B
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1
Vastgesteld 30 november 2004
Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding
gegeven tot het maken van de navolgende opmerkingen en het stellen van de
navolgende vragen.
De leden van de PvdA-fractie hadden een aantal
vragen betreffende dit wetsvoorstel, die alle zien alle op het met dit voorstel
verbeterde verhaalsmodel in de Ziektewet.
Uit de nota naar aanleiding van het verslag (voetnoot p. 10) maakten deze
leden op dat dit model, mede vanwege de vanuit de Eerste Kamer geopperde bezwaren,
nog niet is ingevoerd en dat de minister voornemens is dit, na aanvaarding
van het onderhavige w.v., ingaande 1 januari 2005 alsnog in de thans
voorliggende vorm te doen. Begrepen deze leden dat juist?
bevoegdheidstoedeling UWV
De nadere invulling van de verhaalsregeling ligt, zo begrepen deze leden
verder, in handen van de uitvoerder UWV. Maar is de thans voorziene wettelijke
regeling hiertoe wel voldoende bepaald? Zagen deze leden het juist dat de
uitvoerder in dit geval niet enkel de op de uitvoeringstechniek gerichte regels
dient te stellen, maar ook het deze regels omringende inhoudelijke kader?
Hoever is deze pseudo-wetgevende activiteit van het UWV gevorderd? Ligt er
al een conceptregeling voor en zo ja op welke onderdelen? Kan de commissie
hierin, ter gedachtebepaling over de gevolgen van het voorliggende wetsvoorstel,
inzage krijgen?
aard van de verhaalsregeling
Ook de aard van de thans voorziene verhaalsregeling riep bij deze leden
vragen op. Is dit nu, zoals in de oorspronkelijke regeling, bedoeld als reparatoire
sanctie, dat wil zeggen dat het ziekengeld verhaald wordt voor de duur die
nodig is om de voor deze werknemer benodigde reintegratie-activiteiten te
verrichten? Of is het meer een op schadevergoeding voor de premiekas gerichte
regeling? Voor dit laatste pleit, zo meenden deze leden, dat verhaal achterwege
blijft wanneer de werknemer door in de persoon gelegen omstandigheden (bijvoorbeeld:
hij houdt zich niet aan controlevoorschriften) zijn recht op ziekengeld
verspeelt. Acht de minister dit verdedigbaar in termen van rechtsgelijkheid
jegens de werkgever die zich aan dezelfde nalatigheid schuldig maakt, maar
wiens werknemer wél het volle pond aan ziekengeld ontvangt?
relatie met verplichtingen goede werkgever / goede werknemer
In de nota naar aanleiding van het verslag wordt het voorbeeld gegeven
van een werknemer met een jaarcontract, die na twee maanden uitvalt en aan
wiens reintegratie al die tijd niets wordt gedaan. Wil de minister met dit
voorbeeld zeggen dat de werkgever uit dit voorbeeld een verhaalssanctie riskeert
van tien maanden, althans wanneer de werknemer ook gedurende die tien maanden
ziek blijft? Of wordt in zo'n geval de hoogte van de verhaalssanctie mede
afgestemd op de periode die het het UWV kost om de werknemer reintegreerbaar
voor ander werk te maken? Is in dit voorbeeld een sanctie op zijn plaats als
de werkgever de werknemer gedurende de ziekteperiode in aangepast werk te
werk stelt en er hierdoor gedurende de resterende duur van de arbeidsovereenkomst
geen tijd of ruimte is voor om- of bijscholing ter voorbereiding op andere,
de werknemer passende arbeid, waarna deze werknemer bij het einde van de arbeidsovereenkomst,
alsnog in de Ziektewet belandt?
Kan de minister, kortom, nog eens ingaan op de vraag wat er in het kader
van deze sanctie-achtige bepaling wordt verwacht – en wat men ingeval
van nalatigheid als sanctie kan verwachten – van een werkgever van een
tijdelijke arbeidskracht, die door ziekte uitvalt en vervolgens blijvend ongeschikt
is voor eigen werk?
belasting arbeidsorganisatie met veel tijdelijke arbeidskrachten
Wat bedoelt de minister met de stelling in dezelfde nota dat de vrees
van het MKB voor een overbelasting van de arbeidsorganisatie bij ziekte van
tijdelijke arbeidskrachten «kan worden weggenomen»? Deze vrees
immers, ziet op de in de hierop volgende zin genoemde dubbele belasting van
én een loondoorbetalingsplicht over de resterende periode én
over deze periode de bekostiging van eventueel noodzakelijke reintegratie-activiteiten.
Zagen deze leden het goed dan wordt aan deze door het MKB bedoelde dubbele
belasting, bovenop de eventuele PEMBA-boete, niets gedaan, sterker deze lijkt
expliciet bedoeld. Kan de minister dit toelichten? Waarom is voor deze categorie
(werkgevers van overwegend tijdelijke arbeidskrachten) niet gekozen voor een
wettelijk limitering van de maximumlast van de verhaalssanctie lager dan die
voor reguliere werkgevers? Of wordt zo'n limiet – van bijvoorbeeld drie
of zes maanden – overwogen voor de lagere uitvoeringsregeling?
Vertrouwende, dat deze vragen volledig en tijdig zullen worden beantwoord,
acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Van Driel
De griffier van de commissie,
Nieuwenhuizen