Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29860 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29860 nr. A |
10 maart 2005
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is uitvoering te geven aan richtlijn nr. 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen (PbEG L 125), teneinde regels te geven met betrekking tot grensoverschrijdende aspecten van insolventieprocedures waaraan kredietinstellingen kunnen worden onderworpen en dat het mede naar aanleiding daarvan wenselijk is de in de Wet toezicht kredietwezen 1992 opgenomen bepalingen inzake de liquidatie van kredietinstellingen over te hevelen naar de Faillissementswet;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet toezicht kredietwezen 1992 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1, eerste lid, worden na onderdeel p, onder vervanging van de punt aan het slot van dat onderdeel door een puntkomma, zes onderdelen toegevoegd, luidende:
q. Lid-Staat van herkomst: ingeval een kredietinstelling een rechtspersoon is, de Lid-Staat waar een kredietinstelling haar zetel heeft, dan wel, ingeval de kredietinstelling niet een rechtspersoon is, de Lid-Staat waar zij haar hoofdbestuur heeft;
r. Lid-Staat van ontvangst: de Lid-Staat waar een kredietinstelling een bijkantoor heeft of waarheen zij diensten verricht;
s. bevoegde instanties: de administratieve of rechterlijke instanties die bevoegd zijn ter zake van saneringsmaatregelen;
t. saneringsmaatregel: de noodregeling, bedoeld in hoofdstuk X, of een maatregel, genomen in een andere Lid-Staat dan Nederland, die enigerlei optreden van de aldaar bevoegde instanties behelst en bestemd is om de financiële positie van een kredietinstelling in stand te houden of te herstellen, en van dien aard is dat de maatregel bestaande rechten van derden kunnen aantasten;
u. bewindvoerder: de bewindvoerder, bedoeld in artikel 71, zevende lid, of een ander persoon of orgaan, aangewezen door de bevoegde instanties in een andere Lid-Staat dan Nederland om de saneringsmaatregelen uit te voeren;
v. financiële instrumenten: instrumenten als bedoeld in deel B van de bijlage bij richtlijn nr. 93/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 147).
Artikel 65a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na de zinsnede «gegevens of inlichtingen» wordt toegevoegd: die geen betrekking hebben op derden die betrokken zijn bij pogingen de kredietinstelling in staat te stellen zijn bedrijf voort te zetten.
2. De zinsnede «een rechter-commissaris voor zover die belast is met het toezicht uit hoofde van artikel 64 Faillissementswet op de curator die betrokken is bij het beheer en de vereffening van de failliete boedel van een kredietinstelling» wordt vervangen door: een rechter-commissaris voor zover die is belast met het toezicht uit hoofde van artikel 76d in een noodregeling als bedoeld in hoofdstuk X, indien een machtiging is verleend als bedoeld in artikel 75, eerste lid, aanhef en onderdeel a, of, indien een machtiging is verleend als bedoeld in artikel 75, eerste lid, aanhef en onderdeel c, zo lang de bewindvoerder nog niet activa te gelde heeft gemaakt met het oogmerk deze te verdelen onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden.
Na artikel 65a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 64 kunnen in een noodregeling als bedoeld in hoofdstuk X gegevens of inlichtingen die geen betrekking hebben op derden die betrokken zijn bij pogingen de kredietinstelling in staat te stellen haar bedrijf voort te zetten, door de bewindvoerder worden opgenomen in de verslagen, bedoeld in artikel 72, zesde lid, indien een machtiging is verleend als bedoeld in artikel 75, eerste lid, aanhef en onderdeel b, of, indien een machtiging is verleend als bedoeld in artikel 75, eerste lid en aanhef, onderdeel c, activa van de kredietinstelling te gelde zijn gemaakt met het oogmerk de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden.
In afwijking van artikel 64 is artikel 65a van overeenkomstige toepassing op gegevens of inlichtingen die betrekking hebben op derden die betrokken zijn bij pogingen de kredietinstelling in staat te stellen haar bedrijf voort te zetten, ongeacht of een machtiging is verleend, als bedoeld in artikel 75, eerste lid, aanhef en onderdeel a, b of c, en ongeacht of activa te gelde zijn gemaakt met het oogmerk de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden.
In artikel 69, eerste zin, wordt de zinsnede «is verplicht aan de Bank mededeling te doen» vervangen door: is verplicht de Bank te raadplegen en aan de Bank mededeling te doen.
Het opschrift van Hoofdstuk X wordt gewijzigd in:
HOOFDSTUK X. NOODREGELING EN IN ANDERE STATEN DAN NEDERLAND VASTGESTELDE SANERINGSMAATREGELEN
Na het opschrift van Hoofdstuk X wordt een opschrift ingevoegd, luidende:
AFDELING 1. KREDIETINSTELLINGEN DIE ZIJN GEVESTIGD IN NEDERLAND OF IN EEN STAAT DIE NIET EEN LID-STAAT IS
Artikel 70, eerste en tweede lid, en de aanduiding «3.» voor het derde lid vervallen.
Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Ingeval de solvabiliteit of de liquiditeit van een kredietinstelling die een vergunning als bedoeld in artikel 6 heeft verkregen dan wel van een bijkantoor in Nederland van een in een Staat, die niet een Lid-Staat is, gevestigde kredietinstelling die een vergunning als bedoeld in artikel 38, eerste lid, heeft verkregen, tekenen van een gevaarlijke ontwikkeling vertoont en redelijkerwijs in die ontwikkeling geen verbetering te voorzien is, kan de rechtbank, binnen wier rechtsgebied de kredietinstelling dan wel het bijkantoor is gevestigd, op verzoek van de Bank verklaren, dat de kredietinstelling verkeert in een toestand welke in het belang van de gezamenlijke schuldeisers bijzondere voorziening behoeft.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Ingeval de solvabiliteit of de liquiditeit van een kredietinstelling waarop het verbod van artikel 6 van toepassing is, een kredietinstelling die in een andere Lid-Staat is gevestigd met bijkantoor in Nederland en die niet voldoet aan het bepaalde in artikel 31, eerste lid, onder a, dan wel een kredietinstelling die is gevestigd in een Staat die niet een Lid-Staat is met bijkantoor in Nederland en waarop het verbod van artikel 38, eerste lid, van toepassing is, naar het oordeel van de Bank zodanig is dat te voorzien is dat de kredietinstelling haar verplichtingen ter zake van de door haar verkregen gelden niet of slechts ten dele kan nakomen, kan de rechtbank, binnen wier rechtsgebied de kredietinstelling dan wel het bijkantoor is gevestigd, op verzoek van de Bank verklaren dat de kredietinstelling verkeert in een toestand, welke in het belang van de gezamenlijke schuldeisers bijzondere voorziening behoeft.
