28 476
Wijziging van de Mediawet met het oog op noodzakelijke verbeteringen van de wet en de uitvoering daarvan

nr. 189
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

3 april 2003

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de Mediawet op een aantal onderdelen aan te passen met het oog op technische verbetering van de wet en de uitvoering daarvan;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Mediawet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel dd wordt na «verkregen» ingevoegd: en overheidsinstellingen.

2. In onderdeel jj wordt na «reclameboodschap» ingevoegd: , telewinkelboodschap.

3. In onderdeel kk wordt na «boodschap» ingevoegd: , niet zijnde een telewinkelboodschap,.

4. Onderdeel pp komt te luiden:

pp. evenement: een tevoren georganiseerde publieke gebeurtenis op het terrein van sport en cultuur;

5. Onderdeel qq komt te luiden:

qq. sportwedstrijd: een wedstrijd of de voorbereiding op een wedstrijd, georganiseerd door of onder auspiciën van de door het NOC*NSF erkende nationale sportorganisaties en hun geledingen, of door vergelijkbare internationale, al dan niet overkoepelende sportorganisaties, dan wel een andere wedstrijd of de voorbereiding op een wedstrijd van een sport die door het NOC*NSF als sport is aangemerkt;

6. Onderdeel rr komt te luiden:

rr. politieke partij: een politieke partij als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet subsidiëring politieke partijen.

7. In onderdeel xx wordt «reclame-uiting» vervangen door: boodschap.

8. In onderdeel yy wordt «algemene landelijke omroep of algemene omroep door commerciële omroepinstellingen» vervangen door: algemene omroep.

B

In artikel 13c, eerste lid, onderdeel a, wordt «en deze uit te zenden of te doen uitzenden op open netten» vervangen door: en deze in ieder geval door middel van omroepzenders te verspreiden naar alle huishoudens in het verzorgingsgebied waarvoor de programma's zijn bestemd en voor de ontvangst waarvan geen andere kosten verschuldigd zijn dan de kosten van aankoop of gebruik van technische voorzieningen die de ontvangst mogelijk maken.

C

Artikel 15, vierde lid, komt te luiden:

4. De leden van het bestuur worden telkens voor een termijn van vier jaren benoemd. Herbenoeming voor een aansluitende periode is éénmaal mogelijk.

D

In artikel 16, tweede lid, onderdeel n, wordt «a tot en met l» vervangen door: a tot en met m.

E

In artikel 25, eerste lid, onderdeel d, wordt «onderwijs, vorming en scholing» vervangen door: onderwijs, scholing en vorming.

Ea

In artikel 26, eerste lid, wordt «reclameboodschappen» vervangen door: reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.

Eb

In artikel 27, eerste lid, wordt «reclameboodschappen» vervangen door: reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.

F

In artikel 30, onderdeel c, wordt «het college van Gedeputeerde Staten onderscheidenlijk het College van Burgemeester en Wethouders» vervangen door: het College van Burgemeester en Wethouders, respectievelijk Gedeputeerde Staten.

G

In artikel 30b, eerste lid, tweede volzin, wordt «vier weken» vervangen door: acht weken.

H

In artikel 30c, zesde lid, wordt «1 september» vervangen door: 1 mei.

I

In artikel 32, eerste lid, wordt «vier weken» vervangen door: acht weken.

J

In artikel 39g, tweede lid, tweede volzin, wordt «artikel 39c, derde lid» vervangen door: artikel 39c, tweede lid.

K

Artikel 41a wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel d van het eerste lid komt te luiden:

d. de programmaonderdelen van de andere instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep, slechts worden onderbroken door programmaonderdelen van de Stichting Etherreclame, indien:

1°. het te onderbreken programmaonderdeel langer duurt dan anderhalf uur voor televisie, onderscheidenlijk drie kwartier voor radio;

2°. het programmaonderdeel bestaat uit het verslag of de weergave van een evenement;

3°. het programmaonderdeel het volledige verslag van het evenement bevat;

4°. de onderbreking geschiedt tijdens de in het evenement voorkomende gebruikelijke pauzes of tussen de daarin voorkomende zelfstandige onderdelen;

5°. de onderbreking ten minste anderhalve minuut duurt voor televisie, onderscheidenlijk één minuut voor radio;

6°. de voor het programmaonderdeel verantwoordelijke instelling die zendtijd heeft verkregen, geen bedenkingen heeft ingebracht tegen de onderbreking wegens afbreuk aan de integriteit, het karakter of de samenhang van het programmaonderdeel; en

7°. de onderbreking geen afbreuk doet aan de rechten van rechthebbenden.

2. Het tweede en derde lid komen te luiden:

2. Programmaonderdelen van instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep, kunnen ten hoogste eenmaal per vijfenveertig minuten voor televisie, onderscheidenlijk ten hoogste eenmaal per dertig minuten voor radio, worden onderbroken door een programmaonderdeel van de Stichting Etherreclame.

3. Programmaonderdelen van godsdienstige of geestelijke aard en programmaonderdelen die in het bijzonder bestemd zijn voor minderjarigen beneden de leeftijd van twaalf jaar, worden niet onderbroken door programmaonderdelen van de Stichting Etherreclame.

3. Toegevoegd wordt een vijfde lid, luidende:

5. De zendtijd voor televisie van de Stichting Etherreclame kan slechts worden ingedeeld met inachtneming van een minimum duur van anderhalve minuut per blok.

L

Artikel 41b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eind van onderdeel b wordt de puntkomma vervangen door: ; en.

2. Aan het eind van onderdeel c wordt «; en» vervangen door een punt.

3. Onderdeel d vervalt.

M

Aan artikel 42 wordt een lid toegevoegd, luidende:

10. Toewijzing van zendtijd aan een regionale instelling die binnen twee jaar in de plaats komt van een instelling die eerder zendtijd voor regionale omroep had verkregen, houdt in dat de eerstgenoemde voor de toepassing van deze wet wordt gezien als rechtsopvolger van de laatstgenoemde.

Ma

In artikel 43a wordt «reclameboodschappen» vervangen door: reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.

N

Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, wordt «gedurende één jaar» vervangen door: gedurende vier maanden.

2. Het vierde lid wordt vervangen door twee nieuwe leden, luidende:

4. De aan een lokale of regionale omroepinstelling toegewezen zendtijd kan door het Commissariaat worden ingetrokken indien de lokale of regionale omroepinstelling in een periode van een jaar geen programma, dat voldoet aan de eisen van deze wet, heeft verzorgd dat gedurende een ononderbroken periode van ten minste twee maanden is uitgezonden.

5. Het Commissariaat stelt de gemeente, respectievelijk de provincie in de gelegenheid haar zienswijze naar voren te brengen alvorens te beslissen over intrekking van de zendtijd.

O

Artikel 50, achtste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste en tweede volzin wordt «reclameboodschappen» telkens vervangen door: reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.

2. Na de tweede volzin worden twee volzinnen ingevoegd, luidende: Telewinkelboodschappen die in het programma van de Stichting Etherreclame worden opgenomen duren elk ten hoogste één minuut. Een blok als bedoeld in artikel 41a, derde lid, bestaat voor ten hoogste tweederde van de duur uit telewinkelboodschappen.

3. In de vijfde volzin wordt «duidelijk onderscheiden van» vervangen door: door optische of akoestische middelen duidelijk onderscheiden van.

Oa

In artikel 52, eerste lid, wordt «reclameboodschappen» vervangen door: reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.

P

In artikel 52b, tweede lid, tweede volzin, wordt «naam, handelsmerk, logo of beeldmerk» vervangen door: naam of (beeld)merk.

Q

Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zesde lid vervalt «en tijdige».

2. Het zevende en achtste lid worden vervangen door:

7. Artikel 167, vierde en zesde lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing op een krachtens het zesde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur.

R

Aan artikel 54 wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Ten minste een derde deel van de programmaonderdelen, bedoeld in het tweede lid, eerste volzin, en het zesde lid, tweede volzin, is niet ouder dan vijf jaar.

S

Artikel 56a, vijfde lid, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «namen, handelsmerken, logo's of beeldmerken» wordt vervangen door: namen of (beeld)merken.

2. De zinsnede «de naam, het handelsmerk, het logo of het beeldmerk» wordt vervangen door: de naam of het (beeld)merk.

T

Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

1°. In onderdeel a wordt «EUR 4,54» vervangen door: € 4,54.

2°. In onderdeel d wordt «na overleg» vervangen door: in overeenstemming met.

2. In het vierde lid wordt «de educatieve omroepinstellingen die zendtijd hebben verkregen» vervangen door: de educatieve omroepinstelling die zendtijd heeft verkregen.

U

Aan artikel 64c wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op bijdragen van overheidsinstellingen en andere instellingen dan bedoeld in artikel 1, onderdeel ll.

