28 688
Wijziging van de Reconstructiewet concentratiegebieden (opdragen van de rechtsbescherming bij de lijst der geldelijke regelingen aan de burgerlijke rechter)

nr. 138c
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 juli 2003

In aansluiting op eerdere correspondentie met de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (zie Kamerstuk I, 2002–2003, 28 688, nr. 138) heeft de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 opnieuw schriftelijk overleg gevoerd met de minister. Van dit overleg brengt zij als volgt verslag uit.

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Nieuwenhuizen

Aan de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

Van de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 mei 2003

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bestaat wederom behoefte u omtrent een aspect van de Reconstructiewet concentratiegebieden een enkele vraag en opmerking voor te leggen.

In uw brief van 27 januari 2003 (zie 28 688, EK nr. 138) verwijst u naar het voornemen van het kabinet tot wijziging van de Onteigeningswet. De commissie meent, dat deze vergelijking niet tot de door u getrokken conclusie leidt. De bedoeling is immers onderscheid te maken tussen het bestuursrechtelijk te toetsen titelbesluit tot onteigening enerzijds en de door de civiele rechter uit te spreken onteigening en de door de civiele rechter vast te stellen onteigeningsvergoeding anderzijds. De commissie meent dat dit ook het model bij de reconstructie zou moeten zijn. Het titelbesluit, eventueel ook het reconstructieplan, wordt getoetst door de bestuursrechter. Deze beoordeelt – conform het karakter van het bestuursrecht – de afwegingen op het punt van ruimtelijke ordening, milieu, natuurbeheer en andere bestuurlijke doelstellingen, alsmede de op deze punten gevolgde procedure. De toets van de toewijzing van eigendom, erfdienstbaarheden, opstalrechten, hypotheekrechten e.d. is vervolgens een zaak van de civiele rechter, evenals de vaststelling van de geldelijke vergoedingen. De civiele rechter treedt niet in de bovengenoemde bestuurlijke afwegingen.

De commissie ziet uw reactie op het bovenstaande tegemoet.

De griffier van de commissie,

B. Nieuwenhuizen

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2003

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft mij bij brief van 14 mei 2003 naar aanleiding van mijn brief van 27 januari 2003 (Kamerstukken I 2002/03, 28 688, nr. 138) met betrekking tot de Reconstructiewet concentratiegebieden een enkele vraag en opmerking voorgelegd. De commissie meent dat de civiele rechter dient te oordelen over de in het ruilplan opgenomen toewijzing van eigendom, erfdienstbaarheden, opstalrechten, hypotheekrechten en dergelijke.

Blijkens de brief van de minister van Justitie van 29 november 2001 (Kamerstukken II 2001/02, 24 036, nr. 239) staat in de voorgestelde onteigeningsprocedure tegen het door een bestuursorgaan genomen titelbesluit beroep open bij de bestuursrechter, waarna de civiele rechter de onteigening uitspreekt en de hoogte van de schadevergoeding uitspreekt. Het vonnis wordt, als het onherroepelijk is, ingeschreven in de openbare registers en daarmee gaat de eigendom over.

In het stelsel van de Reconstructiewet concentratiegebieden, zoals deze wet komt te luiden, indien het bij de Eerste Kamer aanhangige voorstel van wet tot wijziging van de Reconstructiewet concentratiegebieden (opdragen van de rechtsbescherming bij de lijst der geldelijke regelingen aan de burgerlijke rechter) tot wet wordt verheven, staat tegen het ruilplan beroep open bij de bestuursrechter en tegen de vaststelling van de lijst der geldelijke regelingen beroep bij de civiele rechter. In dit stelsel stelt de rechter niet de nieuwe eigendomsverhoudingen vast. De Reconstructiewet concentratiegebieden schrijft in artikel 90 voor dat, zodra het ruilplan onherroepelijk vast staat, een door gedeputeerde staten aan te wijzen notaris de ruilakte opstelt. Met de inschrijving van deze akte in de openbare registers worden de in de akte omschreven onroerende zaken en beperkte rechten verkregen (artikel 91, tweede lid).

Op grond van het advies van de Raad van State bij het oorspronkelijke voorstel voor de Reconstructiewet concentratiegebieden (Kamerstukken II 1998/99, 26 356) is een scherp onderscheid gemaakt tussen het optreden van het bestuur en de rechtsbescherming tegen dat optreden. Aanvankelijk is daarbij uitgegaan van de hoofdregel dat tegen overheidsoptreden rechtsbescherming bij de bestuursrechter open dient te staan.

Immers, het gaat bij herverkaveling, evenals bij onteigening, niet op geschillenbeslechting tussen burgers onderling, maar om toetsing van overheidsingrijpen ter realisering van overheidsbeleid. De Reconstructiewet concentratiegebieden voorziet daarom thans in rechtsbescherming bij de bestuursrechter tegen het ruilplan en de lijst der geldelijke regelingen. Naar aanleiding van de discussie over het MDW-rapport Onteigeningswet is in de Eerste Kamer de vraag gesteld of de civiele rechter niet beter geschikt zou zijn deze rechtsbescherming te bieden. In het kader van de Onteigeningswet heeft de regering met betrekking tot het vaststellen van de schadeloosstelling geconcludeerd dat er argumenten bestaan om rechtsbescherming aan de civiele rechter op te dragen. Om deze reden heeft de toenmalige minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan de Eerste Kamer toegezegd te bevorderen dat bij de Reconstructiewet concentratiegebieden de rechtsbescherming tegen de lijst der geldelijke regelingen eveneens aan de civiele rechter wordt opgedragen. Met het thans aanhangige voorstel van wet wordt deze toezegging gestand gedaan.

Het ruilplan is een besluit waarmee gedeputeerde staten uitvoering geven aan de doelstellingen van de wet en het reconstructieplan, daarbij de belangen van de eigenaars en rechthebbenden uit het blok zo veel mogelijk ontziend. Hierbij is sprake van een belangenafweging, waaruit volgt dat de toewijzing van eigendom, erfdienstbaarheden, opstalrechten, hypotheekrechten e.d. per definitie het resultaat is van een bestuurlijk oordeel. Daarom is de rechtsbescherming tegen het ruilplan, inclusief de toewijzing van eigendom en gebruiksrechten opgedragen aan de bestuursrechter. Parallel hieraan is bij de in voorbereiding zijnde onteigeningsprocedure het oordeel dat een bepaald perceel noodzakelijk is voor de realisering van overheidsbeleid onderdeel van het titelbesluit, waartegen eveneens bestuursrechtelijke rechtsbescherming openstaat.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman


XNoot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Van Heukelum (VVD), Rabbinge (PvdA), Van der Linden (CDA), Walsma (CDA) (voorzitter), Pormes (GL), Terpstra (CDA), Van den Oosten (VVD), Ten Hoeve (OSF), Slagter (SP), Eigeman (PvdA), Schouw (D66).

Naar boven