3. In het derde lid wordt de zinsnede «dan wel het bijkantoor» vervangen door: en, in voorkomend geval, het bijkantoor en geeft kennis van de inhoud van het verzoekschrift aan:
a. indien het een in Nederland gevestigde kredietinstelling betreft, de toezichthoudende autoriteiten van de Lid-Staten van ontvangst;
b. indien het een buiten de Unie gevestigde kredietinstelling betreft, de toezichthoudende autoriteiten van de andere Lid-Staten waarheen zij diensten verricht vanuit een bijkantoor in Nederland.
4. Het zevende lid komt te luiden:
7. Indien het verzoek wordt toegewezen, bevat de beschikking van de rechtbank de benoeming van een van haar leden of van de leden van een andere rechtbank tot rechter-commissaris en de benoeming van een of meer bewindvoerders. De Bank kan voor de benoeming van de bewindvoerder of bewindvoerders voordrachten doen.
5. Het achtste lid komt te luiden:
8. Indien het verzoek wordt toegewezen, wordt de beschikking op een openbare terechtzitting uitgesproken en wordt een uittreksel ervan onverwijld door de bewindvoerders bekendgemaakt in de Staatscourant, het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in twee Nederlandse dagbladen en twee landelijke dagbladen van iedere Lid-Staat van ontvangst. Het uittreksel vermeldt naam en woonplaats van de kredietinstelling en, indien aanwezig, het bijkantoor in Nederland van een buiten de Unie gevestigde kredietinstelling, en de woonplaats of het kantoor van de bewindvoerders alsmede de datum van de beschikking. In de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en de twee landelijke dagbladen van iedere Lid-Staat wordt daarenboven vermeld dat op de noodregeling, behoudens uitzonderingen, Nederlands recht van toepassing is, alsmede de uiterste datum waarop tegen de beslissing beroep in cassatie bij de Hoge Raad kan worden ingesteld met vermelding van het volledige adres van de Hoge Raad, het onderwerp van de beslissing en de rechtsgrondslag. De publicatie in de landelijke dagbladen geschiedt in de officiële taal of talen van de betrokken lidstaat. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, terugwerkend tot aan het begin van de dag waarop zij is uitgesproken, niettegenstaande enige daartegen gerichte voorziening.
6. Het dertiende lid komt te luiden:
13. De griffier van de rechtbank stelt de Bank onverwijld in kennis van de inhoud van de beschikking alsmede van de mogelijke gevolgen daarvan in het desbetreffende geval. De Bank stelt daarna onverwijld de door Onze minister op grond van artikel 212d van de Faillissementswet aangewezen systemen, alsmede de bevoegde autoriteiten van de overige Lid-Staten in kennis van de beschikking, alsmede van de mogelijke gevolgen daarvan in het desbetreffende geval.
7. Het veertiende lid komt te luiden:
14. De bewindvoerders geven van de beschikking, bedoeld in het zevende lid, onmiddellijk aan alle bekende schuldeisers schriftelijk kennis.
8. Na het vijftiende lid worden twee leden toegevoegd, luidende:
16. De bewindvoerders kunnen verzoeken dat de noodregel wordt ingeschreven in een openbaar register in een andere Lid-Staat.
17. De kosten van inschrijving op de voet van het zestiende lid zijn boedelschuld.
Na artikel 71 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien de rechtbank het noodzakelijk acht dat ten aanzien van een bijkantoor in Nederland van een in een andere lidstaat gevestigde kredietinstelling die krachtens artikel 31 in Nederland het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen, een saneringsmaatregel wordt vastgesteld, stelt de griffier van de rechtbank de Bank daarvan in kennis. De Bank stelt de bevoegde instanties van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis.
In de artikelen 72, eerste en derde lid, 73, eerste en tweede lid, en 74, eerste en tweede lid, vervallen telkens de woorden «dan het wel bijkantoor».
Artikel 73, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste zin vervalt.
2. In de tweede zin wordt de zinsnede «gegeven ter uitvoering van het in de eerste zin bepaalde» vervangen door: gegeven ter uitvoering van het toezicht op de overdracht onderscheidenlijk de liquidatie.
Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De rechtbank kan de bewindvoerders machtigen tot:
a. overdracht van de verbintenissen van de kredietinstelling welke zij in de uitoefening van haar bedrijf als kredietinstelling tot het ter beschikking krijgen van gelden heeft aangegaan, of van een deel daarvan;
b. gehele of gedeeltelijke liquidatie van het bedrijf van de kredietinstelling; of
c. zowel overdracht als bedoeld in onderdeel a als liquidatie als bedoeld in onderdeel b.
2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt na de zinsnede «als bedoeld in het eerste lid» toegevoegd: , aanhef en onderdeel a of c.
3. In het vierde lid wordt de zinsnede «de Staatscourant en in ten minste drie door de rechtbank aan te wijzen nieuwsbladen» gewijzigd in: de Staatscourant, het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in twee Nederlandse dagbladen en twee landelijke dagbladen van iedere Lid-Staat van ontvangst.
4. In het zesde lid wordt na de zinsnede «bedoeld in het eerste lid» ingevoegd: , aanhef en onderdeel b of c.
5. In het zevende lid wordt de zinsnede «de Staatscourant en in een of meer door de rechtbank aan te wijzen nieuwsbladen» vervangen door: de Staatscourant, het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in een of meer door de rechtbank aan te wijzen dagbladen.
Na artikel 75 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Indien de machtiging strekt tot overdracht als bedoeld in artikel 75, eerste lid, aanhef en onderdeel a, kan op voordracht van de rechter-commissaris of op verzoek van de bewindvoerders de machtiging worden uitgebreid tot een machtiging als bedoeld in artikel 75, eerste lid, aanhef en onderdeel c.
2. Op een voordracht of verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt niet beslist dan nadat de rechtbank de Bank in de gelegenheid heeft gesteld haar mening daaromtrent kenbaar te maken. De Bank maakt met de meeste spoed haar mening kenbaar.
3. Nadat de Bank haar mening ingevolge het tweede lid kenbaar heeft gemaakt, of indien zij niet van de in het tweede lid bedoelde gelegenheid gebruik heeft gemaakt, behandelt de rechtbank de voordracht of het verzoek met de meeste spoed op een niet openbare terechtzitting op de voet van de rechtspleging in burgerlijke zaken, voor zover daarvan bij deze wet niet is afgeweken.
4. Artikel 71, achtste tot en met veertiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Ten aanzien van een kredietinstelling die is gevestigd in een Staat die niet een Lid-Staat is, hebben de machtigingen betrekking op het vanuit haar bijkantoren in Nederland uitgeoefende bedrijf van kredietinstelling.
Artikel 76 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, tweede lid, eerste volzin, derde lid, derde zin, vijfde lid, tweede volzin, en zesde lid, vierde volzin, vervalt telkens de zinsnede «dan wel het bijkantoor».