V

In artikel 66, tweede lid, eerste volzin, wordt na «toewijzing» ingevoegd: en intrekking.

W

In artikel 67, tweede lid, eerste volzin, wordt na «toewijzing» ingevoegd: en intrekking.

X

In artikel 71c, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 71k» vervangen door: artikel 71u.

Y

Paragraaf 2 van Hoofdstuk IV wordt vervangen door twee nieuwe paragrafen, luidende:

§ 2. Rechten en verplichtingen ten aanzien van de programma's van commerciële omroepinstellingen

Artikel 71e

1. Iedere commerciële omroepinstelling bepaalt, onverminderd het bij of krachtens de wet bepaalde, vorm en inhoud van haar programma en is daarvoor verantwoordelijk.

2. De artikelen 52d en 53 zijn van overeenkomstige toepassing op een commerciële omroepinstelling en op het door haar verzorgde programma.

Artikel 71f

1. Reclameboodschappen of telewinkelboodschappen die zijn opgenomen in het programma van een commerciële omroepinstelling zijn als zodanig herkenbaar en door optische of akoestische middelen duidelijk onderscheiden van de andere programmaonderdelen. Er wordt geen gebruik gemaakt van subliminale technieken.

2. De blokken van telewinkelboodschappen, bedoeld in artikel 71g, zesde lid, zijn gedurende de gehele uitzending daarvan door optische middelen als zodanig herkenbaar en door optische en akoestische middelen duidelijk onderscheiden van de andere programmaonderdelen.

Artikel 71g

1. Het programma van een commerciële omroepinstelling bestaat voor ten hoogste vijftien procent van de totale duur per dag uit reclameboodschappen.

2. Het programma van een commerciële omroepinstelling bestaat voor ten hoogste twintig procent van de totale duur per dag uit telewinkelboodschappen.

3. Het programma van een commerciële omroepinstelling bestaat voor ten hoogste twintig procent van de totale duur per dag uit een combinatie van reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.

4. Het programma van een commerciële omroepinstelling bestaat voor ten hoogste twaalf minuten per uur uit reclameboodschappen of telewinkelboodschappen.

5. Reclameboodschappen in televisieprogramma's, of telewinkelboodschappen worden uitsluitend uitgezonden in blokken die, met inbegrip van de eventuele omlijsting, ten minste anderhalve minuut duren.

6. In het programma van een commerciële omroepinstelling zijn ten hoogste acht blokken van telewinkelboodschappen per dag opgenomen, die per blok zonder onderbreking ten minste vijftien minuten duren en waarvan de totale duur ten hoogste drie uur per dag is. Het tweede tot en met vijfde lid zijn niet van toepassing op deze blokken van telewinkelboodschappen.

Artikel 71h

1. Programmaonderdelen van commerciële omroepinstellingen worden uitsluitend onderbroken door reclameboodschappen of telewinkelboodschappen, indien de onderbreking geen afbreuk doet aan de integriteit, het karakter en de samenhang van het desbetreffende programmaonderdeel of aan de rechten van rechthebbenden.

2. Programmaonderdelen, bestaande uit de weergave van godsdienstige of levensbeschouwelijke samenkomsten, worden niet onderbroken door reclameboodschappen of telewinkelboodschappen.

3. De volgende programmaonderdelen worden uitsluitend onderbroken door reclameboodschappen of telewinkelboodschappen, indien zij ten minste dertig minuten duren:

a. programmaonderdelen, bestaande uit nieuws of commentaar op het nieuws;

b. programmaonderdelen van godsdienstige of geestelijke aard, niet zijnde programmaonderdelen als bedoeld in het tweede lid;

c. programmaonderdelen die bestemd zijn voor minderjarigen beneden de leeftijd van twaalf jaar; en

d. niet-gedramatiseerde documentaires.

4. Films worden uitsluitend onderbroken door reclameboodschappen of telewinkelboodschappen, indien zij ten minste vijfenveertig minuten duren.

5. Onverminderd het vierde lid, worden films ten hoogste eenmaal per volledig tijdvak van vijfenveertig minuten onderbroken door reclameboodschappen of telewinkelboodschappen. Indien een film ten minste twintig minuten langer duurt dan twee of meer volledige tijdvakken van vijfenveertig minuten, kan hij nog eenmaal worden onderbroken.

