A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN RIJKSWET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige bepalingen
van de Rijkswet op het Nederlanderschap alsmede van de Rijkswet van 21 december
2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Stb. 618) aan
te passen in verband met de totstandkoming van de Wet conflictenrecht geregistreerd
partnerschap en enkele andere onderwerpen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met
gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het
Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
A. Artikel 1 van de Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden: In deze Rijkswet en de
daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
2. Het eerste lid, onder a, komt te luiden:
a. Onze Minister: Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie
in zijn hoedanigheid van minister van het Koninkrijk;
3. Het tweede lid, komt te luiden:
2. Behoudens voor de toepassing van artikel 15A, onder a, van deze rijkswet
wordt mede verstaan onder:
a. echtgenoot: de partner in een in Nederland geregistreerd partnerschap alsmede de partner in een buiten Nederland geregistreerd partnerschap
dat op grond van de artikelen 2 en 3 van de Wet conflictenrecht geregistreerd
partnerschap wordt erkend, en
b. huwelijk: het in Nederland geregistreerd partnerschap alsmede het buiten
Nederland geregistreerd partnerschap dat op grond van de artikelen 2 en 3
van de Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap wordt erkend.
B. In artikel 27, tweede lid, komen de woorden «datum van»
te vervallen.
ARTIKEL II
De rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op
het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het
verlies van het Nederlanderschap (Stb. 618) wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel IV vervallen het tweede en het derde lid alsmede de aanduiding
«1.» voor het eerste lid.
2. In artikel V, tweede lid, vervalt de tweede volzin.
ARTIKEL IIA
Artikel 6, eerste lid, van de Wet betreffende de positie van Molukkers
wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «de artikelen 2, 3, 4, 5» wordt vervangen door:
de artikelen 2, 3, 4, 5, 5a, 5b, 5c.
2. De zinsnede «alsmede van de artikelen II, III, IV en V van de
Rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking
tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap van
21 december 2000, Stb. 618 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Stb.
1984, 628)» wordt vervangen door: van de Rijkswet op het Nederlanderschap
alsmede de artikelen II, III, IV en V van de Rijkswet tot wijziging van de
Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening
en het verlies van het Nederlanderschap van 21 december 2000, Stb. 618.
ARTIKEL III
De artikelen van deze rijkswet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen
daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Artikel II, onderdeel 2, werkt
terug tot en met 1 februari 2001.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, het Publicatieblad van de
Nederlandse Antillen en het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst
en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,