29 438
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering (elektronische aangiften en processen-verbaal)

C
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld: 14 juni 2005

De memorie van antwoord gaf de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de PvdA-fractie namen kennis van het antwoord van de minister van Justitie dat latere AMvBs, die niet aan het parlement zullen worden voorgelegd, betrekking zullen hebben op uitbreidingen van de categorie strafbare feiten waarvoor langs elektronische weg aangifte kan worden gedaan. Het bevreemdde hen echter nogal dat de minister van mening is dat hij aan de Eerste Kamer geen toezegging zou kunnen doen deze AmvB's aan het parlement voor te leggen omdat er nu eenmaal niet gekozen is voor de voorhangprocedure en hij met een dergelijke toezegging zijn ambtsopvolger zou binden op een wijze die onverenigbaar is met het wezen van delegatie. Op welke wijze zou door deze toezegging immers de vrijheid van handelen van de ambtsopvolger worden ingeperkt? De latere bewindspersoon bepaalt zelf of en wanneer een uitbreiding en dus een AMvB nodig is, hij of zij bepaalt ook zelf de inhoud en opzet van een dergelijke AMvB.

Hoe zou de wens van het parlement van deze keuzen kennis te nemen door deze minister kunnen worden ervaren als een inperking van de bevoegdheden die de minister heeft om een AMvB voor te stellen? De leden van de PvdA-fractie vermochten niet in te zien welke redelijke overwegingen aan het tegemoetkomen aan een eventuele parlementaire wens tot kennisname van een AMvB in de weg kunnen staan.

De aan het woord zijnde leden verschilden eveneens met de minister van mening over diens uitspraak dat als het om serviceverlening door de overheid gaat, de rechtszekerheid niet werkelijk in het geding is. Rechtszekerheid is toch niet alleen bij belastend overheidsbeleid relevant? Deze leden waren van mening dat ook als de overheid nieuwe juridische handelingsmogelijkheden schept voor de burgers, de eis van rechtszekerheid moet worden aangehouden en dat daarom moet worden afgezien van het telkens veranderen van gangbare procedures rond de aangifte van strafbare feiten. Graag vernamen zij een reactie van de minister op deze twee nadere vragen.

De voorzitter van de commissie,

Van de Beeten

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Wagemakers (CDA), Witteveen (PvdA), De Wolff (GL), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA), Engels (D66), Franken (CDA).

Naar boven