C
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR MILIEU1
Vastgesteld 1 februari 2005
De leden van de vaste commissie voor Milieu hebben kennisgenomen van de
memorie van antwoord op het voorlopig verslag bij de wijziging van de Wet
inzake de luchtverontreiniging. Deze laat echter een aantal vragen onbeantwoord
omtrent het inzicht in de keten van beleid tot uitvoering en evaluatie van
de wetswijziging2. Op de volgende punten vragen
zij daarom een nadere toelichting.
De commissie deelt met de staatssecretaris de constatering dat deze wetswijziging
de taken en bevoegdheden van de instantie die (reeds een aantal jaren) de
berekeningen maakt van overschrijdingen van de vastgestelde normen voor luchtkwaliteit
nader verankert. Het wordt echter steeds duidelijker dat de interpretatie
van de uitkomsten van deze berekeningen door lagere overheden, bijvoorbeeld
bij beslissingen in de sfeer van de ruimtelijke ordening, infrastructuur en
volkshuisvesting, in hoge mate bepalend is voor de financieel-economische,
maatschappelijke en gezondheidskundige impact ervan. Veel uitvoeringskwesties
rond de implementatie van de richtlijn, net als bij een aantal andere voorliggende
wetsvoorstellen, worden via subdelegatie in AmvB's geregeld.
De voornoemde leden vragen de staatssecretaris daarom de reikwijdte van
deze AmvB's nader te duiden, alsmede om daarbij een toelichting te geven op
de wijze waarop de rechtsbescherming van burgers, bedrijven en maatschappelijke
organisaties is geregeld.
Uit recente uitspraken van de Raad van State3
blijkt dat de interpretatie van de overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit
door lagere overheden steeds vaker tot vernietiging van (voor)genomen besluiten
leidt. Hoe kijkt de staatssecretaris hier tegenaan? Deelt hij de opvatting
dat het belangrijk is om tot nadere objectivering van de normen te komen,
alsmede om de hanteerbaarheid en precisie van de berekeningen van luchtkwaliteit
en de brede impact van de gehanteerde normen en berekeningen te evalueren?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, is een evaluatie van de richtlijn op Europees
niveau voorzien? Indien dit niet het geval is, kan deze dan op nationaal niveau
plaatsvinden?
Om bij te dragen aan een verbetering van de luchtkwaliteit, en te voldoen
aan de nationale emissieplafonds, is emissiereductie nodig. Overschrijding
van de normen heeft gevolgen voor bijvoorbeeld bestaande bebouwing, nieuwbouwplannen
en snelheidslimieten voor het wegverkeer. Lagere overheden spelen daar reeds
op in1. Aangezien de richtlijn in 2010 moet zijn
ingevoerd vragen de commissieleden de staatssecretaris of er inzicht bestaat
in de aard en omvang van het aantal plannen dat momenteel in voorbereiding
is, maar niet voor 2010 aan de richtlijn zal voldoen. Zij vragen hem tevens
aan te geven welke inspanningen worden verricht, dan wel noodzakelijk zijn,
richting provincies en gemeenten om deze plannen en bestaande situaties in
overeenstemming te brengen met de eisen voor luchtkwaliteit.
Deze vragen van de commissie worden mede ingegeven uit zorg om toenemende
juridisering en regeldruk.
Tenslotte heeft de staatssecretaris de vertraging bij de implementatie
verklaard uit een gebrek aan prioriteit, ingegeven door de overweging dat
dit wetsvoorstel een louter formele, juridisch noodzakelijke bevestiging betrof
van een reeds geldende uitvoeringspraktijk. De leden betreuren evenwel deze
keuze, waarmee de druk dermate van de ketel is gehaald, dat Nederland daardoor
onnodig lang formeel in gebreke is gebleven.
De leden van de vaste commissie voor Milieu zien met belangstelling uit
naar de nadere memorie van antwoord.
De voorzitter van de commissie,
Meindertsma
De griffier van de commissie,
Van Dooren
XNoot
1Samenstelling: Leden: Ketting (VVD), (plv. voorzitter), Meindertsma (PvdA), (voorzitter), Lemstra
(CDA), Bierman-Beukema (VVD), Van der Lans (GL, Van Middelkoop (CU), Hessing
(LPF), Ten Hoeve (OSF), Nap-Borger (CDA), Slagter-Roukema (SP), V. Dalen-Schiphorst
(CDA), Schouw (D66), Putters (PvdA).
XNoot
2De recent kamerbreed aangenomen motie Van Thijn cs, omtrent het verkleinen
van de kloof tussen beleid en uitvoering, onderstreept het belang dat de Eerste
Kamer hecht aan uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.
XNoot
3Het betreft hier onder meer uitspraken ten aanzien van een geschil over
de aanleg van spitsstroken op de A2, een geschil omtrent de goedkeuring van
een bestemmingsplan dat toezag op de aanleg van een bedrijventerrein en woningen
in Leiden en de vernietiging van de beleidsbeslissing van de Provinciale Staten
van Gelderland waarbij het tracé voor een wegomlegging werd vastgesteld.
De Raad van State oordeelde in deze gevallen dat verzuimd was om tot uitgebreid
onderzoek naar de overschrijding van normen over te gaan, danwel dat de uitkomsten
ervan verkeerd gewogen waren.
XNoot
1In de regio van de Drechtsteden hebben bijvoorbeeld acht gemeenten reeds
het verzoek gedaan om de maximumsnelheid op delen van de A15 en de A16 naar
80 km per uur aan te passen.