28 864
Alsnog toekennen van rechtskracht aan de planologische kernbeslissing Structuurschema Groene Ruimte (Wet rechtskracht Structuurschema groene ruimte)

A
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT1

Vastgesteld 7 oktober 2003

Het voorbereidend onderzoek heeft de leden van de commissie aanleiding gegeven tot het stellen van de navolgende vragen en het maken van de navolgende opmerkingen.

De leden van de fractie van de PvdA merkten op dat dit wetsvoorstel beoogt de rechtskracht te herstellen van de PKB Structuurschema groene ruimte (SGR), zoals die oorspronkelijk op 3 oktober 1995 van kracht geworden is met een looptijd van 5 jaar tot 3 oktober 2000. Een besluit om te verlengen, dan wel een nieuw besluit zijn verzuimd te nemen. Dit verzuim is aan het licht gebracht door een uitspraak van de Raad van State op 16 oktober 2002. Uit voorbereiding en behandeling in de Tweede Kamer blijkt dat sprake is van een precaire aangelegenheid omdat door de uitspraak van de Raad van State het rijksbeleid ter zake van de groene ruimte (Ecologische Hoofdstructuur, EHS) onder druk kan komen. In de memorie van toelichting wordt naar het oordeel van de leden van de PvdA-fractie dan ook terecht gesproken van «een omissie met zodanige potentiële consequenties voor de in het SGR uiteengezette beleidslijnen, dat ongewenst is een dergelijk rechtsvacuüm te laten voortbestaan», ook al heeft het beleid zoals vastgelegd in de PKB inmiddels goeddeels zijn doorwerking gehad in streekplannen en bestemmingsplannen. Er blijven risico's bestaan.

Naar het oordeel van de PvdA-fractie is de wet noodzakelijk om het eerder aangeduide verzuim te herstellen. Het juiste middel wordt hiervoor ingezet, het belang van de EHS is evident en in lijn met het beleid dat ook de leden van de PvdA-fractie voorstaan.

Het bleef voor de leden van de PvdA-fractie evenwel moeilijk te verteren dat de regering sowieso het risico gelopen heeft en dat het «piepsysteem» (inspectie VROM) kennelijk niet werkt. Ook het feit dat de ministers van VROM en LNV niet in staat zijn om lopende risico's te duiden, gaf de leden van de PvdA-fractie zorg. De leden van de PvdA vroegen de minister de commissie hierover uitleg. De inspectie heeft in het kader van het toezicht wel degelijk mogelijkheden om aan de noodzakelijke informatie te komen en alleen al de inschatting dat het voor 90% wel goed zit en er dus voor 10% van de EHS risico gelopen wordt, moet naar het oordeel van deze leden gebaseerd zijn op kennis van de landelijke situatie.

Voorts vroegen de leden van de PvdA-fractie de minister de garantie dat tijdig voor 2 oktober 2005 zodanige maatregelen getroffen worden dat niet opnieuw risico's gelopen worden met bescherming van de EHS.

Ten slotte wijzen de leden van de PvdA-fractie op het feit dat de het beleid inzake de EHS mede onder druk staat omdat sprake is van groot aantal, versnipperde landschappelijke elementen die tezamen de EHS vormen. De leden van de PvdA-fractie bepleitten ook aandacht voor meer robuuste structuren. Zij vroegen de minister op dit pleidooi te reageren.

* Het eerder verschenen stuk inzake dit wetsvoorstel is gedrukt onder EK nr. 217, vergaderjaar 2002–2003.

De voorzitter van de commissie,

Walsma

De griffier van de commissie,

Nieuwenhuizen


XNoot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Van Heukelum (VVD), Rabbinge (PvdA), (plv. voorzitter), Van der Linden (CDA), Walsma (CDA), (voorzitter), Pormes (GL), Terpstra (CDA), Van den Oosten (VVD), Ten Hoeve (OSF), Slagter-Roukema (SP), Eigeman (PvdA) en Schouw (D66).

Naar boven