A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat basisscholen,
speciale scholen voor basisonderwijs, scholen voor speciaal onderwijs, scholen
voor voortgezet speciaal onderwijs, scholen voor speciaal en voortgezet speciaal
onderwijs en instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs meer
ruimte krijgen de onderwijstijd vast te stellen met inachtneming van een minimumaantal
uren onderwijs over een periode van acht aaneensluitende schooljaren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8, zevende lid, komt te luiden:
7. Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat:
a. de leerlingen in beginsel binnen een tijdvak van 8 aaneensluitende
schooljaren de school kunnen doorlopen;
b. de leerlingen in 8 schooljaren ten minste 7520 uren onderwijs ontvangen,
met dien verstande dat de leerlingen in de eerste 2 schooljaren ten minste
3520 uren onderwijs en in de laatste 6 schooljaren ten minste 3760 uren onderwijs
ontvangen, en aan de leerlingen in de laatste 6 schooljaren ten hoogste 7
weken van het schooljaar 4 dagen per week onderwijs wordt gegeven, die evenwichtig
zijn verdeeld over het schooljaar, bij een schoolweek van in beginsel niet
minder dan 5 dagen onderwijs, en
c. de onderwijsactiviteiten evenwichtig over de dag worden verdeeld.
B
In artikel 50, tweede volzin, wordt «krachtens artikel 8, zevende
lid, aanhef en onder a» vervangen door: krachtens artikel 8, zevende
lid, aanhef en onder b.
C
In artikel 57, tweede volzin, wordt «krachtens artikel 8, zevende
lid, aanhef en onder a» vervangen door: krachtens artikel 8, zevende
lid, aanhef en onder b.
ARTIKEL II
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen in de leeftijd
van 4 tot en met 12 jaar in een tijdvak van 8 schooljaren ten minste 7520
uren onderwijs ontvangen, met dien verstande dat de leerlingen in de eerste
2 schooljaren ten minste 3520 uren onderwijs en in de laatste 6 schooljaren
ten minste 3760 uren onderwijs ontvangen. Het onderwijs aan leerlingen jonger
dan 4 jaar omvat ten minste 880 uren per schooljaar en aan leerlingen ouder
dan 12 jaar ten minste 1000 uren per schooljaar. Aan de leerlingen in de laatste
6 schooljaren wordt ten hoogste 7 weken van het schooljaar 4 dagen per week
onderwijs gegeven, die evenwichtig zijn verdeeld over het schooljaar, bij
een schoolweek van in beginsel niet minder dan 5 dagen onderwijs.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De onderwijsactiviteiten worden evenwichtig over de dag verdeeld.
B
In artikel 12 wordt «van artikel 11, vierde en, voor zover het betreft
het aantal uren onderwijs, vijfde lid» vervangen door: van artikel 11,
vierde lid, eerste twee volzinnen.
ARTIKEL III
De Wet medezeggenschap onderwijs 1992 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6, onder d, komt te luiden:
d. vaststelling van de schoolgids voor zover het niet betreft de vaststelling
van de onderwijstijd;.
B
In artikel 9 vervalt aan het slot van onderdeel e «en», wordt
de punt aan het slot van onderdeel f vervangen door een puntkomma gevolgd
door «en», en wordt na onderdeel f een onderdeel toegevoegd, dat
luidt:
g. vaststelling van de onderwijstijd.
C
Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
5. Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel
9, onderdeel g, wordt niet genomen dan na raadpleging van de ouders.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,