Artikel 71i

1. Bij opeenvolgende onderbrekingen door reclameboodschappen of telewinkelboodschappen in één programmaonderdeel voor televisie worden tussenpozen van ten minste twintig minuten in acht genomen.

2. In afwijking van het eerste lid, worden programmaonderdelen voor televisie die bestaan uit het verslag van een evenement uitsluitend onderbroken door reclameboodschappen of telewinkelboodschappen tijdens de in het evenement voorkomende gebruikelijke pauzes of tussen de daarin voorkomende gebruikelijke zelfstandige onderdelen.

Artikel 71j

1. In afwijking van artikel 71g, eerste, vierde en vijfde lid, is het een commerciële omroepinstelling toegestaan een televisieprogramma te verzorgen dat uitsluitend bestaat uit ten behoeve van zelfpromotie uitgezonden reclameboodschappen.

2. In een programma als bedoeld in het eerste lid mogen andere reclameboodschappen worden opgenomen, met inachtneming van de bepalingen die op het uitzenden daarvan van toepassing zijn.

3. In afwijking van artikel 71g, tweede tot en met zesde lid, is het een commerciële omroepinstelling toegestaan een programma te verzorgen dat uitsluitend bestaat uit telewinkelboodschappen.

4. In een programma als bedoeld in het derde lid mogen reclameboodschappen worden opgenomen, met inachtneming van de bepalingen die op het uitzenden daarvan van toepassing zijn.

Artikel 71k

1. De programmaonderdelen van een commerciële omroepinstelling worden uitsluitend gesponsord, indien die instelling een programmastatuut tot stand heeft gebracht waarin ten minste waarborgen zijn opgenomen voor de redactionele onafhankelijkheid van haar werknemers, belast met de samenstelling van de programma's, ten opzichte van de sponsors.

2. Aan het begin of aan het einde van een gesponsord programmaonderdeel worden, ter informatie van het publiek, alle sponsors vermeld. De vermelding gebeurt door middel van naam of (beeld)merk en is zodanig vormgegeven dat zij niet voldoet aan de definitie van reclameboodschap, bedoeld in artikel 1, onderdeel kk.

3. In een gesponsord programmaonderdeel mogen producten of diensten van een sponsor worden vermeld of getoond, indien het publiek niet door middel van specifieke aanprijzingen of anderszins wordt aangespoord tot het kopen of huren van die producten of tot het afnemen van die diensten.

4. Commerciële omroepinstellingen bedingen of aanvaarden geen sponsorbijdragen van personen, bedrijven of instellingen:

a. die zich voornamelijk bezighouden met de productie of verkoop van sigaretten of andere tabaksproducten, of

b. die gebruik maken van namen of (beeld)merken die tevens worden gebruikt door personen, bedrijven of instellingen als bedoeld in onderdeel a, of daarmee een zo sterke gelijkenis vertonen dat het publiek redelijkerwijs de indruk krijgt dat het mede de naam of het (beeld)merk van een persoon, bedrijf of instelling als bedoeld in onderdeel a betreft.

5. Programmaonderdelen van commerciële omroepinstellingen die toestemming hebben verkregen, bestaande uit nieuws, actualiteiten of politieke informatie, worden niet gesponsord.

6. Indien een gesponsord programmaonderdeel uit het buitenland is aangekocht en aldaar ten behoeve van het buitenlandse publiek reeds als programma is uitgezonden, is dit artikel slechts van toepassing voor zover de sponsorbijdragen worden verstrekt ten behoeve van de aankoop van het programmaonderdeel door de commerciële omroepinstelling.

7. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op een programmaonderdeel waarvoor een overheidsinstelling of een andere instelling dan bedoeld in artikel 1, onderdeel ll, een financiële of andere bijdrage heeft verstrekt ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van dat programmaonderdeel, teneinde de uitzending daarvan als programmaonderdeel te bevorderen of mogelijk te maken.

Artikel 71l

1. Aan het begin of aan het einde van een programmaonderdeel van een commerciële omroepinstelling bestaande uit het verslag of de weergave van een evenement dat niet voornamelijk bestemd is om als programmaonderdeel te worden uitgezonden, mogen de namen of (beeld)merken van die personen, bedrijven of instellingen, die een financiële of andere bijdrage hebben verstrekt aan de totstandkoming van het evenement, worden vermeld of getoond. De vermelding of vertoning is zodanig vormgegeven dat zij niet voldoet aan de definitie van reclameboodschap, bedoeld in artikel 1, onderdeel kk.

2. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van personen, bedrijven of instellingen;

a. die zich voornamelijk bezighouden met de productie of verkoop van sigaretten of andere tabaksproducten; of

b. die gebruik maken van namen of (beeld)merken die tevens worden gebruikt door personen, bedrijven of instellingen als bedoeld in onderdeel a, of daarmee een zo sterke gelijkenis vertonen dat het publiek redelijkerwijs de indruk krijgt dat het mede de naam of het (beeld)merk van een persoon, bedrijf of instelling als bedoeld in onderdeel a betreft.

Artikel 71m

1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 71j, 71k, tweede en derde lid, en 71l, eerste lid, worden in de programma's van commerciële omroepinstellingen geen namen, (beeld)merken, producten, diensten of activiteiten van personen, bedrijven of instellingen vermeld of getoond, indien de desbetreffende commerciële omroepinstelling, naar redelijkerwijs kan worden aangenomen, daarmee beoogt of mede beoogt het publiek te bewegen tot het kopen van een bepaald product of het gebruik maken van een bepaalde dienstverlening, dan wel gunstig te stemmen ten aanzien van een bepaald bedrijf, een bedrijfstak of een bepaalde instelling teneinde de verkoop van producten of de afname van diensten te bevorderen.

2. Het vermelden of tonen van een naam, (beeld)merk, product, dienst of activiteit van een persoon, bedrijf of instelling in een programma wordt geacht te geschieden met het oogmerk, bedoeld in het eerste lid, indien zulks tegen betaling geschiedt.

3. Het Commissariaat voor de Media kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het eerste lid.

4. Dit artikel is niet van toepassing op reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.

Artikel 71n

1. Het televisieprogramma van een commerciële omroepinstelling bestaat voor ten minste vijftig procent uit programmaonderdelen die kunnen worden aangemerkt als Europese producties in de zin van artikel 6 van de Europese richtlijn.

2. Het televisieprogramma van een commerciële omroepinstelling, bestaat voor ten minste tien procent uit programmaonderdelen als bedoeld in het eerste lid, die niet zijn geproduceerd door:

a. de desbetreffende commerciële omroepinstelling, of een andere instelling die een programma verzorgt;

b. een rechtspersoon waarin een instelling die een programma verzorgt, al dan niet door middel van een of meer van haar dochtermaatschappijen, een belang van meer dan vijfentwintig procent heeft;

c. een rechtspersoon waarin twee of meer instellingen die een programma verzorgen, al dan niet door middel van een of meer van hun onderscheidene dochtermaatschappijen, tezamen een belang van meer dan vijftig procent hebben; of

d. een vennootschap waarin een instelling die een programma verzorgt, dan wel een of meer van haar dochtermaatschappijen, als vennoot volledig jegens schuldeisers aansprakelijk is voor de schulden.

3. Ten minste een derde deel van de programmaonderdelen, bedoeld in het tweede lid, is niet ouder dan vijf jaar.

4. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende programmaonderdelen voor televisie buiten beschouwing gelaten:

a. programmaonderdelen, bestaande uit nieuws;

b. programmaonderdelen die betrekking hebben op sport;

c. programmaonderdelen die het karakter van een spel hebben, met uitzondering van programmaonderdelen van culturele of educatieve aard, die mede het karakter van een spel hebben;

d. programmaonderdelen, bestaande uit reclameboodschappen of telewinkelboodschappen; en

e. programmaonderdelen, bestaande uit stilstaande beelden.

5. Dit artikel is niet van toepassing op:

a. een televisieprogramma dat in slechts één gemeente of een beperkt aantal aan elkaar grenzende gemeenten kan worden ontvangen;

b. televisieprogramma's als bedoeld in artikel 71j;

c. televisieprogramma's die uitsluitend bestemd zijn voor ontvangst in andere dan de lidstaten van de Europese Unie en die niet direct of indirect kunnen worden ontvangen door het publiek in één of meer lidstaten van de Europese Unie.

6. Het Commissariaat voor de Media kan in bijzondere gevallen ten aanzien van een bepaalde commerciële omroepinstelling tijdelijk gedeeltelijke ontheffing verlenen van het eerste lid, met dien verstande dat het percentage niet lager gesteld kan worden dan tien.

Artikel 71o

1. Het televisieprogramma van een commerciële omroepinstelling bestaat voor ten minste veertig procent uit oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige programmaonderdelen.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald welk percentage van de in het eerste lid bedoelde programmaonderdelen ten minste wordt voorzien van ondertiteling ten behoeve van mensen met een auditieve beperking.

