdringing
van Nederlandse werknemers door buitenlandse werknemers die tijdelijk in Nederland
werken te voorkomen?
Verwacht het kabinet voor alle sectoren waar een Algemeen Verbindend Verklaarde
CAO of algemeen verbindend verklaarde bepalingen van kracht zijn, verdringing
van Nederlandse werknemers? Met andere woorden: gaat deze Wijziging van de
Wet nu niet gelden in sectoren waar nauwelijks sprake is van verdringing?
Hoe zinvol is deze wet als controle op naleving moeilijk is?
Waarom is de basis van Nederlandse wetgeving waaraan buitenlandse werknemers
die tijdelijk in Nederland werken, moeten voldoen niet voldoende? Wat is het
nut van die kop bovenop Nederlandse wetgeving?
Brengt deze wijziging niet met zich mee dat door de druk op de loonkosten
productie zich naar het buitenland zal verplaatsen en neemt met deze wijziging
het risico op illegale arbeid niet toe? Brengt deze Wijziging van Wet dus
niet een aantal vervelende consequenties met zich mee?
De leden van de fractie van de SGP, mede sprekende
namens de leden van de CU, merkten op met belangstelling
te hebben kennis genomen van het voorstel.
Zien zij het juist dat door de uitbreidingssfeer van de Waga, er spanning
ontstaan met het in de Europese verdragen gegrondveste beginselen van het
vrije verkeer van goederen van diensten? Is het niet van belang dat drempels
voor vrij verkeer worden geslecht en dat er geen nieuwe drempels worden opgeworpen?
Vervolgens vroegen zij de minister of het mogelijk is dat er voor een
buitenlandse CAO dispensatie kan worden gevraagd van de algemeen verbindend
verklaarde Nederlandse CAO.
In artikel 3, lid 2 van de Detacherings Richtlijn is een (dwingende) bepaling
opgenomen die niet in de WAGA is geïmplementeerd. Is dit een omissie
bij de implementatie van de richtlijn, zo vragen wij de minister.
Deze bepaling luidt als volgt:
In het geval van werkzaamheden met het oog op de initiële
assemblage en/of de eerste installatie van een goed, die een wezenlijk bestanddeel
uitmaken van een overeenkomst voor de levering van goederen, noodzakelijk
zijn voor het in werking stellen van geleverde goed en uitgevoerd worden door
gekwalificeerde en/of gespecialiseerde werknemers van de leverende onderneming,
is lid 1, eerste alinea, tweede streepje, onder b) en c) (dit betreft:
minimaal aantal betaalde vakantiedagen en minimumlonen, incl. vergoedingen
voor overwerk) niet van toepassing, wanneer de duur van
de terbeschikkingstelling niet meer dan acht dagen bedraagt.
De voorzitter van de commissie,
Van Driel
De griffier van de commissie,
Nieuwenhuizen