A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in verband
met de ingebruikname van het vijfbanenstelsel op de luchthaven Schiphol wijzigingen
aan te brengen in de geluidsheffing burgerluchtvaart, alsmede ten aanzien
van de luchthaven Schiphol een heffing in te voeren met betrekking tot het
aankopen en verwijderen van onder meer woningen en woonboten in de sloopzones
rond het luchtvaartterrein van de luchthaven Schiphol, alsmede met betrekking
tot door het Schadeschap Luchthaven Schiphol ingewilligde verzoeken om schadevergoeding;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In artikel 77 van de Luchtvaartwet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A
Het eerste lid komt te luiden:
1. Met betrekking tot de financiering en de bekostiging van:
a. de kosten van de uitvoering van de aanwijzing, de voorschriften en
de maatregelen, bedoeld in artikel 26d, en
b. de kosten van de uitvoering van artikel 8.32 van de Wet luchtvaart,
wordt onder de naam «geluidsheffing burgerluchtvaart» een heffing
geheven. Voor het luchtvaartterrein Schiphol wordt naast de geluidsheffing
burgerluchtvaart een heffing geheven ter financiering van de kosten van de
uitvoering van artikel 8.33 van de Wet luchtvaart, alsmede de kosten van het
Schadeschap Luchthaven Schiphol en van zijn uitspraken voor zover deze betrekking
hebben op de uitvoering van artikel 9, eerste lid, tweede lid,
onderdeel a, en de leden 3a, 3f en 3g, van de Gemeenschappelijke regeling
Schadeschap Luchthaven Schiphol.
B
In het tweede en derde lid wordt « De heffing wordt» telkens
vervangen door: De heffingen worden.
C
Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De natuurlijke
persoon of rechtspersoon, bedoeld in de eerste volzin, is in ieder geval belanghebbende
bij een uitspraak van het Schadeschap Luchthaven Schiphol als bedoeld in het
eerste lid, tweede volzin.
D
In het vierde lid wordt «De heffing» vervangen door: De geluidsheffing
burgerluchtvaart.
E
Het achtste en negende lid komen te luiden:
8. Het tarief van de heffing per rekeneenheid geluidsproductie bedraagt
in het jaar 2004 € 27,–. Het tarief van de heffing per rekeneenheid
geluidsproductie wordt na 2004 met ingang van elk daaropvolgend kalenderjaar
verhoogd met € 1,–.
9. Voor het luchtvaartterrein Schiphol wordt het tarief van de heffing
per rekeneenheid geluidsproductie, bedoeld in het achtste lid, verhoogd met:
a. € 98,50 tot het jaar 2010;
b. € 40,– vanaf het jaar 2010, met dien verstande dat
deze verhoging na het jaar 2010 met ingang van elk daaropvolgend kalenderjaar
wordt vermeerderd met € 1,25.
F
Onder vernummering van het tiende lid tot het elfde lid wordt een nieuw
tiende lid ingevoegd, luidende:
10. Het tarief van de in het eerste lid, tweede volzin, bedoelde heffing
bedraagt € 0,50 per ton van de maximale toegelaten startmassa van
het luchtvaartuig.
G
Na het elfde lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
12. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan bij de toepassing van
het eerste lid een deel van de kosten buiten toepassing laten indien toepassing,
gelet op het belang van de burgerluchtvaart zal leiden tot een onbillijkheid
van overwegende aard.
ARTIKEL II
Artikel 8.31 van de Wet luchtvaart wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid wordt vernummerd tot derde lid.
2. Een nieuw tweede lid wordt ingevoegd, luidende:
2. Een aanvraag om schadevergoeding wordt ingediend binnen vijf jaar nadat de desbetreffende bepaling van het luchthavenindelingbesluit
of het luchthavenverkeerbesluit of het desbetreffende besluit op grond van
een van genoemde besluiten onherroepelijk is geworden. Van de aanvrager heft
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat een recht ten bedrage van€ 300.
De aanvrager wordt gewezen op de verschuldigdheid van het recht en wordt medegedeeld
dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van
de mededeling op de door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat aangegeven
rekening moet zijn bijgeschreven. Indien het bedrag niet binnen deze termijn
is bijgeschreven, wordt de aanvrager niet ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs
niet kan worden geoordeeld dat de aanvrager in verzuim is geweest. Indien
op de aanvraag geheel of gedeeltelijk positief wordt beslist, stort Onze Minister van Verkeer en Waterstaat het betaalde recht
terug.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,