A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Algemene
wet gelijke behandeling en enkele andere wetten te wijzigen, naar aanleiding
van onderdelen van de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling, de
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en artikel 646 van Boek 7 van
het Burgerlijk Wetboek op grond van artikel 33 van de Algemene wet gelijke
behandeling;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Algemene wet gelijke behandeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Onder direct onderscheid op grond van geslacht wordt mede verstaan
onderscheid op grond van zwangerschap, bevalling en moederschap.
B
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na de eerste volzin, een volzin ingevoegd,
luidende: Het beroep op de vernietigingsgrond geschiedt door kennisgeving
aan de werkgever.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De beëindiging, bedoeld in het eerste lid, maakt de werkgever
niet schadeplichtig.
C
In artikel 12, eerste lid, tweede volzin, vervalt de zinsnede «in
de openbare dienst of binnen één of meer sectoren van het maatschappelijk
leven,».
D
Artikel 16, eerste lid, komt als volgt te luiden:
1. De Commissie bestaat uit negen leden, onder wie een voorzitter en twee
ondervoorzitters. Voorts kunnen plaatsvervangende leden worden benoemd.
E
Artikel 17, derde lid, vervalt.
F
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, komt te luiden:
2. De leden van de Commissie genieten een bezoldiging voor hun werkzaamheden.
Over hun rechtspositie worden nadere regels gesteld bij algemene maatregel
van bestuur. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op aanstelling en
loopbaanvorming, bezoldiging, toelagen, toeslagen, vergoedingen, rechten en
plichten bij reorganisaties, disciplinaire straffen, schorsing en ontslag.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De plaatsvervangende leden genieten een zittingsgeld voor hun werkzaamheden,
alsmede een vergoeding van reis- en verblijfkosten.
ARTIKEL II
Artikel 5, derde lid, van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen
komt te luiden:
3. Als beroepsactiviteiten en hiervoor noodzakelijke opleidingen waarvoor
vanwege hun aard of de voorwaarden voor de uitoefening ervan het geslacht
bepalend kan zijn, worden slechts beschouwd die welke behoren tot respectievelijk
opleiden voor geestelijke ambten dan wel beroepsactiviteiten die bij algemene
maatregel van bestuur zijn aangewezen.
ARTIKEL IIA
In artikel 9, eerste lid, van de Wet gelijke behandeling op grond van
handicap of chronische ziekte wordt na «in strijd met artikel 4»
het woord «of» vervangen door een komma en wordt na «op
artikel 4» ingevoegd: of terzake bijstand heeft verleend.
ARTIKEL III
Indien het bij koninklijke boodschap van 28 januari 2003 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling en
enkele andere wetten ter uitvoering van richtlijn nr. 2000/43/EG en richtlijn
nr. 2000/78/EG (EG-implementatiewet Awgb, 28 770) tot wet wordt verheven
en in werking treedt op een eerder tijdstip dan deze wet, wordt artikel 1a
van de Awgb als volgt gewijzigd:
In het tweede lid wordt na «bedoeld in artikel 1» ingevoegd:
, eerste lid.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
ARTIKEL V
Deze wet wordt aangehaald als: Evaluatiewet Awgb.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,
De Minister van Justitie,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,