29 623
Wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 en de Ziekenfondswet in verband met invoering van een identificatieplicht bij het verkrijgen van zorg, invoering van het sofi-nummer in de Wtz 1998, elektronisch berichtenverkeer in de Ziekenfondswet en enige andere wijzigingen (fraudebestrijding en zorgverzekeringswetten)

A
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT1

Vastgesteld: 25 april 2005

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel gaf de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport stellen de vraag of de minister nog eens uiteen kan zetten waarom het voorliggende wetsvoorstel, gelet op de noodzaak regelgeving tot het uiterste te beperken, mede in het licht van de voorstellen in het kader van de Zorgverzekeringswet, thans nog noodzakelijk is.

De leden van de PvdA-fractie hebben met enige zorg kennis genomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 en de ziekenfondswet in verband met invoering van een identificatieplicht bij het verkrijgen van zorg, invoering van het sofi-nummer in de WTZ 1998, elektronisch berichtenverkeer in de ziekenfondswet en enige andere wijzigingen (fraudebestrijding zorgverzekeringswetten).

In hoeverre is het voorliggende wetsvoorstel noodzakelijk gezien de beperkte werkingsduur van de wet? Deze leden begrijpen dat voorliggend wetsvoorstel in de eerste plaats betrekking zal hebben op ziekenhuiszorg en later eventueel zal worden uitgebreid naar de AWBZ-zorg. In hoeverre is het doelmatig om op dit moment voorliggend wetsvoorstel te effectueren?

Hoe ziet de minister voorliggend wetsvoorstel in de context van het eveneens bij deze Kamer voorliggende wetsvoorstel zorgverzekeringswet, de stelselwijziging en in het bijzonder het privaat-publieke karakter van het nieuwe stelsel? In het nieuwe stelsel wordt toch juist uitgegaan van de eigen verantwoordelijkheid van de partijen? In dit verband vragen deze leden of het tegengaan van fraude in de gezondheidszorg niet in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van zorgverzekeraars en uitvoeringsorganen. Kan worden toegelicht waarom de verantwoordelijkheid voor het tegengaan van fraude bij zorgaanbieders wordt gelegd? Deze leden vragen hier naar temeer daar in het nieuwe stelsel een grote verantwoordelijkheid wordt gegeven aan zowel de zorgverzekeraars als de aanbieders.

Er wordt vanuit gegaan dat identificeren niet moeilijk is gelet op de bepaling bij de uitgebreide identificatieplicht. Deze leden menen dat door genoemde wet wel een toonplicht was ingevoerd, maar geen draagplicht.

Deze leden vragen of het niet goed denkbaar is, dat zich situaties voordoen waarin bij de burger in bijvoorbeeld de thuissituatie een acute zorgbehoefte ontstaat en waarin hij terstond zonder medeneming van een identificatiebewijs, naar een zorginstelling moet worden vervoerd.

Het is deze leden niet duidelijk hoe instellingen erop toe kunnen zien dat patiënten zich achteraf legitimeren. Is het niet denkbaar dat een patiënt na het ontvangen van acute zorg zich niet binnen de termijn van veertien dagen identificeert? Aangegeven wordt dat als een patiënt zich niet identificeert de aanbieder de kosten voor de geboden zorg niet mag verhalen op verzekeraars. Hoe worden de kosten van de verleende hulp in dergelijke gevallen betaald?

Deze leden vragen tenslotte of de acute hulp aan onverzekerden, illegalen en dak- en thuislozen wel voldoende gegarandeerd is nu financiering afhankelijk is geworden van de identificatie. Deze leden vragen daar mede naar, gezien het feit dat in het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten de verplichting is opgenomen ieder in geval van ziekte geneeskundige bijstand te bieden.

Deze leden begrijpen niet geheel de opmerking in de memorie van toelichting dat de controle van de identiteit geen administratieve last betreft maar een inhoudelijke verplichting (p. 25). Deze leden veronderstellen dat alle administratieve lasten het gevolg zijn van inhoudelijke verplichtingen.

De leden van de SP-fractie sluiten zich bij deze vragen van de PvdA-fractie aan.

De voorzitter van de commissie,

Van Leeuwen

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Werner (CDA), Van Leeuwen (CDA) (voorzitter), Van den Berg (SGP), Dupuis (VVD), Swenker (VVD) (plv. voorzitter), Hamel (PvdA), Nap-Borger (CDA), Slagter-Roukema (SP), Schouw (D66), Putters (PvdA) en Thissen (GL).

Naar boven