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Op verzoek van de bewindvoerders bepaalt de rechter-commissaris de dag waarop uiterlijk de vorderingen moeten worden ingediend, en voorts dag, uur en plaats waarop de verificatievergadering zal worden gehouden. Nadat de rechter-commissaris op het verzoek, bedoeld in de eerste volzin, heeft beslist, geven de bewindvoerders daarvan onmiddellijk aan alle bekende schuldeisers schriftelijk kennis. Deze kennisgeving betreft in ieder geval tevens de gevolgen van het indienen van een vordering na het verstrijken van de termijn, bedoeld in de eerste volzin, de mededeling dat de vordering bij de bewindvoerders moet worden ingediend, met, in het voorkomende geval, de opgave dat op een voorrecht of goederenrechtelijk recht aanspraak wordt gemaakt. De bewindvoerders doen tevens aankondiging van de beschikkingen in de Staatscourant, het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in twee Nederlandse dagbladen en twee landelijke dagbladen van iedere Lid-Staat van ontvangst. Vanaf de dag waarop de eerste aankondiging heeft plaatsgevonden vallen de vorderingen die bevoorrecht zijn hetzij op zekere bepaalde goederen van de kredietinstelling of, in geval van een bijkantoor in Nederland van een in een Staat die niet een Lid-Staat is gevestigde kredietinstelling, op goederen in Nederland, hetzij op al zijn goederen onderscheidenlijk de goederen in Nederland, onder de werking van artikel 74, eerste lid. De artikelen 110 tot en met 113 Faillissementswet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat hetgeen is bepaald met betrekking tot de curator onderscheidenlijk de gefailleerde van toepassing is op de bewindvoerders onderscheidenlijk de kredietinstelling dan wel, in geval van een bijkantoor van een in een Staat die niet een Lid-Staat is gevestigde kredietinstelling, het bijkantoor.
3. In het vierde lid, derde volzin, wordt de zinsnede «een of meer door de rechter-commissaris aan te wijzen nieuwsbladen» vervangen door: het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in ten minste twee door de rechter-commissaris aan te wijzen Nederlandse dagbladen en twee landelijke dagbladen van iedere Lid-Staat van ontvangst.
4. Het zesde lid komt te luiden:
6. De bestuurders van een kredietinstelling dan wel degenen die de feitelijke leiding hebben over het bijkantoor wonen de verificatievergadering bij teneinde daar alle inlichtingen over de oorzaken van de in artikel 71, eerste of tweede lid, bedoelde toestand en de staat van de boedel te geven die hun door de rechter-commissaris worden gevraagd. De schuldeisers kunnen de rechter-commissaris verzoeken omtrent bepaalde door hen op te geven punten inlichtingen aan de bestuurders dan wel de feitelijke leidinggevenden te vragen. De vragen aan de bestuurders dan wel de feitelijke leidinggevenden gesteld en de door hen gegeven antwoorden worden in het proces-verbaal opgetekend. In afwijking van het bepaalde in artikel 121, vierde lid, van de Faillissementswet levert het proces-verbaal van de verificatievergadering ten aanzien van de verbintenissen van de kredietinstelling dan wel het bijkantoor welke ingevolge artikel 75 worden overgedragen slechts kracht van gewijsde op voor zover de desbetreffende bedingen niet worden gewijzigd.
5. In het negende lid wordt in de tweede volzin de zinsnede «een of meer door de rechter-commissaris aan te wijzen nieuwsbladen» vervangen door: de Staatscourant, het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in twee Nederlandse dagbladen en twee landelijke dagbladen van iedere Lid-Staat van ontvangst.
Na artikel 76 worden zes artikelen ingevoegd, luidende:
1. De bewindvoerders geven van een machtiging als bedoeld in artikel 75, eerste lid, aanhef en onderdeel b of c, onmiddellijk aan alle bekende schuldeisers kennis.
2. Elke schuldeiser kan in geval van een machtiging als bedoeld artikel 75, eerste lid, aanhef en onderdelen b en c, zijn vordering en schriftelijke opmerkingen betreffende zijn vordering indienen bij de bewindvoerders.
1. De kennisgeving, bedoeld in artikel 76a, eerste lid, aan een bekende schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een Lid-Staat, geschiedt in het Nederlands met een formulier dat in alle officiële talen van de Lid-Staten het opschrift draagt «Oproep tot indiening van opmerkingen betreffende schuldvorderingen. Termijnen».
2. Elke schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een Lid-Staat kan zijn vordering en schriftelijke opmerkingen betreffende zijn vordering indienen in de officiële taal van die Lid-Staat met een verklaring als opschrift in de Nederlandse taal «Indiening van een vordering» onderscheidenlijk «Indiening van opmerkingen betreffende een vordering».
3. De bewindvoerders kunnen een vertaling in het Nederlands van het stuk waarbij de vordering wordt ingediend en van de opmerkingen betreffende de vordering verlangen.
Indien een machtiging als bedoeld in artikel 75, eerste lid, aanhef en onderdeel b of c, is gegeven, stellen de bewindvoerders alle bekende schuldeisers regelmatig op passende wijze in kennis van in ieder geval het verloop van de noodregeling.
De rechter-commissaris houdt toezicht op de in artikel 75, eerste lid, bedoelde overdracht onderscheidenlijk liquidatie.
1. Indien een machtiging als bedoeld in artikel 75, eerste lid, aanhef en onderdeel b, is verleend, trekt de Bank de vergunning in op het tijdstip waarop die machtiging is verleend, of zo spoedig mogelijk daarna, voor zover de kredietinstelling onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip nog een vergunning heeft.
2. Indien een machtiging als bedoeld in artikel 75, eerste lid, aanhef en onderdeel c, is verleend, trekt de Bank de vergunning in op het tijdstip waarop tijdens de noodregeling voor de eerste keer activa van de kredietinstelling te gelde worden gemaakt met het oogmerk de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden, of zo spoedig mogelijk na bedoeld tijdstip, voor zover de kredietinstelling onmiddellijk voorafgaand aan het voor de eerste keer te gelde maken nog een vergunning heeft. De bewindvoerder stelt de Bank in kennis van het voor de eerste keer te gelde maken van de activa, zo mogelijk voorafgaand aan het te gelde maken, of anders onverwijld daarna, tenzij de vergunning reeds is ingetrokken.
1. Artikel 52 van de Faillissementswet is van overeenkomstige toepassing.
2. In afwijking van het eerste lid, bevrijdt voldoening na de bekendmaking van de vaststelling van de noodregeling van een kredietinstelling die geen natuurlijk persoon is tegenover de boedel indien degene die haar deed, bewijst dat hij niet bekend was met de vaststelling van de noodregeling.
De artikelen 77 en 77a vervallen.
In artikel 79 vervalt de zinsnede «artikel 77, onder c,» en wordt na de zinsnede «of artikel 78» ingevoegd: dan wel artikel 212o, eerste lid, van de Faillissementswet.
In artikel 80 wordt de zinsnede «Staatscourant en in een of meer daarbij aan te wijzen nieuwsbladen» vervangen door: Staatscourant, het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in twee Nederlandse dagbladen en twee landelijke dagbladen van iedere Lid-Staat van ontvangst.
