B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR MILIEU1
Vastgesteld 15 maart 2005
Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de leden van de
vaste commissie aanleiding gegeven tot het stellen van de volgende vragen
en het maken van de volgende opmerkingen.
De leden van de VVD fractie namen met belangstelling
kennis van het betreffende wetsvoorstel. Zij hadden behoefte aan het stellen
van enkele vragen.
Kan nader worden ingegaan op welke wijze kan worden voorkomen dat versnippering
en/of afstemmingsproblemen kunnen ontstaan door het bestaan van verschillende
registers zoals MRK, RRGS en het onderhavige en de veelheid aan bronnen van
het te registreren materiaal?
Ligt het in het voornemen van de staatssecretaris te komen tot nog verdere
stroomlijning van deze registratie? En zo dit niet het geval is, waarom niet?
Kan nader worden ingegaan op de verantwoordelijkheid voor de integriteit
van de gegevens? Deze ligt niet bij het RIVM als beheerder. Maar wat is de
juridische positie van de raadpleger van het register die beslissingen mogelijkerwijs
baseert op onjuiste gegevens uit het register?
Het register is openbaar, sommige risicokaarten staan zelfs op internet.
Is de AIVD gevraagd haar opvatting hierover te geven? En mocht dit het geval
zijn, wat hield deze in? Zo de AIVD niet is geconsulteerd, is de staatssecretaris
bereid dit alsnog te doen?
De leden van PvdA-fractie hebben met instemming
kennisgenomen van dit wetsvoorstel. De registratieplicht voor risicosituaties
waarbij gevaarlijke stoffen bij een ongeval vrij kunnen komen en personen
buiten een inrichting of transportroute of rond een buisleiding kunnen treffen
vinden zij een goede zaak. Overheden moeten in die gevallen gegevens over
risicovolle situaties melden aan een centraal openbaar register, gelokaliseerd
bij het RIVM. Zij steunen dat het register in principe door elke burger en
instantie raadpleegbaar is, behoudens situaties waarin de beveiliging
van bedrijven of sabotage in het geding zijn. De leden van de fractie van
de PvdA hebben echter nog enkele vragen omtrent de aard van, het gebruik van
en de toegang tot de informatie.
In de eerste plaats de vraag naar de waarborg van de kwaliteit van de
informatie die wordt verstrekt rond risicovolle situaties. Kan de staatssecretaris
toelichten hoe verzekerd wordt dat daadwerkelijk de juiste informatie omtrent
risicovolle situaties – zoals in de Wet uiteengezet – door overheden
wordt verstrekt?
Daarnaast hebben zij enkele vragen omtrent het gebruik dat kan worden
gemaakt van de informatie die zich in het centraal register bevindt. De leden
van de fractie van de PvdA vragen zich af in welke concrete situaties, naar
de verwachting van de staatssecretaris, burgers het centraal register zullen
raadplegen. Is het ook de bedoeling dat deze gegevens geraadpleegd worden
bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen, bouwprojecten en bijvoorbeeld
de aanleg van verkeerswegen?
Vervolgens hebben zij een vraag omtrent de situaties waarin de beveiliging
van bedrijven of sabotage in het geding is en op grond waarvan de informatie
kan worden geweigerd. In de Memorie van Toelichting geeft de staatssecretaris
aan dat het bevoegd gezag hierover beslist en dat het vertrouwelijk laten
van gegevens met name aan de orde is bij details
omtrent het productieproces, de plattegrond of lay-out van technische installaties
en de details van ongevalsscenario's. Is «met name» hier inperkend
bedoeld of juist in de betekenis van «vooral»? Met andere woorden,
wat is de reikwijdte van «met name» en hoe wordt beoordeeld of
vertrouwelijkheid daadwerkelijk aan de orde moet zijn? Burgers of bedrijven
kunnen immers belang bij de informatie hebben indien zij de aanleg van een
bedrijventerrein of woonwijk onwenselijk vinden. Kan dat op gespannen voet
staan met het oordeel «sabotage» of het in het geding zijn van
veiligheid van bedrijven?
Tenslotte nog enkele vragen omtrent de communicatie over en evaluatie
van dit wetsvoorstel. Op welke wijze wordt over de raadpleegbaarheid van gegevens,
alsmede over het type gegevens dat via het centraal register voor burgers
en bedrijven raadpleegbaar is, gecommuniceerd? Kan de staatssecretaris toezeggen
dat de raadpleegbaarheid van gegevens in het centraal register onderdeel uitmaakt
van een evaluatiekader waarmee de werking van de Wet wordt geëvalueerd?
Hoe ziet dit evaluatiekader er verder uit?
De leden van de fractie van de PvdA wachten met belangstelling de antwoorden
van de regering af.
De griffier van de commissie,
Meindertsma
De griffier van de commissie,
Van Dooren