A
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 juni 2004
Hiermee wend ik mij tot u met het verzoek bovengenoemd wetsvoorstel met
voorrang te behandelen.
Op 31 maart 2004 heeft de Raad van de Europese Unie de Verordening
(EG) nr. 725/2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen
en havenfaciliteiten (Pb L129) vastgesteld. Deze Verordening beoogt in hoofdzaak
een geharmoniseerde interpretatie en toepassing voor de lidstaten van de Europese
Unie van de mondiale verdragsverplichtingen op het gebied van de beveiliging
van de zeescheepvaart en havens. Zij treedt op 1 juli 2004 in werking,
tegelijk met de wijzigingen in het Internationale Verdrag tot beveiliging
van mensenlevens op zee, 1974 (SOLAS-Verdrag).
Er is sprake – ook in vergelijking met andere landen – van
onevenredig grote Nederlandse belangen bij een zo tijdig mogelijke implementatie
van deze Europese verordening, en wel om de volgende redenen:
a. De Nederlandse rol als havenstaat, vlaggestaat en kuststaat, specifiek
als logistiek centrum van Europa en spil in de internationale handel; Nederland
wil een betrouwbare politieke, vervoers- en handelspartner zijn.
b. Een aanmerkelijk deel van de VS olie-importen komt uit Nederland; tevens
is de regio Rotterdam-Rijnmond binnen de EU het centrum voor de Europese strategische
olievoorraden, die in en rond Rotterdam liggen.
c. Juli 2004 is de startmaand van het Nederlandse EU-voorzitterschap,
waarbij Nederland optreedt als spreekbuis voor lidstaten en aanspreekbaar
is door derden; als zodanig heeft ons land een voorbeeldfunctie.
Bij het ontbreken van een geëigend wettelijk kader is voor de implementatie
van het havendeel van de EU-Verordening een nieuwe «Havenbeveiligingswet»
noodzakelijk. Ik doel hier in het bijzonder op de toedeling van uitvoerende
bevoegdheden aan organen van binnenlands bestuur, verbodsbepalingen, het toezicht
op de naleving en andere handhavingsinstrumenten.
Het wetsvoorstel is in het afgelopen najaar in hoog tempo opgesteld en
in procedure gebracht, omdat de Transportraad van de EU pas op 9 oktober
2003 in eerste lezing het ontwerp voor de Verordening had aangenomen. Het
Europees Parlement heeft het ontwerp in de eerste lezing van zijn kant op
tal van onderdelen geamendeerd; deze wijzigingen zijn vervolgens door de Raad
aanvaard. Nadat de Raad van State een spoedadvies had uitgebracht, is het
voorstel voor de Havenbeveiligingswet op 12 maart 2004 door Hare Majesteit
de Koningin bij de Tweede Kamer ingediend.
Gezien deze omstandigheden en overwegingen zou ik uw Kamer buitengewoon
erkentelijk zijn als zij eerdergenoemd wetsvoorstel nog vóór
het zomerreces zou willen behandelen.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs