B
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 18 februari 2004
Het verheugt mij dat de leden van de vaste commissie voor financiën
hun instemming geven aan de in het wetsvoorstel genoemde regeling.
Deze leden vragen wel aandacht voor non-profitinstellingen die gelet op
hun rechtsvorm onder de vennootschapsbelasting vallen, doch die gelet op hun
activiteiten geen door de vennootschapsbelasting te belasten voordelen zullen
behalen en daardoor het fiscale voordeel niet te gelde kunnen maken. In dit
verband vragen zij of ik bereid ben een tegemoetkoming voor deze instellingen
te geven.
Met ingang van 1 januari 2001 is voor de non-profitsector de regeling
van de afdrachtvermindering op de loonbelasting / premie volksverzekering
ter zake van arbo-bedrijfsmiddelen (hierna: afdrachtvermindering) in het leven
geroepen. Dit in aanvulling op de al bestaande regeling van willekeurige afschrijving
op arbo-bedrijfsmiddelen (hierna: willekeurige afschrijving) voor de profitsector.
De regelingen zijn in beginsel complementair.
Non-profitinstellingen komen in de regel in aanmerking voor afdrachtvermindering.
Een non-profitinstelling kent immers gewoonlijk de juridische vorm van een
stichting of vereniging, drijft geen onderneming en is inhoudingsplichtige
voor de bij haar werkzame personen. In het geval echter dat een stichting
of vereniging een onderneming drijft, is zij ten aanzien van de ondernemingsactiviteiten
vennootschapsbelastingplichtig en is willekeurige afschrijving op dat deel
van toepassing. Wanneer een non-profitinstelling de rechtsvorm heeft van een
NV of BV, is de instelling eveneens vennootschapsbelastingplichtig en is willekeurige
afschrijving van toepassing. Een overheidsinstelling of een indirect overheidsbedrijf
tot slot, is vennootschapsbelastingplichtig als het een bedrijf uitoefent
als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969.
Inherent aan toepassing van willekeurige afschrijving is dat het fiscale
voordeel afhankelijk is van de behaalde winst. Indien een belastingplichtige
instelling gedurende een aantal jaren geen winsten behaalt dan zal zij geen
directe mogelijkheid hebben om het fiscale voordeel te gelde te maken.
Inherent aan de afdrachtvermindering is, dat een instelling die geen werkzame
personen heeft waarvoor loonbelasting moet worden ingehouden,
geen gebruik kan maken van de faciliteit.
Deze beide beperkingen zijn een logisch gevolg van het fiscale aangrijpingspunt
van de regelingen, te weten de fiscale winst en de verschuldigde loonbelasting.
De Staatssecretaris van Financiën,
J. G. Wijn