Na artikel 80 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:
AFDELING 2. BEPALINGEN VAN INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT
1. Een in een andere Lid-Staat van herkomst dan Nederland genomen beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel wordt van rechtswege erkend.
2. De beslissing heeft rechtsgevolgen binnen Nederland vanaf het tijdstip dat zij rechtsgevolgen heeft in de Lid-Staat van herkomst.
De beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel, de saneringsmaatregel zelf en de rechtsgevolgen van de saneringsmaatregel worden beheerst door het recht van de Lid-Staat waar de saneringsmaatregel is vastgesteld, tenzij de wet anders bepaalt.
1. De beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel laat onverlet het goederenrechtelijke recht van een schuldeiser of een derde op een goed of goederen, zowel bepaalde goederen als gehelen met een wisselende samenstelling van onbepaalde goederen, die toebehoren aan de kredietinstelling en die zich op het tijdstip waarop de beslissing tot vaststelling van de saneringsmaatregel rechtsgevolgen heeft, bevinden op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan de Lid-Staat van herkomst.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder goederenrechtelijk recht in ieder geval verstaan:
a. het recht een goed te gelde te maken of te laten maken en te worden voldaan uit de opbrengst van of de inkomsten uit het goed, in het bijzonder op grond van een recht van pand of recht van hypotheek;
b. het uitsluitende recht een vordering te innen, in het bijzonder op grond van een pandrecht op de vordering of op grond van een cessie tot zekerheid van de vordering;
c. het recht om een goed van een ieder die het zonder recht houdt op te eisen, van dat goed afgifte te verlangen of van dat goed een ongestoord genot te verlangen;
d. het goederenrechtelijke recht om van een goed de vruchten te trekken.
3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt met een goederenrechtelijk recht gelijkgesteld het in een openbaar register ingeschreven recht tot verkrijging van een goederenrechtelijk recht als bedoeld in het eerste lid dat aan derden kan worden tegengeworpen.
4. Voor de toepassing van dit artikel is de Lid-Staat waar een goed zich bevindt:
a. met betrekking tot registergoederen en rechten op registergoederen: de Lid-Staat onder het gezag waarvan het desbetreffende register wordt gehouden;
b. met betrekking tot zaken, voor zover niet vallend onder onderdeel a: de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de zaak zich bevindt;
c. met betrekking tot schuldvorderingen: de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de derde-schuldenaar is gevestigd.
1. Ingeval de kredietinstelling een zaak heeft gekocht, laat de beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel onverlet de op een eigendomsvoorbehoud berustende rechten van de verkoper, indien de zaak waarop het eigendomsvoorbehoud betrekking heeft zich op het tijdstip waarop de beslissing tot vaststelling van de saneringsmaatregel rechtsgevolgen heeft, bevindt op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan de Lid-Staat van herkomst.
2. Ingeval de kredietinstelling een zaak heeft verkocht, is de beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel geen grond voor ontbinding of beëindiging van de overeenkomst tot verkoop, en belet de saneringsmaatregel de koper niet de eigendom van de gekochte zaak te verkrijgen, indien de zaak zich op het tijdstip waarop de beslissing tot vaststelling van de saneringsmaatregel gevolgen heeft, bevindt op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan de Lid-Staat van herkomst.
3. Artikel 80c, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Indien degene die zowel schuldeiser als schuldenaar is van de kredietinstelling bevoegd is zijn schuld te verrekenen met de vordering op de kredietinstelling op grond van het recht dat van toepassing is op de vordering van de kredietinstelling, laat de beslissing tot vaststelling van de saneringsmaatregel de bedoelde bevoegdheid onverlet.
De artikelen 80c tot en met 80e staan er niet aan in de weg dat een vordering wordt ingesteld tot nietigheid, vernietiging of het niet kunnen worden tegengeworpen van een rechtshandeling wegens de benadeling van het geheel van schuldeisers welke van die rechtshandeling het gevolg is.
In afwijking van artikel 80b worden de gevolgen van een saneringsmaatregel voor arbeidsovereenkomsten en andere rechtsverhoudingen ter zake van het verrichten van arbeid uitsluitend beheerst door het recht van de Lid-Staat dat op die overeenkomst of rechtsverhouding van toepassing is.
In afwijking van artikel 80b worden de gevolgen van een saneringsmaatregel voor een overeenkomst die het recht geeft op het genot of de verkrijging van een onroerende zaak uitsluitend beheerst door het recht van Lid-Staat op het grondgebied waarvan de onroerende zaak is gelegen. Dit recht bepaalt of een zaak roerend dan wel onroerend is.
In afwijking van artikel 80b worden de gevolgen van een saneringsmaatregel voor de rechten van de kredietinstelling op een registergoed beheerst door het recht van de Lid-Staat onder het gezag waarvan het register wordt gehouden.
In afwijking van artikel 80b worden, onverminderd artikel 80p, de gevolgen van een saneringsmaatregel voor de rechten en verplichtingen van deelnemers aan een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1, onder 13, van richtlijn nr. 93/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141) uitsluitend beheerst door het recht dat op die markt van toepassing is.
In afwijking van artikel 80b wordt de rechtsgeldigheid van een rechtshandeling, onder bezwarende titel aangegaan door de kredietinstelling na het tijdstip tot vaststelling van een saneringsmaatregel, waarmee zij beschikt over een registergoed, financiële instrumenten of rechten op financiële instrumenten waarvan het bestaan of de overdracht inschrijving in een wettelijk voorgeschreven register of op een wettelijk voorgeschreven rekening veronderstelt, of die zijn geplaatst in een door het recht van een Lid-Staat beheerst gecentraliseerd effectendepot, beheerst door het recht van de Lid-Staat onder het gezag waarvan het register, de rekening of het depot wordt gehouden dan wel, indien het een onroerende zaak betreft, door het recht van de Lid-Staat waar de onroerende zaak is gelegen.
In afwijking van artikel 80b worden de gevolgen van de saneringsmaatregel voor een aanhangige rechtsvordering betreffende een goed waarover de kredietinstelling het beheer en de beschikking heeft verloren, uitsluitend beheerst door het recht van de Lid-Staat waar het rechtsgeding aanhangig is.
Artikel 80b is niet van toepassing op regels betreffende de nietigheid, de vernietigbaarheid van voor het geheel van schuldeisers nadelige rechtshandelingen en evenmin op de regels die bepalen of dergelijke rechtshandelingen kunnen worden tegengeworpen, indien degene die voordeel heeft gehad bij die rechtshandeling bewijst dat:
a. die rechtshandeling wordt beheerst door het recht van een andere Lid-Staat dan de Lid-Staat van herkomst; en
b. dat recht in het gegeven geval niet voorziet in de mogelijkheid dat die rechtshandeling wordt aangetast onderscheidenlijk niet kan worden tegengeworpen.
In afwijking van artikel 80b worden de gevolgen van een saneringsmaatregel voor een overeenkomst tot verrekening als bedoeld in artikel 212a, onderdeel m, van de Faillissementswet uitsluitend beheerst door het recht dat van toepassing is op die overeenkomst.