3. Het Commissariaat voor de Media kan in bijzondere gevallen ten aanzien van een bepaalde commerciële omroepinstelling desgevraagd en onder voorwaarden de in het eerste en tweede lid bedoelde percentages lager vaststellen.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op een programma voor bijzondere omroep.

Artikel 71p

Een commerciële omroepinstelling neemt in haar programma geen films op buiten de met de rechthebbenden op de film overeengekomen periodes.

Artikel 71q

De artikelen 71g, 71h, tweede tot en met vijfde lid, 71i, 71j, 71l en 71n tot en met 71p zijn niet van toepassing op een televisieprogramma dat niet direct of indirect buiten Nederland ontvangen kan worden, en dat:

a. voorzover het de beeldinhoud betreft, uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestaat uit stilstaande beelden; of

b. hoofdzakelijk bestaat uit informatie met betrekking tot de door middel van een omroepzender of omroepnetwerk aangeboden programma's en diensten.

§ 3. Overige rechten en verplichtingen van commerciële omroepinstellingen

Artikel 71r

Een commerciële omroepinstelling die programmaonderdelen bestaande uit reclameboodschappen verzorgt, draagt er zorg voor dat zij aangesloten is bij de Nederlandse Reclame Code of een vergelijkbare door de Stichting Reclame Code tot stand gebrachte regeling en ter zakeonderworpen is aan het toezicht van de Stichting Reclame Code. De commerciële omroepinstelling toont dit aan door middel van een aan het Commissariaat voor de Media over te leggen schriftelijke verklaring van de Stichting Reclame Code.

Artikel 71s

Een commerciële omroepinstelling brengt in overeenstemming met de werknemers die zijn belast met de samenstelling van programma's, een programmastatuut tot stand waarin de journalistieke rechten en plichten van deze werknemers worden geregeld.

Artikel 71t

Het is een commerciële omroepinstelling niet toegestaan een programmaonderdeel als bedoeld in artikel 51d, tweede lid, voor zover het betreft een onderdeel van een televisieprogramma waarvan de verspreiding in Nederland slechts mogelijk is na verwerving van de daarop betrekking hebbende rechten, uit te zenden of te doen uitzenden, indien:

a. de commerciële omroepinstelling niet tijdig aan de Stichting heeft medegedeeld dat zij de rechten, bedoeld in de aanhef, wenst te verwerven met uitsluiting van de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep; en

b. de Stichting binnen een redelijke termijn na de mededeling, bedoeld in onderdeel a, aan de commerciële omroepinstelling te kennen heeft gegeven dat zij of een andere instelling die zendtijd heeft verkregen voor landelijke omroep, het desbetreffende programmaonderdeel in haar programma wenst op te nemen.

Artikel 71u

1. Een commerciële omroepinstelling is aan het Commissariaat voor de Media jaarlijks een bedrag verschuldigd ter vergoeding van de kosten die verbonden zijn aan het toezicht.

2. De hoogte van de verschuldigde bedragen wordt vastgesteld bij regeling van Onze Minister, die hierbij een onderscheid maakt tussen radio- en televisieprogramma's en voorts in ieder geval rekening houdt met de gemiddelde duur van de uitzendingen en met het aantal huishoudens in Nederland, dat het programma kan ontvangen.

3. Een commerciële omroepinstelling voldoet jaarlijks het met toepassing van artikel 128 vastgestelde bedrag aan het Commissariaat. Het Commissariaat stelt dit bedrag ter beschikking van Onze Minister.

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven met betrekking tot de betaling van voorschotten op hetgeen een commerciële omroepinstelling ingevolge deze wet aan het Commissariaat verschuldigd zal zijn.

Artikel 71v

Een commerciële omroepinstelling doet jaarlijks aan het Commissariaat voor de Media een opgave toekomen van het aantal huishoudens in Nederland, dat het programma op een door het Commissariaat te bepalen peildatum kan ontvangen.

Artikel 71w

Als inbreuk op het auteursrecht op enig geschrift inhoudende opgaven van uit te zenden programma's, vervaardigd door of in opdracht van een commerciële omroepinstelling, wordt voor de burgerrechtelijke aansprakelijkheid mede beschouwd het verveelvoudigen of openbaar maken van lijsten of andere opgaven van die programma's anders dan met toestemming van de desbetreffende commerciële omroepinstelling, tenzij wordt bewezen dat de gegevens in die lijsten of andere opgaven niet direct of indirect zijn ontleend aan enig geschrift als bedoeld in de aanhef van dit artikel.

