D
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS1
Vastgesteld 10 december 2003
De memorie van antwoord gaf de commissie nog aanleiding tot het maken
van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de CDA-fractie waren de minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen erkentelijk voor de in de memorie
van antwoord gegeven reactie op de door hen gestelde vragen. Op een aantal
punten hadden zij nog behoefte aan verduidelijking.
Deze leden waren niet gerust over de administratieve lasten die aan een
grotere bestedingsvrijheid zijn verbonden. Welke nieuwe eisen zou de minister
aan het financieel jaarverslag willen stellen die thans niet gelden voor de
financiële verantwoording? Heeft de minister al een idee welke voorschriften
in dit verband kunnen worden geschrapt?
De leden van de CDA-fractie hadden geen antwoord ontvangen op hun vraag
of er nog wetsvoorstellen in de pijplijn zitten waarbij achteraf om parlementaire
goedkeuring wordt gevraagd. De verklaring van de minister dat het wetsvoorstel
CAO-afspraken bekrachtigt waarvoor op de begroting geld was gereserveerd,
heeft hun zorgen niet kunnen wegnemen, omdat het primaat van de wetgever nu
eenmaal iets anders is dan een CAO-afspraak, hoe belangrijk deze ook is. Zij
vroegen de minister hoe zij in de toekomst wil voorkomen dat een wet meer
dan twee jaar terugwerkende kracht heeft.
Op grond van het voorgestelde artikel 72a van de Wet op het primair onderwijs
neemt de minister voor elk bevoegd gezag afzonderlijk een besluit tot afwijking
van de reguliere bekostiging. De leden van de CDA-fractie hadden de indruk
gekregen dat deze «afspraken op maat» (Kamerstukken II 28 762,
nr. 6, p. 12) zouden kunnen leiden tot verschillende regelingen per schoolbestuur.
In de memorie van antwoord laat de minister echter weten dat het gaat om een
uniforme wijze van bekostiging. De vraag is hoe dan nog sprake kan zijn van
het beoogde maatwerk waarvoor het wetsvoorstel de ruimte biedt.
De minister wil herverdelingseffecten bij invoering van lumpsumfinanciering
zoveel mogelijk beperken (memorie van antwoord, p. 3). Kan zij aangeven welke
marges zij aanvaardbaar zou vinden? Eén van de manieren om herverdelingseffecten
op te vangen is het rekening houden met de leeftijd van het personeel. Hoe
denkt de minister dit te gaan doen? Komt er een tabel waarbij voor elke gemiddelde
leeftijd de gemiddelde personeelslast wordt bepaald?
De leden van de CDA-fractie zouden er moeite mee hebben als de wetgever
de interne verhouding tussen schoolbestuur en management zou gaan regelen
omdat dit een beperking van de vrijheid van vereniging inhoudt. Alleen de
wetgever in formele zin mag deze vrijheid beperken. Welke zwaarwegende redenen
ziet de minister voor zo'n beperking, zo vroegen deze leden.
Verder is de minister voornemens een bepaling in het wetsvoorstel lumpsumfinanciering
op te nemen om voor de goede invoering van de wet bij ministeriële regeling
te kunnen afwijken van de wet. Zij wil slechts in uitzonderlijke gevallen
een beroep doen op een dergelijke bepaling. De leden van de CDA-fractie juichten
deze grote terughoudendheid toe, maar – zo vroegen zij – is de
bestaande praktijk in overeenstemming met deze gewenste terughoudendheid.
Op de vraag of lumpsumfinanciering gepaard gaat met extra bureaucratie
op de scholen antwoordt de minister, zo constateerden de leden van de SP-fractie, dat dit naar haar opvatting niet het geval
is. Tegelijkertijd merkt zij op dat de behoefte aan managementinformatie zich
wijzigt, evenals de noodzaak tot overleg en evaluatie. De leden van de SP-fractie
vroegen of deze twee opmerkingen niet in tegenspraak zijn.
Een verantwoorde keuze van de extra bestedingsruimte door scholen kan
volgens de minister worden gewaarborgd door de besluitvorming te verbeteren,
vooral ten aanzien van (mede)zeggenschap. De minister wil dit regelen bij
de invoering van lumpsumbekostiging. Hier wreekt zich, volgens de leden van
de SP-fractie, dat begonnen wordt met experimenten met lumpsumfinanciering
nog voordat een wetsvoorstel voor invoering is aangenomen. Kan de minister
nu al meedelen wat voor voorstellen ter verbetering van de zeggenschap en
medezeggenschap zij gaat doen?
De voorzitter van de commissie,
Klink
De griffier van de commissie,
Janssen