In afwijking van artikel 80b worden, onverminderd artikel 80p, de gevolgen van een saneringsmaatregel voor een overeenkomst waarbij de ene partij, de koper, zich verbindt tot een latere overdracht van een gelijke hoeveelheid activa van dezelfde soort aan de verkoper, uitsluitend beheerst door het recht van de Lid-Staat dat van toepassing is op die overeenkomst.
In afwijking van artikel 80b worden de gevolgen van een saneringsmaatregel voor het uitoefenen van rechten op financiële instrumenten waarvan het bestaan of de overdracht inschrijving in een register, op een rekening of in een in een Lid-Staat bijgehouden of gesitueerd gecentraliseerd effectendepot veronderstelt, uitsluitend beheerst door het recht van de Lid-Staat waar het register, de rekening of het gecentraliseerde effectendepot waar deze rechten zijn ingeschreven, wordt bijgehouden of is gesitueerd.
1. Behoudens de bevoegdheid tot het aanwenden van een dwangmaatregel en de bevoegdheid tot het doen van een uitspraak in een geding of een geschil heeft de bewindvoerder uit een andere Lid-Staat van herkomst dan Nederland in Nederland de bevoegdheden die hij in de Lid-Staat van herkomst heeft. De wijze van uitoefenen van deze bevoegdheden in Nederland wordt beheerst door het Nederlandse recht.
2. De bewindvoerders kunnen personen aanwijzen om hen te vertegenwoordigen of anderszins bij te staan.
3. Indien personen zijn aangewezen om de bewindvoerder te vertegenwoordigen of anderszins bij te staan, kunnen zij de bevoegdheden die zij hebben op grond van het recht van die Lid-Staat uitoefenen op het grondgebied van Nederland.
1. Voor het bewijs van aanwijzing van de bewindvoerder uit een andere Lid-Staat dan Nederland volstaat een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het aanwijzingsbesluit of van ieder ander door de bevoegde instanties van de Lid-Staat gegeven schriftelijke verklaring.
2. De bewindvoerder uit een andere Lid-Staat dan Nederland toont op verlangen van een ieder tegenover wie hij zijn bevoegdheden wenst uit te oefenen een vertaling in de Nederlandse taal van het afschrift.
1. Op verzoek van een bewindvoerder uit een andere Lid-Staat dan Nederland worden de gegevens met betrekking tot een saneringsmaatregel, vastgesteld in een andere lid-staat dan Nederland, door de griffier van de rechtbank te 's-Gravenhage ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Faillissementswet.
Na artikel 81 word in Hoofdstuk XI twee artikelen ingevoegd toegevoegd, luidende:
1. Indien de verklaring, bedoeld in artikel 71, eerste of tweede lid, betrekking heeft op een kredietinstelling die is gevestigd in een Staat die geen Lid-Staat is en geen machtiging als bedoeld in artikel 75, eerste lid, aanhef en onderdeel b of c, is gegeven, stelt de griffier van de rechtbank de Bank onverwijld in kennis van de inhoud van de beschikking, alsmede van de mogelijke gevolgen daarvan in het desbetreffende geval. De Bank stelt daarna onverwijld de bevoegde autoriteiten van de andere Lid-Staten waar de kredietinstelling een bijkantoor heeft in kennis van de beschikking, alsmede van de mogelijke gevolgen daarvan in het desbetreffende geval. De Bank stelt de bevoegde autoriteiten van de andere Lid-Staten van de Unie in kennis van de beschikking en van de beëindiging van de noodregeling, bedoeld in hoofdstuk X.
2. Indien een machtiging is gegeven als bedoeld in artikel 75, eerste lid, aanhef en onderdeel b, betreffende een kredietinstelling die is gevestigd in een Staat die geen Lid-Staat is en de bewindvoerder overgaat tot liquidatie, alsmede indien een machtiging is gegeven als bedoeld in artikel 75, eerste lid, aanhef en onderdeel c, stelt de griffier van de rechtbank de Bank onverwijld in kennis van de inhoud van de beschikking, alsmede van de mogelijke gevolgen daarvan in het desbetreffende geval. De Bank stelt daarna onverwijld de bevoegde autoriteiten van de andere Lid-Staten waar de kredietinstelling een bijkantoor heeft in kennis van de beschikking, alsmede van de mogelijke gevolgen daarvan in het desbetreffende geval. De Bank stelt de bevoegde autoriteiten van de andere Lid-Staten in kennis van de beschikking en van de beëindiging van de noodregeling.
3. Indien een vergunning als bedoeld in artikel 31 overeenkomstig artikel 76e, eerste of tweede lid, wordt ingetrokken, stelt de Bank de bevoegde autoriteiten van de andere Lid-Staten waar de kredietinstelling een bijkantoor heeft in kennis van die intrekking.
1. Indien een kredietinstelling die is gevestigd in een Staat die geen Lid-Staat is een bijkantoor heeft in Nederland en een of meer bijkantoren in andere Lid-Staten, trachten zowel de rechtbank als de Bank hun optreden te coördineren met de bevoegde instanties onderscheidenlijk de toezichthoudende autoriteiten van die andere lidstaten.
2. In het in het eerste lid bedoelde geval trachten de in Nederland benoemde bewindvoerders hun optreden te coördineren met de bewindvoerders in de andere Lid-Staten waarin aan de kredietinstelling een vergunning is verleend.
De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:
Het opschrift van Titel I, Afdeling 11A komt te luiden:
AFDELING 11A VAN HET DEFINITIEVE KARAKTER VAN DE AFWIKKELING VAN BETALINGEN EN EFFECTENTRANSACTIES IN BETALINGS- EN AFWIKKELINGSSYSTEMEN
Artikel 212a, aanhef, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na de zinsnede «Voor de toepassing van deze afdeling» wordt ingevoegd: en afdeling 11AA.
Na artikel 212f wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:
AFDELING 11AA VAN HET FAILLISSEMENT VAN EEN KREDIETINSTELLING
§ 1. In Nederland gevestigde kredietinstellingen en buiten de Europese Economische Ruimte gevestigde kredietinstellingen met bijkantoor in Nederland
1. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
a. kredietinstelling: de kredietinstelling, bedoeld in artikel 1 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, met uitzondering van een kredietinstelling:
1°. die door de Minister van Financiën op grond van artikel 6, tweede lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 is vrijgesteld van het verbod van artikel 6, eerste lid, van die wet;
2°. die door de Minister van Financiën op grond van artikel 31, vierde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 is vrijgesteld van het verbod van artikel 31, eerste lid, van die wet;
3°. die door de Minister van Financiën op grond van artikel 38, derde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 is vrijgesteld van het verbod van artikel 38, eerste lid, van die wet;
4°. die door De Nederlandsche Bank N.V. op grond van artikel 6, derde lid, Wet toezicht kredietwezen 1992 is ontheven van het verbod van artikel 6, eerste lid, van die wet;
5°. die door De Nederlandsche Bank N.V. op grond van artikel 31, vijfde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 is ontheven van het verbod van artikel 31, eerste lid, van die wet;
6°. die door De Nederlandsche Bank N.V. op grond van artikel 38, vierde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 is ontheven van het verbod van artikel 38, eerste lid, van die wet.