Artikel 71x

1. Indien een omroepvereniging die een erkenning, onderscheidenlijk een voorlopige erkenning, heeft verkregen, voornemens is na afloop van de periode waarvoor erkenning, onderscheidenlijk voorlopige erkenning, is verleend als commerciële omroepinstelling een programma te verzorgen, dan wel een belang te verwerven in een commerciële omroepinstelling, meldt zij dit aan het Commissariaat voor de Media.

2. Na de melding is het die omroepvereniging in het laatste jaar van de periode waarvoor de erkenning, onderscheidenlijk voorlopige erkenning, is verleend toegestaan die activiteiten te verrichten die noodzakelijk zijn om ervoor zorg te dragen dat zij of de rechtspersoon waarin zij een belang verwerft, na afloop van de periode waarvoor de erkenning, onderscheidenlijk voorlopige erkenning, is verleend als commerciële omroepinstelling een programma kan verzorgen. Indien zij daardoor niet meer voldoet aan een of meer van de eisen genoemd in artikel 14, eerste lid, wordt zij voor de toepassing van de wet toch aangemerkt als een omroepvereniging.

Z

Artikel 72, eerste lid, komt te luiden:

1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt een lijst opgesteld van evenementen die, indien zij als een onderdeel van een televisieprogramma worden uitgezonden, in ieder geval worden uitgezonden op een open net. Daarbij kan worden bepaald welke van die evenementen tevens worden aangemerkt als evenementen als bedoeld in artikel 3 bis van de Europese richtlijn.

Za

In artikel 76a, eerste lid, wordt «reclameboodschappen» vervangen door: reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.

AA

In artikel 98b, tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 18b, tweede lid, onderdelen a en f» vervangen door: artikel 18b, tweede lid, onderdelen a en d.

BB

Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 18b, tweede lid, onderdelen a en f» vervangen door: artikel 18b, tweede lid, onderdelen a en d.

2. In het tweede lid, onderdeel d, wordt «alsmede de gelden, bedoeld in artikel 106a» vervangen door: de gelden, bedoeld in artikel 106a, alsmede de uitkeringen, bedoeld in artikel 170c, tweede lid,.

CC

In artikel 109e, eerste lid, tweede volzin, wordt «EUR 22 689» vervangen door: € 22 689.

CCa

In artikel 128, eerste lid, wordt «reclameboodschappen» vervangen door: reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.

DD

Artikel 134, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «en 40 tot en met 41» vervangen door: 40 tot en met 41.

2. Onderdeel b, komt te luiden:

b. de artikelen 98b tot en met 99a, 103b, 106a en 107 tot en met 109e;.

EE

Artikel 135 komt te luiden:

Artikel 135

1. Het Commissariaat voor de Media kan de Stichting, de verzorger van een programma dat door middel van een omroepzender of een omroepnetwerk wordt uitgezonden, de aanbieder van een omroepzender of een omroepnetwerk en de Wereldomroep een bestuurlijke boete opleggen:

a. van ten hoogste € 225 000,– per overtreding, bij overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 71t, 72, 73, 82i, 82j, 82f, 82k, tweede lid, 173 en 174;

b. van ten hoogste € 135 000,– per overtreding, bij overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 13c, 39b, 41a, 43b, 43c, 48 tot en met 52, 53, zesde lid, 53a tot en met 58, 61a tot en met 68, 71a, 71e tot en met 71s, 76, vierde lid, 82a tot en met 82e, 82h, 161, 166, 167c en 168;

c. van ten hoogste € 35 000,–, per overtreding, bij overtreding van het bepaalde bij of krachtens enig ander bij of krachtens deze wet gesteld voorschrift of artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.

2. Het Commissariaat draagt de opbrengst van de bestuurlijke boeten af aan Onze Minister. De afgedragen opbrengst dient ter aanwending voor door Onze Minister te bepalen mediadoeleinden in brede zin.

FF

Artikel 165a vervalt.

FFa

In artikel 166, tweede lid, onderdeel b, wordt «reclameboodschappen» vervangen door: reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.

GG

Na artikel 166 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 167

1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de regels worden gesteld die noodzakelijk zijn voor uitvoering van bindende besluiten van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen die zich richten op een in deze wet geregeld onderwerp. Daarbij kunnen tevens overeenkomstige regels worden gesteld ten aanzien van verzorgers van radioprogramma's en de door hen verzorgde programma's.

