nr. 211
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de opheffing
van een openbare basisschool of de beëindiging van de bekostiging van
een bijzondere basisschool pas plaatsvindt als het leerlingenverloop over
drie schooljaren daartoe aanleiding geeft;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 153 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «gedurende 2 achtereenvolgende
schooljaren of in het eerste en het derde schooljaar van 3 achtereenvolgende
schooljaren» vervangen door: gedurende 3 achtereenvolgende schooljaren.
2. In het derde lid, eerste volzin, wordt «met ingang van 1 augustus
volgend op de 2 achtereenvolgende schooljaren onderscheidenlijk met ingang
van 1 augustus volgend op de 3 achtereenvolgende schooljaren» vervangen
door: met ingang van 1 augustus volgend op de 3 achtereenvolgende schooljaren.
3. In het vierde lid wordt «in het tweede schooljaar van de 2 achtereenvolgende
schooljaren onderscheidenlijk in het derde schooljaar van de 3 achtereenvolgende
schooljaren» vervangen door: in het derde schooljaar van de 3 achtereenvolgende
schooljaren.
B
Artikel 157 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Indien
het bevoegd gezag dat bij die mededeling aangeeft, tellen bij de toepassing
van de gemiddelde schoolgrootte niet mee de door hem aangeduide scholen die
sinds de aanvang van de bekostiging niet meer dan 5 schooljaren zijn bekostigd
en waarvan het aantal leerlingen, voor zover het niet betreft het aantal leerlingen
van een nevenvestiging, niet heeft voldaan aan de stichtingsnorm op grond
waarvan de school voor bekostiging in aanmerking werd genomen. De tweede volzin
is niet van toepassing op scholen als bedoeld in artikel 84.
2. Aan het tweede lid worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Indien
het bevoegd gezag dat bij de mededeling, bedoeld in de eerste volzin, aangeeft,
tellen bij de toepassing van de gemiddelde schoolgrootte en het gewogen gemiddelde
niet mee de door hem aangeduide scholen die sinds de aanvang van de bekostiging
niet meer dan 5 schooljaren zijn bekostigd en waarvan het aantal leerlingen,
voor zover het niet betreft het aantal leerlingen van een nevenvestiging,
niet heeft voldaan aan de stichtingsnorm op grond waarvan de school voor bekostiging
in aanmerking werd genomen. De derde volzin is niet van toepassing op scholen
als bedoeld in artikel 84.
C
Artikel 158 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt «gedurende 2 achtereenvolgende
schooljaren of in het eerste en het derde schooljaar van 3 achtereenvolgende
schooljaren» vervangen door: gedurende 3 achtereenvolgende schooljaren.
2. In het tweede lid wordt «met ingang van 1 augustus volgend op
de 2 achtereenvolgende schooljaren, onderscheidenlijk met ingang van 1 augustus
volgend op de 3 achtereenvolgende schooljaren» vervangen door: met ingang
van 1 augustus volgend op de 3 achtereenvolgende schooljaren.
3. In het vierde lid, onder a, wordt «gedurende 2 achtereenvolgende
schooljaren of in het eerste en het derde schooljaar van 3 achtereenvolgende
schooljaren» vervangen door: gedurende 3 achtereenvolgende schooljaren.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,