b. liquidatieprocedure: een collectieve procedure, het faillissement daaronder begrepen, geopend in een lidstaat, die het te gelde maken van de activa van een kredietinstelling en het op toepasselijke wijze verdelen van de opbrengst onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden behelst, en die noodzakelijkerwijs een optreden van administratieve of rechterlijke instanties behelst, daaronder begrepen de collectieve procedure die wordt afgesloten met een gerechtelijk akkoord of een andere maatregel van dezelfde strekking;
c. lidstaat: een staat die lid is van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132);
d. lidstaat van herkomst: ingeval de kredietinstelling een rechtspersoon is, de lidstaat waarin aan een kredietinstelling haar zetel heeft, dan wel, ingeval de kredietinstelling geen rechtspersoon is, de lidstaat waar zij haar hoofdbestuur heeft;
e. bevoegde instanties: de administratieve of rechterlijke instanties die bevoegd zijn ter zake van liquidatieprocedures;
f. toezichthoudende autoriteit: de instantie die in een lidstaat bij of krachtens de wet met het toezicht op het kredietwezen is belast;
g. curator: de curator of elke andere persoon of ander orgaan, aangewezen door de bevoegde instanties van een andere lidstaat dan Nederland of door een bestuursorgaan van de kredietinstelling om de liquidatieprocedure uit te voeren;
h. financiële instrumenten: instrumenten, bedoeld in deel B van de bijlage bij richtlijn nr. 93/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141).
2. Voor de toepassing van deze afdeling is een kredietinstelling gevestigd in:
a. de staat waar de statutaire zetel is, indien het een rechtspersoon betreft die overeenkomstig het toepasselijke recht een statutaire zetel heeft; en
b. de staat waar haar zij haar hoofdbestuur heeft en zij feitelijk werkzaam is, indien het een andere kredietinstelling betreft dan de kredietinstelling, bedoeld in onderdeel a.
1. Artikel 2, tweede tot met vijfde lid, is niet van toepassing op een in een andere lidstaat dan Nederland gevestigde kredietinstelling die daar een vergunning heeft verkregen.
2. Een in een andere lidstaat dan Nederland gevestigde kredietinstelling die daar een vergunning heeft verkregen kan in Nederland niet in staat van faillissement worden verklaard.
De Nederlandsche Bank N.V. kan een verzoek om een kredietinstelling in staat van faillissement te verklaren zonder tussenkomst van een procureur indienen.
De Nederlandsche Bank N.V. zendt een afschrift van haar verzoekschrift aan de kredietinstelling en geeft van de inhoud daarvan kennis aan:
a. de toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaten waar de kredietinstelling een bijkantoor heeft of waarheen zij diensten verricht vanuit de vestigingen in de Europese Unie, indien het een in Nederland gevestigde kredietinstelling betreft;
b. de toezichthoudende autoriteiten van de andere Lidstaten waarheen zij diensten verricht vanuit een bijkantoor in Nederland indien het een buiten de Europese Unie gevestigde kredietinstelling betreft.
1. Op een verzoek tot faillietverklaring van een kredietinstelling, eigen aangifte daaronder begrepen, wordt niet beslist dan nadat de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in de gelegenheid heeft gesteld haar mening daaromtrent kenbaar te maken.
2. De Nederlandsche Bank N.V. trekt de vergunning van de kredietinstelling in, indien deze op het tijdstip van de faillietverklaring nog een vergunning heeft.
1. Wanneer een verzoek tot het uitspreken van de noodregeling, bedoeld in hoofdstuk X van de Wet toezicht kredietwezen 1992, aanhangig is tegelijk met een verzoek tot faillietverklaring, eigen aangifte daaronder begrepen, wordt de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring geschorst, totdat op het verzoek tot het uitspreken van de noodregeling is beschikt.
2. Wordt een verklaring als bedoeld in artikel 71, eerste of tweede lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 gegeven, dan vervalt het verzoek tot faillietverklaring van rechtswege.
1. Nadat de rechtbank een verklaring als bedoeld in artikel 71, eerste of tweede lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, heeft gegeven dan wel verlengd, kan zij in afwijking van het bepaalde in de artikelen 1 en 6, derde lid, een kredietinstelling slechts in staat van faillissement verklaren, indien een naar goed koopmansgebruik opgemaakte balans van de kredietinstelling een tekort aanwijst, ongeacht of de kredietinstelling verkeert in een toestand van te hebben opgehouden te betalen.
2. De faillietverklaring vindt plaats, De Nederlandsche Bank N.V. gehoord, op verzoek van de bewindvoerders, bedoeld in artikel 71, zevende lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, op verzoek van het Openbaar Ministerie of ambtshalve onder intrekking van bedoelde verklaring.
3. Alsdan, zomede indien de faillietverklaring wordt uitgesproken binnen vier weken na het intrekken van de verklaring, gelden de volgende bepalingen:
a. het tijdstip, waarop de termijnen, bedoeld in de artikelen 43 en 45, aanvangen, wordt berekend vanaf het geven van de verklaring, bedoeld in artikel 71, eerste of tweede lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992;
b. boedelschulden, na het geven van de verklaring ontstaan, zullen ook in het faillissement als boedelschulden gelden;
c. het tijdstip waarop de termijnen, vermeld in de artikelen 138, zesde lid, en 248, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek aanvangen, wordt berekend vanaf de aanvang van de bijzondere voorziening.
Na de inkennisstelling, bedoeld in artikel 212c, stelt De Nederlandsche Bank N.V. onverwijld de toezichthoudende autoriteiten van alle andere lidstaten in kennis van het vonnis tot faillietverklaring, alsmede van de mogelijke gevolgen daarvan in het desbetreffende geval.
1. Onverminderd artikel 14, derde lid, plaatst de curator het uittreksel van het vonnis van faillietverklaring en, indien de verklaring als bedoeld in artikel 71, eerste of tweede lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 is ingetrokken, van die intrekking, in het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in ten minste twee landelijke dagbladen van iedere andere lidstaat dan Nederland waar de kredietinstelling een bijkantoor heeft of waarheen zij diensten verricht.
2. In aanvulling op de gegevens, bedoeld in artikel 14, vermeldt de curator dat het Nederlandse recht, behoudens uitzonderingen, van toepassing is.
3. De curator kan verzoeken dat het faillissement wordt ingeschreven in een openbaar register in een andere lidstaat.
4. De kosten van inschrijving op de voet van het derde lid zijn boedelschuld.
1. De curator geeft van het vonnis tot faillietverklaring onmiddellijk aan alle bekende schuldeisers schriftelijk kennis.
