A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is met spoed in
de Wet op de Ruimtelijke Ordening te voorzien in een bevoegdheid voor het
betrokken bestuursorgaan overeenkomsten met betrekking tot de vergoeding van
planschade te sluiten, verjaringstermijnen voor schadevergoedingsaanspraken
op te nemen en te voorzien in de heffing van een recht voor de behandeling
van een aanvraag om vergoeding van schade;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 49 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In de eerste volzin worden de woorden «kent de gemeenteraad hem
op zijn verzoek» vervangen door: kennen burgemeester en wethouders hem
op aanvraag.
3. De tweede volzin vervalt.
4. Er worden een drietal leden toegevoegd, luidende:
2. Een aanvraag om vergoeding van schade als bedoeld in het eerste lid,
onder a, b, c, of f, moet worden ingediend binnen vijf jaar nadat de desbetreffende
bepaling van het bestemmingsplan onderscheidenlijk het desbetreffende besluit
onherroepelijk is geworden. Ingeval van schade ten gevolge van
een aanhouding bedoeld onder d of van een aanwijzing onder e, kan de aanvraag
om schadevergoeding eerst worden ingediend na de terinzagelegging van het
vastgestelde bestemmingsplan, doch niet later dan vijf jaar nadat dat bestemmingsplan
onherroepelijk is geworden.
3. Van de aanvrager heffen burgemeester en wethouders een recht ten bedrage
van € 300, welk bedrag bij verordening van de gemeenteraad met ten
hoogste twee derde deel kan worden verhoogd of verlaagd. Zij wijzen hem op
de verschuldigdheid van het recht en delen hem mede dat het verschuldigde
bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de
rekening van de gemeente dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort.
Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort verklaren
zij de aanvrager niet ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden
geoordeeld dat aanvrager in verzuim is geweest. Indien op de aanvraag geheel
of gedeeltelijk positief wordt beslist, storten burgemeester en wethouders
het betaalde recht terug.
4. Het in het derde lid genoemde bedrag kan bij algemene maatregel van
bestuur worden gewijzigd voor zover het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie
daartoe aanleiding geeft.
B
Na artikel 49 wordt een nieuw artikel 49a ingevoegd, luidende:
Artikel 49a
1. Voor zover schade die op grond van artikel 49 voor vergoeding in aanmerking
zou komen, haar grondslag vindt in een besluit op een verzoek om ten behoeve
van de verwezenlijking van een project bepalingen in een bestemmingsplan op
te nemen of te wijzigen dan wel om vrijstelling te verlenen, anders dan bedoeld
in artikel 31a of 31b, kunnen burgemeester en wethouders met de verzoeker
overeenkomen dat die schade geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening komt.
2. De verzoeker die een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid heeft
gesloten, is belanghebbende bij een besluit van burgemeester en wethouders
op een aanvraag om schadevergoeding op grond van artikel 49 terzake van de
wijziging van het bestemmingsplan dan wel de verlening van de vrijstelling
waarom hij heeft verzocht.
ARTIKEL II
1. Artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals dat luidde
voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing
op aanvragen om vergoeding van schade die voor dat tijdstip zijn ingediend.
2. Een aanvraag om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49, eerste
lid, onder a, b, c of f, moet voorzover de desbetreffende bepaling van het
bestemmingsplan onderscheidenlijk het desbetreffende besluit voor het tijdstip
van inwerkingtreding van deze wet onherroepelijk is geworden, binnen vijf
jaar na dat tijdstip worden ingediend.
3. Een aanvraag om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49, eerste
lid, onder d of e, moet voorzover de bestemmingsplanbepaling ten behoeve waarvan
de aanhouding heeft plaatsgevonden, onderscheidenlijk het deel van het bestemmingsplan
op de totstandkoming waarvan de aanwijzing is gericht, voor het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet onherroepelijk is geworden, binnen vijf jaar
na dat tijdstip worden ingediend.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met
uitzondering van artikel I, onderdeel B, dat onder toepassing van artikel
16 van de Tijdelijke referendumwet in werking treedt met ingang van de dag
na de hiervoor aangeduide datum.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,