B
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE3
Naar aanleiding van het wetsvoorstel Wet Conflictenrecht geregistreerd
partnerschap en de daarbij betrokken aanpassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap
heeft de vaste commissie voor Justitie van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie
(KNB) een juridisch-technische opmerking ontvangen over het onderdeel van
het partnerschapsvermogensregime. Gezien de gewenste zorgvuldigheid van wetgeving
en de aard van deze opmerking, heeft de commissie
gemeend deze opmerking met verzoek om commentaar aan de regering te moeten
voorleggen.
De artikelen 6 en 8 van het wetsvoorstel van de Wet Conflictenrecht geregistreerd
partnerschap geven regels met betrekking tot de rechtskeuze die partners kunnen
uitbrengen voor het recht dat van toepassing is op het partnerschapsvermogensregime.
Artikel 6 lid 2 bepaalt dat de aanstaande partners uitsluitend kunnen
kiezen voor een recht dat het instituut van het geregistreerde partnerschap
kent. Artikel 8 lid 2 kent een soortgelijke beperking. Op zich is deze beperking
juist.
Wat evenwel bevreemdt is het volgende. De consequentie van deze regel
is dat bijvoorbeeld twee Nederlanders die in Nederland woonachtig zijn, kunnen
kiezen voor een rechtsstelsel (bijvoorbeeld het Deense recht), terwijl zij
noch door nationaliteit van één van beide partners noch door
woonplaats van één van beiden met Denemarken verbonden zijn.
Naarmate het aantal landen met een geregistreerd partnerschap groter wordt,
wordt de keuzevrijheid dus ook ruimer.
Deze regeling van de rechtskeuze in de Wet Conflictenrecht geregistreerd
partnerschap strookt op dit punt niet met de regeling van het Haags Huwelijksvermogensverdrag
1978 (dat de internationaal privaatrecht-regels met betrekking tot het huwelijksvermogensregime
geeft voor echtparen), terwijl uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel
blijkt dat op dit punt zoveel mogelijk getracht is aansluiting te vinden bij
dit verdrag (zie MvT p. 12). De rechtskeuzeregeling van het verdrag ziet er
namelijk anders uit dan de regeling uit de Wet Conflictenrecht geregistreerd
partnerschap. Volgens de verdragsregeling kunnen (aanstaande) echtparen alleen
kiezen voor een recht waarmee zij door nationaliteit (van één
van beiden) of door woonplaats (van één van beiden) verbonden
zijn.
Zouden dezelfde restricties uit het verdrag ook in de Wet Conflictenrecht
geregistreerd partnerschap niet moeten worden opgenomen onder handhaving van
artikel 6 lid 2 en artikel 8 lid 2?
Dit heeft dan tot gevolg dat de (aanstaande) geregistreerde partners kunnen
kiezen voor een rechtsstelsel waarmee zij door nationaliteit of woonplaats
zijn verbonden mits dit gekozen recht het geregistreerde partnerschap kent.
Als deze aanpassing niet doorgevoerd wordt, dan krijgen partners een veel
ruimere keuzevrijheid dan echtparen hebben onder het Haags Huwelijksvermogensverdrag
1978, aldus de KNB.
Vertrouwende, dat deze vragen afdoende zullen worden beantwoord, acht
de commissie de openbare beraadslaging over de onderhavige wetsvoorstellen
voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Van de Beeten
De griffier van de commissie,
Eliane Janssen
XNoot
1Eindverslag 28 924 ek-A vervalt hiermee.
XNoot
2Eindverslag 28 836 (R1735) ek-B vervalt hiermee.
XNoot
3Samenstelling:
Holdijk (SGP), Wagemakers (CDA), Rosenthal (VVD), Kohnstamm (D66), Witteveen
(PvdA), De Wolff (GL), Van de Beeten (CDA), (voorzitter), Broekers-Knol (VVD),
Kox (SP), Soutendijk-v. Appeldoorn (CDA) en Westerveld (PvdA).