2. De curator die op de voet van artikel 109 aan alle bekende schuldeisers kennis geeft van de in dat artikel bedoelde beschikkingen, deelt daarbij tevens mede wat de gevolgen zijn van het indienen van een vordering na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 108, eerste lid, onderdeel 1, en dat schuldeisers, daaronder begrepen de schuldeisers met een voorrecht of zakelijk zekerheidsrecht, hun vorderingen bij de curator moeten indienen, met, in het voorkomende geval, de opgave dat op een voorrecht of zakelijk zekerheidsrecht aanspraak wordt gemaakt.
3. De curator stelt alle bekende schuldeisers regelmatig op passende wijze in kennis van in ieder geval het verloop van de procedure.
1. De kennisgeving, bedoeld in artikel 212p, eerste lid, aan een bekende schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een lidstaat, geschiedt in het Nederlands met een formulier dat in alle officiële talen van de Europese Unie het opschrift draagt «Oproep tot indiening van opmerkingen betreffende schuldvorderingen. Termijnen».
2. Elke schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een lidstaat kan zijn vordering en schriftelijke opmerkingen betreffende zijn vordering indienen in een officiële taal van die lidstaat met een verklaring met als opschrift in de Nederlandse taal «Indiening van een vordering» onderscheidenlijk «Indiening van opmerkingen betreffende een vordering».
3. De curator kan een vertaling in het Nederlands van het stuk waarbij de vordering wordt ingediend en van de opmerkingen betreffende de vordering verlangen.
In afwijking van artikel 52, tweede lid, bevrijdt voldoening na de bekendmaking van de faillietverklaring van een kredietinstelling die geen natuurlijk persoon is tegenover de boedel indien degene die haar deed, bewijst dat hij niet bekend was met de faillietverklaring.
§ 2. Bepalingen van internationaal privaatrecht
1. Een in een andere lidstaat van herkomst dan Nederland genomen beslissing tot opening van een liquidatieprocedure met betrekking tot een kredietinstelling wordt van rechtswege erkend.
2. De beslissing heeft rechtsgevolgen binnen Nederland vanaf het tijdstip dat zij rechtsgevolgen heeft in de lidstaat van herkomst.
De beslissing tot opening van een liquidatieprocedure, de liquidatieprocedure zelf en de rechtsgevolgen van de liquidatieprocedure worden beheerst door het recht van de lidstaat waar de liquidatieprocedure is geopend, tenzij de wet anders bepaalt.
1. De beslissing tot opening van een liquidatieprocedure laat onverlet het goederenrechtelijke recht van een schuldeiser of een derde op een goed of goederen, zowel bepaalde goederen als gehelen van onbepaalde goederen met een wisselende samenstelling, die toebehoren aan de kredietinstelling en die zich op het tijdstip waarop de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure rechtsgevolgen heeft, bevinden op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder goederenrechtelijk recht in ieder geval verstaan:
a. het recht een goed te gelde te maken of te laten maken en te worden voldaan uit de opbrengst van of de inkomsten uit het goed, in het bijzonder op grond van een recht van pand of recht van hypotheek;
b. het uitsluitende recht een vordering te innen, in het bijzonder op grond van een pandrecht op de vordering of op grond van een cessie tot zekerheid van de vordering;
c. het recht om een goed van een ieder die het zonder recht houdt op te eisen, van dat goed afgifte te verlangen of van dat goed een ongestoord genot te verlangen;
d. het goederenrechtelijke recht om van een goed de vruchten te trekken.
3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt met een goederenrechtelijk recht gelijk gesteld met in een openbaar register ingeschreven recht tot verkrijging van een goederenrechtelijk recht als bedoeld in het eerste lid dat aan derden kan worden tegengeworpen.
4. Voor de toepassing van dit artikel is de lidstaat waar een goed zich bevindt:
a. met betrekking tot registergoederen en rechten op registergoederen: de lidstaat onder het gezag waarvan het desbetreffende register wordt gehouden;
b. met betrekking tot zaken, voor zover niet vallend onder onderdeel a: de lidstaat op het grondgebied waarvan de zaak zich bevindt;
c. met betrekking tot schuldvorderingen, de lidstaat op het grondgebied waarvan de derde-schuldenaar is gevestigd.
1. Ingeval de kredietinstelling een zaak heeft gekocht, laat de beslissing tot opening van een liquidatieprocedure onverlet de op een eigendomsvoorbehoud berustende rechten van de verkoper, indien de zaak waarop het eigendomsvoorbehoud betrekking heeft zich op het tijdstip waarop de beslissing tot opening van een liquidatieprocedure rechtsgevolgen heeft, bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst.
2. Ingeval de kredietinstelling een zaak heeft verkocht, is de beslissing tot opening van een liquidatieprocedure geen grond voor ontbinding of beëindiging van de overeenkomst tot verkoop, en belet de liquidatieprocedure de koper niet de eigendom van de gekochte zaak te verkrijgen, indien de zaak zich op het tijdstip waarop de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure rechtsgevolgen heeft, bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst.
3. Artikel 212u, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Indien degene die zowel schuldeiser als schuldenaar is van de kredietinstelling bevoegd is zijn schuld te verrekenen met de vordering op de kredietinstelling op grond van het recht dat van toepassing is op de vordering van de kredietinstelling, laat de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure de bedoelde bevoegdheid onverlet.
De artikelen 212u tot en met 212w staan er niet aan in de weg dat een vordering wordt ingesteld tot nietigheid, vernietiging of het niet kunnen worden tegengeworpen van een rechtshandeling wegens de benadeling van het geheel van schuldeisers welke van die rechtshandeling het gevolg is.
In afwijking van artikel 212t worden de gevolgen van een liquidatieprocedure voor arbeidsovereenkomsten en andere rechtsverhoudingen ter zake van het verrichten van arbeid uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat dat op die overeenkomst of rechtsverhouding van toepassing is.
In afwijking van artikel 212t worden de gevolgen van een liquidatieprocedure voor een overeenkomst die het recht geeft op het genot of de verkrijging van een onroerende zaak uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de onroerende zaak is gelegen. Dit recht bepaalt of een zaak roerend dan wel onroerend is.
In afwijking van artikel 212t worden de gevolgen van een liquidatieprocedure voor de rechten van de kredietinstelling op een registergoed beheerst door het recht van de lidstaat onder het gezag waarvan het register wordt gehouden.
In afwijking van artikel 212t worden, onverminderd artikel 212hh, de gevolgen van een liquidatieprocedure voor de rechten en verplichtingen van deelnemers aan een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1, onder 13, van richtlijn nr. 93/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141) uitsluitend beheerst door het recht dat op die markt van toepassing is.
