29 311
Wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling en enkele andere wetten naar aanleiding van onderdelen van de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en artikel 646 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (Evaluatiewet Awgb)

B
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT1

Vastgesteld 15 maart 2005

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het stellen van enkele vragen en het maken van enkele opmerkingen.

De leden van de SGP-fractie alsook die van de CU-fractie hadden met belangstelling, evenwel niet met onverdeelde instemming van het wetsvoorstel kennisgenomen. Met de meeste artikelen en hun onderdelen van het wetsvoorstel konden deze leden zich verenigen. Dat gold niet voor artikel I, onderdeel C, waarin wordt voorgesteld de bevoegdheden van de Commissie gelijke behandeling uit te breiden door de Commissie de mogelijkheid te geven ook bij individuele bedrijven en instellingen onderzoek uit eigen beweging te doen. Deze leden waren door de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer niet overtuigd van de noodzakelijkheid en/of wenselijkheid van bedoelde uitbreiding. Zij vroegen daarom de regering te motiveren waarom, naast klachten van individuele personen, niet zou kunnen worden volstaan met het handhaven van de bestaande mogelijkheid voor bij voorbeeld ondernemingsraden en belangenorganisaties tot het indienen van een klacht tegen een individuele bedrijf of een individuele instelling.

In de nota naar aanleiding van het verslag (p. 3) wordt melding gemaakt van een door de Commissie opgestelde zorgvuldige procedure voor het onderzoek uit eigen beweging. Deze leden verzochten de regering de inhoud van deze procedure weer te geven en, zo mogelijk, de gewijzigde tekst van het Besluit werkwijze Commissie gelijke behandeling over te leggen.

In de nota naar aanleiding van het verslag (p. 2) hadden deze leden gelezen dat de Commissie in het verleden slechts in een zeer beperkt aantal gevallen is overgegaan tot een sectorbeed onderzoek uit eigen beweging. Zij vroegen of, indien de voorgestelde uitbreidingsmogelijkheid tot het doen van onderzoek uit eigen beweging zou worden gerealiseerd, feitelijk dan nog wel behoefte bestaat aan de mogelijkheid, vervat in artikel 12, eerste lid, van de Awgb, om de Commissie in de openbare dienst of binnen één of meer sectoren van het maatschappelijk leven een onderzoek uit eigen beweging te laten instellen om te onderzoeken of er een stelselmatig onderscheid wordt gemaakt. Gelet op de tekst van het voorgestelde onderdeel C van Artikel I van het wetsvoorstel gingen deze leden er van uit dat deze mogelijkheid komt te vervallen.

Vertrouwende, dat de regering tijdig voor de openbare behandeling zal hebben gereageerd op bovenstaande vragen en opmerkingen, acht de commissie deze hiermee voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Witteveen

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Van Heukelum (VVD), Luijten (VVD), Pastoor (CDA), Meindertsma (PvdA), Bemelmans-Videc (CDA) (plv.voorzitter), Dölle (CDA), Platvoet (GL), Witteveen (PvdA) (voorzitter), Hessing (LPF), Ten Hoeve (OSF), Van Raak (SP), Engels (D66).

Naar boven