2. Indien uitvoering van een bindend besluit als bedoeld in het eerste lid noodzaakt tot wijziging van deze wet binnen een termijn van twaalf maanden na de datum van dagtekening van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen waarin dat besluit bekend is gemaakt, kan ter uitvoering van dat besluit bij algemene maatregel van bestuur tijdelijk worden afgeweken van deze wet. Het eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

3. Indien uitvoering van een bindend besluit als bedoeld in het eerste lid noodzaakt tot wijziging van deze wet of van een krachtens deze wet vastgestelde algemene maatregel van bestuur binnen een termijn van vier maanden na de datum van dagtekening van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen waarin dat besluit bekend is gemaakt, kan ter uitvoering van dat besluit bij ministeriële regeling tijdelijk worden afgeweken van deze wet respectievelijk die algemene maatregel van bestuur. Het eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing. De regeling wordt in het Staatsblad geplaatst.

4. Tenzij de maatregel strekt tot uitvoering van een Europese verordening wordt de voordracht voor een krachtens het eerste of tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Artikel 1:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is niet van toepassing.

5. Tenzij de regeling strekt tot uitvoering van een Europese verordening wordt een krachtens het derde lid vast te stellen regeling niet eerder vastgesteld dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Artikel 1:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is niet van toepassing.

6. Een voorstel van wet om de afwijking, bedoeld in het tweede of derde lid, te beëindigen, wordt zo spoedig mogelijk ingediend. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur om de afwijking daarvan, bedoeld in het derde lid, te beëindigen wordt zo spoedig mogelijk gedaan.

HH

Artikel 169 komt te luiden:

Artikel 169

1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de artikelen 43b, tweede lid, 61a en 71r buiten werking worden gesteld en kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van de artikelen 12, 15 en 16 van de Europese richtlijn, voor zover dat noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van de Europese richtlijn.

2. Artikel 167, vierde en zesde lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing op een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur.

II

Artikel 170, tweede lid, wordt vervangen door:

2. De stichting heeft tot taak het verstrekken van financiële bijdragen aan omroepverenigingen, de Stichting, de Programmastichting, de educatieve omroepinstelling, dan wel kerkgenootschappen of genootschappen op geestelijke grondslag die zendtijd hebben verkregen voor landelijke omroep, de instellingen die zendtijd hebben verkregen voor regionale omroep, alsmede de Wereldomroep, voor de ontwikkeling en vervaardiging van programmaonderdelen en programmamateriaal ten behoeve van activiteiten als bedoeld in artikel 13c, derde lid, van bijzondere Nederlandse culturele aard.

JJ

Artikel 171 komt te luiden:

Artikel 171

Een wijziging van de Europese richtlijn gaat voor de toepassing de artikelen 4, 54, 71n, 72, 73, en 76 en de daarop berustende bepalingen gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

KK

Artikel 175 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «41a, tweede en derde lid,» vervalt.

2. De zinsnede «71g, tweede en derde lid, 73, vierde lid,» wordt vervangen door: 71o, tweede lid,.

ARTIKEL II

In afwijking van artikel 15, vierde lid, tweede volzin, van de Mediawet, kunnen leden van het bestuur van de Nederlandse Programma Stichting, die voor de eerste keer zijn benoemd in de loop van de op 1 januari 2000 geëindigde vijfjarige termijn, bedoeld in artikel 15, vierde lid, van de Mediawet, zoals dat artikellid luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet, en die met ingang van 1 januari 2000 zijn herbenoemd, een tweede maal worden herbenoemd voor een termijn van vier jaar.

ARTIKEL III

Na de inwerkingtreding van deze wet berust de Regeling toezichtskosten commerciële omroep op artikel 71u, tweede lid, van de Mediawet.

ARTIKEL IV

Ten aanzien van overtredingen van het bij of krachtens de Mediawet bepaalde die begaan zijn voor het tijdstip van inwerkingtreding, alsmede ten aanzien van voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aangevangen bezwaar- en beroepsprocedures, blijft het recht zoals dat gold op de dag voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van toepassing.

ARTIKEL V

Artikel I, onderdeel TTT, van de wet van 23 maart 2000 (Stb. 138) tot wijziging van de Mediawet in verband met de invoering van een vernieuwd concessiestelsel voor de landelijke publieke omroep, vervalt.

ARTIKEL VI

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Naar boven