In afwijking van artikel 212t wordt de rechtsgeldigheid van een rechtshandeling, onder bezwarende titel aangegaan door de kredietinstelling na het tijdstip van opening van een liquidatieprocedure, waarmee zij beschikt over een registergoed of effecten of andere waardepapieren waarvan het bestaan of de overdracht inschrijving in een wettelijk voorgeschreven register of op een wettelijk voorgeschreven rekening veronderstelt, of die zijn geplaatst in een door het recht van een lidstaat beheerst gecentraliseerd effectendepot, beheerst door het recht van de lidstaat onder het gezag waarvan het register, de rekening of het depot wordt gehouden dan wel, indien het een onroerende zaak betreft, door het recht van de lidstaat waar de onroerende zaak is gelegen.
In afwijking van artikel 212t worden de gevolgen van de liquidatieprocedure voor een aanhangige rechtsvordering betreffende een goed waarover de kredietinstelling het beheer en de beschikking heeft verloren, uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar het rechtsgeding aanhangig is.
Artikel 212t is niet van toepassing op regels betreffende de nietigheid, de vernietigbaarheid van voor het geheel van schuldeisers nadelige rechtshandelingen en evenmin op de regels die bepalen of dergelijke rechtshandelingen kunnen worden tegengeworpen, indien degene die voordeel heeft gehad bij die rechtshandeling bewijst dat:
a. die rechtshandeling wordt beheerst door het recht van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst; en
b. dat recht in het gegeven geval niet voorziet in de mogelijkheid dat die rechtshandeling wordt aangetast onderscheidenlijk niet kan worden tegengeworpen.
In afwijking van artikel 212t worden de gevolgen van een liquidatieprocedure voor een overeenkomst tot verrekening als bedoeld in artikel 212a, onderdeel m, uitsluitend beheerst door het recht dat van toepassing is op die overeenkomst.
In afwijking van artikel 212t worden, onverminderd artikel 212hh, de gevolgen van een liquidatieprocedure voor een overeenkomst waarbij de ene partij, de koper, zich verbindt tot een latere overdracht van een gelijke hoeveelheid activa van dezelfde soort aan de verkoper, uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat dat van toepassing is op die overeenkomst.
In afwijking van artikel 212t worden de gevolgen van een liquidatieprocedure voor het uitoefenen van het rechten op financiële instrumenten waarvan het bestaan of de overdracht inschrijving in een register, op een rekening of in een in een lidstaat bijgehouden of gesitueerd gecentraliseerd effectendepot veronderstelt, uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar het register, de rekening of het gecentraliseerde effectendepot waar deze rechten zijn ingeschreven, wordt bijgehouden of is gesitueerd.
1. Behoudens de bevoegdheid tot het aanwenden van een dwangmaatregel en de bevoegdheid tot het doen van een uitspraak in een geding of een geschil heeft de curator uit een andere lidstaat van herkomst dan Nederland in Nederland de bevoegdheden die hij in de lidstaat van herkomst heeft. De wijze van uitoefenen van deze bevoegdheden in Nederland wordt beheerst door het Nederlandse recht.
2. De curator kan personen aanwijzen om hem te vertegenwoordigen of anderszins bij te staan.
3. Indien op grond van het recht van de lidstaat van herkomst personen zijn aangewezen om de curator te vertegenwoordigen of anderszins bij te staan, kunnen zij de bevoegdheden die zij hebben op grond van het recht van die lidstaat uitoefenen op het grondgebied van Nederland.
1. Voor het bewijs van aanwijzing van de curator uit een andere lidstaat dan Nederland volstaat een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het aanwijzingsbesluit of van ieder ander door de bevoegde instanties van de lidstaat gegeven schriftelijke verklaring.
2. De curator uit een andere lidstaat dan Nederland toont op verlangen van een ieder tegenover wie hij zijn bevoegdheden wenst uit te oefenen een vertaling in de Nederlandse taal van het afschrift.
Op verzoek van een curator uit een andere lidstaat dan Nederland worden de gegevens met betrekking tot een liquidatieprocedure, geopend in een andere lidstaat dan Nederland, door de griffier van de rechtbank te 's-Gravenhage ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 19, eerste lid.
Indien het faillissement is uitgesproken van een kredietinstelling die niet is gevestigd in een staat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en een bijkantoor in Nederland heeft, stelt de griffier van de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. onverwijld in kennis van de inhoud van de beschikking, alsmede van de mogelijke gevolgen daarvan in het desbetreffende geval. De Nederlandsche Bank N.V. stelt daarna onverwijld de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten van de Europese Unie en van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in kennis van de beschikking, alsmede van de mogelijke gevolgen daarvan in het desbetreffende geval. De Nederlandsche Bank N.V. stelt de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten van de Europese Unie en van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in kennis van de beschikking en van de beëindiging van de faillietverklaring.
1. Indien een kredietinstelling die niet is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economscue Ruimte en een bijkantoor heeft in Nederland en een of meer bijkantoren in andere lidstaten, trachten zowel de rechtbank als de Nederlandsche Bank hun optreden te coördineren met de bevoegde instanties onderscheidenlijk de toezichthoudende autoriteiten van die andere lidstaten.
2. In het in het eerste lid bedoelde geval tracht de in Nederland benoemde curator zijn optreden te coördineren met de curatoren in de andere lidstaten waarin aan de financiële onderneming een vergunning is verleend.
In afwijking van artikel 64 Wet toezicht kredietwezen 1992 kunnen gegevens of inlichtingen die geen betrekking hebben op derden die betrokken zijn bij pogingen de kredietinstelling in staat te stellen zijn bedrijf voort te zetten, door de curator worden opgenomen in de verslagen, bedoeld in artikel 73a.
Artikel 213i, tweede lid, eerste en tweede zin, wordt vervangen door:
De curator die op de voet van artikel 109 aan alle bekende schuldeisers kennis geeft van de in dat artikel bedoelde beschikkingen, deelt daarbij tevens mede wat de gevolgen zijn van het indienen van een vordering na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 108, eerste lid, onderdeel 1, en dat schuldeisers, daaronder begrepen de schuldeisers met een voorrecht of zakelijk zekerheidsrecht, hun vorderingen bij de curator moeten indienen, met, in het voorkomende geval, de opgave dat op een voorrecht of zakelijk zekerheidsrecht aanspraak wordt gemaakt.
Artikel 214 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Het verzoekschrift bevat zodanige gegevens dat de rechter kan beoordelen of hem rechtsmacht toekomt op grond van de verordening, genoemd in artikel 5, derde lid.
2. In het vierde lid, wordt na «uitoefent» ingevoegd: , noch aan een kredietinstelling als bedoeld in artikel 212g, eerste lid, onderdeel a.
In artikel 284, vijfde lid, wordt na de zinsnede «een verzekeraar als bedoeld in artikel 213» toegevoegd: , noch op een kredietinstelling als bedoeld in artikel 212g, onderdeel a.
Op de afhandeling van een noodregeling als bedoeld in hoofdstuk X van de Wet toezicht kredietwezen 1992 of van een faillietverklaring die wordt vastgesteld onderscheidenlijk uitgesproken vóór de datum waarop deze wet in werking treedt, blijft het voor die datum geldende recht van toepassing.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
De Minister van Justitie,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-20042005-29860-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.